Beste Babah Tarawally,
Je bent een nieuwe collega: je bent de gloednieuwe columnist van dagblad Trouw. Aangenaam. Je omschrijft jezelf als ‘bruggenbouwer’, zelfs in het rijke aanbod van lege terminologie een hoogvlieger.
In je eerste column ging het over een vliegreis die je recent maakte. Je zat naast iemand die nogal wat ruimte innam. Iedereen die weleens vliegt, kent dat. Sterker: het is de reden dat de businessclass is uitgevonden. Als je geen last wilt hebben van je buren: betaal het dubbele en ze zitten een meter verder. In de trein heb je ook buren, maar het cruciale verschil is de armleuning. Die is in vliegtuigen zo ontworpen dat er maar één elleboog op past. Vaak geldt: eerst komt, eerst maalt. Ben je te laat, dan moet je wachten tot je buurman een keer een hap neem of een slok, en dan kun je toeslaan en de leuning claimen. Tot je zelf je arm heft en de leuning weer kwijt bent.
Het is een strijd die je allerlei symbolische betekenissen zou kunnen toekennen, net als andere gedragingen in het vliegtuig: het aantal keren dat iemand met een raamstoel de twee mensen naast zich laat opstaan omdat hij naar het toilet wil, of de snelheid en mate van aankondiging waarmee iemand zijn stoel naar achteren kantelt.
Wat is volgens jou de essentie van al die gedragingen? Ras. Jouw buurman was blank (‘wit’), en stond daarmee voor jou symbool voor het gedrag van de Witte Man. Je hele verdere column is een beoordeling op basis van ras van je buurman (‘Willem van Oranje’) en zijn ‘soortgenoten’.
Hier dient zich een probleem aan. Het probleem is namelijk dat ik zelf blank (‘wit’) ben en dus in jouw logica niet weet hoe het is om in een vliegtuig als zwarte man naast een blanke man te zitten, en dús geen recht van spreken heb. Dat eerste klopt, dat tweede daarmee nog niet. Maar ziehier het maatschappelijk debat over identiteit in een notendop: een kwestie van diskwalificatie, ironisch genoeg vrijwel altijd op basis van ras en sekse.
Bovendien is het dogma dat reverse racism niet bestaat, altijd gevolgd door een uitleg over machtsstructuren. Ook hier geldt: die uitleg klopt vaak grotendeels, maar daar volgt omgekeerd racisme niet uit. Wie in zijn leven meer dan een paar uur in sportkleedkamers heeft doorgebracht, weet dat de opmerkingen van Marokkanen over Turken en Surinamers over Marokkanen verdacht veel lijken op die van Nederlanders over Marokkanen. En wie geen kleedkamertaal kent en toch een indruk wil krijgen van omgekeerd racisme: luister hoe een bruggenbouwer het woord ‘soortgenoten’ gebruikt.