Ik zit graag en vaak binnen. Ik hoef ook nergens heen. Dat is – naast geen files en geen collega’s – een van de grote voordelen van thuis werken. Zodra er op tv een weerman in beeld komt, zap ik ook altijd weg. Kan mij het rotten wat voor weer het wordt. Ik zit toch lekker binnen m’n centen bij elkaar te tikken.
Zolang er water uit de kraan komt, de plee doortrekt en het internet met een MB’tje of 100 binnenkomt, mag buiten wat mij betreft de meteorologische apocalyps losbreken. Regent het en is de koelkast leeg? Check ik buienradar. Er is altijd wel een gaatje om effe snel op en neer naar de supermarkt te hollen. Zijn de straten spekglad van ijzel of aangestampte sneeuw? Bestel ik een pizza. Laat die bezorger z’n nek maar breken. Daar wordt ie tenslotte voor onderbetaald.
Maar dan komt de zomer en wordt het warm weer. Begrijp me niet verkeerd, ik vind warm weer prima. Voor mij is warm weer zoiets als wel of geen schijfje citroen in je glas cola. I don’t care either way. Ik kan er ook goed tegen. Niet dat lamlendige gezweet. Niet dat oer-Hollandsche gezeik, gezemel en gezeur van ‘wat is het bloedverziekend heet!’ om vervolgens op Corfu keihard all-inclusive te gaan liggen bakken in de zon zodat je jezelf acht dagen later voor de terugvlucht met Ryanair kan laten inchecken als handbagage, bruin leren handtas die je er bent.
Nee, of het nu 32 graden Celsius is met een blikje Heineken of een fles Mythos in de hand, mij maakt het geen fluit uit. Wat me wel wat uitmaakt, is dat ik me met dit warme weer plots moet gaan lopen verantwoorden. Niet zozeer aan een ander, maar aan mezelf. ‘Wat?! Zit je binnen?!’ zegt een stemmetje in m’n kop. ‘Het is buiten hartstikke lekker, gek! Ben je een sneue, mensenschuwe kluizenaar of zo?!’
Het stemmetje blijft zeuren tot ik een zwembroek en een handdoek inpak, op m’n fiets stap en naar het dichtstbijzijnde meertje fiets. Daar ga ik dan eerst wat liggen verbranden – want ik ben uiteraard de zonnebrand vergeten – om vervolgens een verfrissende duik te nemen. ‘Goed zo!’ zegt het stemmetje. ‘Net een normaal mens!’ Ondertussen hoop ik dat er blauwalg in het water zit en ik diarree krijg. Dan kan ik morgen zonder schuldgevoel weer fijn heel de dag binnen zitten.