In huize-Struis werd alles op de 25ste juni 1978 in gereedheid gebracht voor een fijn avondje voetbal. Ik was 13 jaar en had bijna alle wedstrijden tot me genomen. Waarbij die van het thuisland – naast die van Oranje – het meest tot de verbeelding spraken. Als ik om middernacht de tv aanzette, de rest van het gezin sliep, waande ik me in een andere, bijna magische wereld. Het pandemonium waarmee de duels van Argentinië gepaard ging had ik bij HFC Haarlem, mijn referentiekader, nog nooit meegemaakt.
Iedereen leek compleet uit zijn dak te gaan, zowel binnen als buiten de lijnen. Geïmponeerd en geïntimideerd door de zinderende ambiance gingen bijna alle tegenstanders voor de bijl, hoewel er aan de 6-0 tegen Peru − Argentinië had een zege met vier goals verschil nodig om Brazilië op doelsaldo te passeren − een kwalijk riekende omkopingslucht kleefde die ook veertig jaar na dato nog steeds niet is opgetrokken.
Het bewind van Videla, de generaal die via een coup aan de macht was gekomen en tegenstanders van zijn regime op barbaarse wijze (maar dus niet met behulp van Julio Poch) uit de weg liet ruimen, had een WK-zege nodig om het volk tevreden te houden en dat scenario leek uit te komen. Enkel het nietige Nederland stond een wereldtitel in de weg, maar dat leek geen onoverkomelijke barrière. Ook al omdat Happel geen beroep kon doen op de robuuste keeper Piet Schrijvers die in de wedstrijd tegen Italië geblesseerd was geraakt. Zijn vervanger heette Jan Jongbloed, de man die alleen naar de grond ging als het echt niet anders kon. Zelfs een zwembad had een slechte aan de keeper die zelden of nooit dook, zie ook de finale van 1974.
Afijn, de afloop is bekend. Invaller Nanninga, beroemd vanwege zijn uitspraak dat hij vijandelijke kogels zou terugkoppen, repareerde in eer- ste instantie nog de opgelopen schade, maar in de verlenging was er geen houden meer aan. Kempes scoorde nog een tweede treffer, Bertoni gaf Oranje de genadeklap. In huize-Struis gingen die zondagavond vroeg de lichten uit.
Maar ertussenin zat het moment waarover we tot in lengte van dagen zouden blijven praten. Te vergelijken met de een-tegen-een van Arjen Robben versus Iker Casillas 32 jaar later. Met dien verstande dat de actie van Rob Rensenbrink zich afspeelde in de slotminuut van de finale. De hoek was extreem lastig, het was al knap dat de aanvaller de bal richting doel dirigeerde.
Duizenden kilometers verderop hielden we onze adem in op de doorleefde driezitsbank. Die stuiterbal, het zou toch niet? Nee, de paal stond een wereldtitel in de weg, zoals in 2010 een teennagel de weg versperde naar eeuwige roem. Een schrale troost: aanvoerder Ruud Krol hoefde niet langs dictator Videla, hoefde niet diens met bloed besmeurde handen te schudden. Het was misschien beter zo. Maar toch, die paal.
Bijna veertig jaar later sta ik oog in oog met De Paal der Palen. Met z’n zessen zijn we afgereisd naar Buenos Aires, voor een trip van een week. Niet alleen gevuld met voetbal, we nemen op donderdag ook een kijkje op het Plaza de Mayo, waar de laatste overgebleven Dwaze Moeders met hun witte hoofddoekjes hun wekelijkse ronde over het plein houden om opheldering te vragen over het lot van hun verdwenen zonen en dochters ten tijde van het Videla-regime.
Minder emotioneel beladen zijn een fietstochtje door de hoofdstad, een bezoek aan het graf van Eva Perón en de oversteek van de Rio de la Plata naar Uruguay. Ook probeert een van ons op de Plaza Dorrego in de wijk San Telmo de edele beginselen van de tango onder de knie te krijgen. We eten grote lappen vlees en spoelen die weg met liters Quilmes, het plaatselijke bier.
Maar voetbal blijft het hoofdgerecht. We storten ons in het gevecht om toegang te krijgen tot La Bombonera, het fraaie onderkomen van Boca Juniors. Ja, we hebben geldige entreekaarten voor de wedstrijd tegen Defensa y Justicia, maar probeer maar eens in alle chaos de juiste route naar de juiste toegangspoort te vinden. Eenmaal – flink bezweet – binnen laven we ons aan de gekte op de tribune achter een van de doelen, waar de harde kern een levend organisme vormt, krioelend over de rangen. Het voetbal is van Keuken Kampioen-divisieniveau, maar de gekte vergoedt alles, zeker als Benedetto de enige goal van de wedstrijd maakt.
Een paar dagen later staan we in een andere immense rij, die voor Estadio Libertadores de América, het stadion van Independiente, voor een wedstrijd om de Copa Sudamericana, de Zuid-Amerikaanse tegenhanger van de Europa League, tegen Alianza Lima uit Peru. Waag het niet om je met een teennagel buiten het gebaande pad te begeven of de oproerpolitie sleurt je zonder mededogen de rij weer in.
Als mede-rijgenoten horen dat we uit Nederland komen, wordt er niet gerefereerd aan de heroïek van 1978 toen Oranje centimeters tekort kwam voor goud, nee, de deplorabele staat van ons huidige voetbal wordt erbij gehaald. Dat we geen deuk in een pakje boter schoppen, dat we de risee van het voetbal zijn. Ze zien er wat onguur uit, deze fans van Independiente, dus lachen we maar wat schaapachtig mee. Even later zien we weer een erbarmelijke vertoning, eindigend in 0-0.
We overwegen nog even om een potje in de krochten van het Argentijnse voetbal te aan- schouwen, maar een taxichauffeur raadt ons ten sterkste af om vierdedivisionist Dock Sud te bezoeken. ‘Veel te gevaarlijk, daar zou ik niet eens m’n hond op afsturen.’ Wijselijk besluiten we om een andere invulling te zoeken.
Die vinden we in El Monumental, de thuishaven van River Plate en de plek waar het veertig jaar geleden allemaal gebeurde. Ter opwarming van de rondleiding die ons uiteindelijk oog in oog met De Paal moet brengen lopen we rond in het museum. Natuurlijk is er een gedeelte gewijd aan de finale van 1978. Foto’s en krantenkoppen uit die tijd schreeuwen ons toe. Argentina, Campeón Mundial met daarbij de foto van Passarella met de gouden trofee. We slikken wat weg, soms heelt de tijd niet alle wonden.
Een alleraardigst meisje leidt ons rond door het stadion en dan is het moment daar. We hebben uitgezocht welke paal de befaamde Rensenbrink-paal moet zijn aan de hand van de tv-camera-opstelling uit die tijd. Natuurlijk hebben we niet de illusie dat het Dé Paal is, we nemen aan dat ie in veertig jaar tijd heus wel een keer vervangen zal zijn. Maar toch, naar ons idee is dit De Paal die onze wereldtitel in de weg stond.
We willen eropaf sprinten, maar de rondleidster houdt ons tegen. Het is streng verboden om het gras te betreden, houdt ze ons voor. We knikken braaf van ja, maar loeren op onze kans. We willen De Paal minimaal beroeren, met bloed besmeuren of doormidden zagen is ook weer zo wat. Het meisje doorziet onze bedoelingen en houdt ons continu in de gaten. En zomaar het veld oprennen willen we haar ook niet aandoen, misschien raakt ze haar baantje wel kwijt. Dus zit er niets anders op dan De Paal op afstand te bekijken en te fotograferen.
We proberen ons een voorstelling te maken van hoe het er veertig jaar geleden aan toeging. De blauwwitte confettiregen, de hectiek, de keiharde wedstrijd. De tv-beelden van toen staan op het netvlies gebrand, maar komen hier in een aangenaam zonnetje maar niet tot leven. Videla is dood, Messi is geen Maradona, Argentinië is verworden tot toernooivulling, Nederland weet zich niet eens meer te kwalificeren voor een WK. De tijden zijn veranderd. Toch zullen we De Paal van Rensenbrink nooit vergeten.
Lees het hele artikel op Blendle.