'Als de publieke omroep verdwijnt, zal Nederland debiliseren'

Columnist Özcan Akyol vreest dat bezuinigingen bij de publieke omroep zullen leiden tot meer plat amusement op tv, want dat levert de meeste reclame-inkomsten op.

Özcan Akyol

Wie een lans voor de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO) breekt, hoeft niet op veel steun te rekenen, althans niet in het openbaar. De organisatie is zodanig geschoffeerd en gecriminaliseerd dat weinig mensen openlijk hun sympathie voor de zenders durven uit te spreken, omdat ze daarmee ook het onbegrijpelijke megasalaris van PowNews-coryfeeën billijken.

Voor wie het gemist heeft: in de top van die omroep verdienen de mensen grosso modo twee ton per jaar, terwijl ze wanstaltige kuttelevisie maken, die vervolgens op internet wordt verspreid. In het verleden heb ik in dit blad weleens uitgelegd wat de noodzaak van de NPO is, maar dat leverde me vooral verdachtmakingen op, in de trant van: jij hoopt gewoon dat ze je nog meer programma’s toeschuiven. Het euvel van de NPO is juist dat mensen niet meer afhankelijk zijn van die organisatie, maar veel eerder hun heil zoeken op internet – dat geldt voor consumenten en makers.

Wat de NPO doet, in tegenstelling tot commerciële zenders, is het kaf van het koren scheiden, zodat er kwaliteitseisen ontstaan die ons belangrijke televisie opleveren. Ik was vorige week bij de uitreiking van de Nipkowschijf en tussen alle nominaties en winnaars zat geen enkel programma dat door RTL Nederland of SBS is gemaakt, omdat zij geen goede journalistieke producties in huis hebben. Een halfjaar geleden bezocht ik het gala van de Televizier-Ring, een prijs die meer gericht is op amusement, en daar konden de kijkers kiezen tussen programma’s van de NPO en RTL Nederland. Wat aangeeft dat onze publieke zenders in beide genres goed vertegenwoordigd zijn.

De afgelopen dagen ontstond er weer de nodige ophef rond de NPO, na de mededeling dat er gesneden zou worden in het programma Andere Tijden: ze mogen veel minder uitzendingen maken. Eerder kregen Tegenlicht en Argos hetzelfde te horen. Het kan een pressiemiddel zijn om aan de rege- ring te laten zien wat hun gebrek aan welwillendheid teweegbrengt, maar het is ook niet ondenkbaar dat programma’s die de minste advertentieinkomsten genereren als eerste moeten sneuvelen.

Veel vaste kijkers en andere fans van goede televisie zijn nu allerlei campagnes begonnen op sociale media, waarmee ze hun ongenoegen willen uiten over de bezuinigingen. Het riedeltje dat je telkens daarbij hoort is: ‘Laat ze maar kappen met die BN’ers die elke maand op vakantie gaan van onze belastingcenten.’ Daarbij worden stelselmatig Frans Bauer, Lauren Verster en de BNN-reishipsters genoemd. De inhoud van deze kritiek is terecht, maar om de NPO opnieuw aan te wijzen als vijand, zoals rechtse partijen ook stelselmatig doen, zal uiteindelijk contraproductief werken.

In navolging van dit commentaar zou er vanuit de maatschappij en ook de politiek meer getamboereerd moeten worden op wat we allemaal verliezen al de NPO in de toekomst niet meer zijn werk kan doen. Het is geen overdrijving om te zeggen dat we dan getuige zullen zijn van een samenleving die verder debiliseert. Want als ze steeds minder geld overhouden, dan worden de zenders wel gedwongen om plat amusement te maken, want dat levert immers reclame-inkomsten op. Kortom, wie de kwaliteit op televisie wil behouden, zal ondubbelzinnig achter de NPO moeten staan.