Toen Roel van Velzen op 20 maart 1978 geboren werd, kreeg hij bezoek van buurvrouw Sjaan, die het baby’tje bekeek, en zei: ‘Dat is toch wel een héél klein hummeltje.’ Moeder Van Velzen ontkende dit, en zei: ‘Hij heeft een normale lengte.’ ‘Ja,’ zei Sjaan, ‘de normale lengte van een biefstuk tartaar in een doorsnee restaurant.’ Het kwam nooit meer goed tussen Sjaan en moeder Van Velzen, die overigens Toos van Velzen-Uitteflutter heet, en in haar jeugd een carrière opbouwde als violiste bij een afsplitsing van de Baghwan-vereniging in Abcoude.
De vader van Roel, Rob van Velzen, was ook muzikant en gespecialiseerd in het vertolken van Mozart, zij het niet op een klavecimbel, maar met een doedelzak met negen pijpen, terwijl een normale doedelzak er maar vijf heeft, desnoods zes of zeven, of vierenhalf, wat kan het ons schelen.
Toen Van Velzen 9 jaar was, bedroeg z’n lengte 38 centimeter. Als hij verstoppertje speelde met z’n vriendjes konden ze hem nooit vinden, bijvoorbeeld als hij zich verborgen had in een theemuts. Desondanks bleef hij groeien en als volwassen man bereikte hij eindelijk de 1,16 meter.
Ondertussen was hij piano gaan spelen, en hij had – wat een gelukkig toeval – een minipiano gevonden bij pianohandel Van Smiecht en Zoon in Gouda. Deze piano was zo klein dat om het even welk schoolmeisje van 13 ze kon optillen met één hand, terwijl ze met de andere hand bij wijze van spreken Roel van Velzen in de lucht kon gooien. Het is wel jammer dat Roel van Velzen continu wordt uitgelachen om z’n gestalte, terwijl er in de geschiedenis vele belangrijke personen zijn geweest die ook niet erg groot waren, onder meer Klein Duimpje, De Zeven Dwergen en Calimero.
We mogen inmiddels niet vergeten dat Van Velzen een muzikant is, en winnaar van De Gouden Harp, die bij die gelegenheid werd omgedoopt tot Het Gouden Harpje. Hij maakte een aantal songs en albums, en we onthouden z’n hits Baby Get Higher, over een jongen van 16 die een meisje wil kussen maar, teneinde bij haar lippen te raken, een halve meter hoog moet springen, en Burn, een lied over een lilliputter die een andere lilliputter op z’n schouder zet, en op die manier kunnen ze samen een pot pindakaas van het onderste keukenrekje nemen.
Van Velzen houdt zich ook bezig met improviseren. Noem een noot en daar speelt hij een heel recital bij. Dus je zegt ‘do’ en ‘hopla’, en dan begint Van Velzen aan een uren durend symfonisch gedram, waarbij hij de toetsjes van z’n minipianootje geselt, en met z’n voetjes de pedaaltjes bedient tot z’n teentjes bloeden in z’n sokjes en z’n schoentjes. Kortom, we mogen Van Velzen nooit over het hoofd zien, al stelt hij muzikaal natuurlijk niks voor en is hij een eikeltje om bij het grof vuiltje te gooien.