Hij werd geboren in Macon, Georgia op 5 december 1932 onder de naam Richard Wayne Penniman. Z’n vader was Elijah Jack Penniman, die in 1944 de allereerste Afro-Amerikaan was die met een spandoek rondliep waarop ‘Black Lives Matter’ stond, maar de Amerikanen waren te druk bezig om in de Tweede Wereldoorlog te landen op Normandië en merkten Elijah en z’n spandoek niet op. Daarom stopte de ouwe Penniman met professioneel demonstreren en nam z’n vroegere baantje als kikkervanger weer aan. Z’n vrouw, moeder Penniman, was verpleegster in een tehuis voor obese trompettisten.
Richard was een klein mannetje, zo klein dat hij met zijn handen de grond kon raken zonder door de knieën te zakken, zo klein dat hij kleuters horizontaal in de ogen kon kijken, zo klein dat hij op een enorm hoge ladder moest klimmen om een pasgeboren giraf te omhelzen. Jarenlang zocht hij naar een geschikt pseudoniem, tot het hem zelf ook begon op te vallen dat hij behoorlijk klein was. Zo werd Little Richard geboren als schuilnaam. Je moet er maar opkomen.
Eerst zong hij bij het koor, waar hij uit werd gesodemieterd omdat hij de andere koorleden, allemaal jongens, continu ‘schatje’ noemde. Hij ontdekte in de jaren 50 de rock-’n-roll, en dat was wel iets voor hem, vooral omdat hij z’n afwezige talent als tekstschrijver volledig kon botvieren op dit door stompzinnige, nietszeggende lyrics gebaseerde muziekgenre.
Hij schreef teksten die je een brabbelende baby kwalijk zou nemen
Aldus vond hij z’n gelijken in andere kluchtzangers als Chuck Berry, Elvis Presley, Buddy Holly, Jerry Lee Lewis en Fats Domino, allemaal componisten die muziek schreven die bestond uit één halve noot en teksten die je een brabbelende baby kwalijk zou nemen.
Little Richard scoorde derhalve hits met Tutti Frutti, Lucille, Good Golly Miss Molly en Long Tall Sally, Het laatste nummer ging over zijn buurmeisje die zo groot was dat Little Richard rechtopstaand in haar navel kon blazen. Seks had hij nooit met dit buurmeisje of met andere meisjes, want Little Richard was zo gay als Splinter Chabot met een dildo in z’n mond en een vibrator in z’n reet.
Dat was ook te merken aan z’n shows, die hij afwerkte terwijl hij bontmantels, oorringen, lipstick, stiletto’s en inlegkruisjes droeg. Sommige mensen uit het publiek vroegen zich af of hij van de verkeerde kant was, maar de meesten oordeelden: ‘Welnee, bij ons in Amerika bestaan geen homo’s.’
Little Richard was het zodoende beu om als hetero bekeken te worden en hij stapte over van de rock-’n-roll naar een club waar je als flikker tenminste in je eer werd gelaten: de kerk. Hij werd predikant, reisde het land rond om te verkondingen dat Jezus een lekker ding was en hield dat vol tot hij op z’n 87ste overleed. Dat is niet eens zo lang geleden, maar toch is de naam Little Richard aan het vervagen tot hij binnenkort verdwenen is.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Steve Nestorovski