Premium

Een draai aan het gedraai

Oranje en geld is een delicaat onderwerp, niet in de laatste plaats omdat geldbelustheid de leden van de koninklijke familie nogal eens op negatieve wijze in het nieuws brengt.

Koning Willem-Alexander in vliegtuig

Het gaat onder andere om belastingontwijking, onkostenvergoedingen, kunst dat tot ons nationaal cultureel erfgoed behoort, maar toch aan het buitenland wordt verkocht, schenkingen van onroerend goed waarvan ze in de eerste plaats zelf profiteren of gesjoemel met onderhoudskosten van meubels. Een bloemlezing uit het zojuist verschenen Oranje Zwartboek van Gerard Aalders.

De kroondomeinen van Wilhelmina

Als de familie met een schenkingsvoorstel komt, is er meestal iets aan de hand en is het opletten geblazen. Van een koninklijke schenking profiteert namelijk vooral de gulle gever zelf. Het gaat hier om schenking van onroerend goed. Zowel koningin Wilhelmina als prins Bernhard heeft een schenking gedaan, waarvan ze in de eerste plaats zelf hebben geprofiteerd. Wilhelmina schonk de ‘Kroondomeinen’ aan de staat en prins Bernhard gaf zijn boerderij in Afrika weg. Beide giften hebben de belastingbetaler veel geld gekost. Van oorsprong zijn kroondomeinen privébezit van de koning. Ze bestaan uit landgoederen, bospercelen en bebouwing in de vorm van boerderijen, woningen en soms ook paleizen en kastelen. Kroondomein Het Loo is het grootste landgoed van Nederland.

Wilhelmina heeft door grondaankoop ongeveer 6750 hectare aan haar kroondomein toegevoegd. Ze stond bekend als een natuurliefhebster; van grote wegen door het gebied wilde ze niets weten. Of ze dat uit liefde voor de natuur deed of uit eigenbelang, omdat ze op haar rust was gesteld, is niet bekend. Het kan ook best een combinatie van beide zijn geweest. Een natuurreservaat had ze persoonlijk een mooie bestemming gevonden, want dan was de kans kleiner dat het gebied versnipperd zou raken over erfgenamen van de generaties na haar.

Maar een reservaat was evenmin een harde garantie tegen versnippering en juridisch was het bovendien lastig te regelen. Daarom besloot Hare Majesteit haar Kroondomein aan de staat te schenken. De kans op versnippering zou dan het kleinst zijn. Als voorwaarde had Wilhelmina bedongen dat het exploitatierecht bij haarzelf, en, na haar dood, bij haar erfgenamen zou blijven.

De regering heeft het Kroondomein als geschenk van Hare Majesteit in ‘eerbiedige dankbaarheid’ aanvaard. Dagblad De Telegraaf sprak van een ‘grootmoedige schenking’ en een ‘nobele geste’. Maar de Hoge Schenkster, zoals de Gulle Geefster eerbiedig werd genoemd, had wel een aantal opmerkelijke voorwaarden gesteld: zij en haar erfgenamen bleven over alle inkomsten van het domein beschikken en de jacht in het domein bleef exclusief aan de familie voorbehouden. De opbrengsten uit de verkoop van groot wild, fazanten en andere jachtbuit vloeiden eveneens in de koninklijke zakken.

Hetbeslotenkarakter van Kroondomein Het Loo stuit op protest.

Voorts bedong Wilhelmina dat de staat zich verplichtte tot teruggave van het domein, dan wel vergoeding van de waarde ervan, aan Wilhelmina’s erfgenamen, zodra de monarchie zou ophouden te bestaan. Vanzelfsprekend vermeerderd met de wettelijke rente. Mocht de troon niet meer door een nakomeling van Wilhelmina worden bezet, dan is de staat tot teruggave verplicht aan de rechtmatige erfgenaam of – als dat fysiek niet mogelijk is – tot een geldelijke vergoeding.

Er staat ook wat tegenover, althans in formele zin. Het Huis van Oranje draagt alle kosten en lasten die op het domein drukken. Een rentmeester beheert het domein. Hij heeft de verantwoording voor de exploitatie, zoals bosbeheer, bosexploitatie, onderhoud van opstallen, het innen van huren en pachten et cetera. Het punt is echter dat de koning over de aanstelling en het ontslag van de rentmeester beschikt. In naam is de rentmeester zelfstandig, maar in feite is het de koning die beslist.

Er is ook een Raad van Beheer, die net als de rentmeester benoemd en ontslagen wordt door de koning. De rentmeester doet zijn werk niet alleen, er is ook ander personeel werkzaam in het domein. De personeelskosten komen ten laste van de familie Van Oranje, maar ze krijgt daarvoor wel een vergoeding van de staat. Lood om oud ijzer dus.

De beheerskosten van Wilhelmina’s ‘schenking’ kunnen op grond van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis bij de overheid worden gedeclareerd. De familie zou de familie niet zijn, als ze van die regeling geen enthousiast gebruikmaakte. Zowel het beheer van flora en fauna als het onderhoud van de wegen door het gebied komt in de praktijk geheel, of in ieder geval voor het grootste deel, ten laste van het Rijk.

De meest plausibele verklaring is dat prins bernhard het Fabergé-dienblad verkocht zonder medeweten van zijn vrouw

Natuurlief hebbers mogen op vastgestelde openingstijden het Kroondomein (tegen betaling) bezoeken. Niet de staat, maar de koning beslist echter over de tijden van openstelling. Tussen 15 september en 25 december is een groot deel van het domein gesloten, zodat de koning kan gaan jagen, mocht hij daar zin in hebben. Een deel van het Kroondomein blijft weliswaar het gehele jaar geopend voor het publiek, maar daarvoor krijgt de koning een extra subsidie.

Mocht Nederland ooit een republiek worden, dan wacht de Oranjes, dankzij de voorwaarden die de Hoge Schenkster eruit sleepte, een mooie toekomst als grootgrondbezitter. Of geld inclusief de wettelijke rente. De Wet op het Kroondomein werd in 1959, enkele jaren voor haar dood in 1962, van kracht.

De Partij voor de Dieren maakt al jaren bezwaar tegen de sluiting van het Kroondomein tussen half september en kerst. Officieel is het domein gesloten om het wild rust te gunnen, maar in werkelijkheid is de sluiting bedoeld om de koning in alle rust te kunnen laten jagen. In 2018 maakte de politieke partij opnieuw bezwaar tegen de sluiting en ditmaal ging de meerderheid van de Kamer akkoord.

De Kamerleden vonden het raar dat het Rijk (indirect) het onderhoud betaalt, maar dat een deel van het Kroondomein jaarlijks toch dichtgaat voor het plezier van de koning. De Kamer ving bot. Het ministerie van Natuurbeheer liet weten dat het kabinet niets aan de situatie kon veranderen (met dank aan Wilhelmina). Immers de koning voert het beheer (via zijn rentmeester) en hij doet dat naar eigen inzicht. Helaas strookte de mening van de koning dus niet met die van de Kamer. Als hij wil jagen, kan hij dat rustig blijven doen.

Het Fabergé-dienblad van Juliana

Al vaker kwam aan de orde dat de Oranjes met kunst – afgezien van de geldelijke waarde – weinig hebben. Zo was er het unieke dienblad van de befaamde Russische edelsmid en hofjuwelier Peter Carl Fabergé dat Bernhard in 1963 verkocht aan de Britse juwelier Wartski. Het was het huwelijksgeschenk van de Nederlandse gemeenschap in Sint-Petersburg voor Wilhelmina en Hendrik in 1901.

Het uiterst zeldzame en kostbare kunstwerk van nifriet (een soort jade), met gouden handvatten en afgezet met een overvloed aan diamanten, werd jarenlang bewaard in het Koninklijk Huis-archief. Groot was de verrassing toen het in 1974 plotseling opdook in een veilingcatalogus van Christie’s in Genève. De waarde werd toen al op vier ton geschat (tegenwoordig is het miljoenen waard). Juwelenhistoricus Erik Schoonhoven heeft het geval gereconstrueerd. Paleis Soestdijk bleek in opperste verwarring, toen het Fabergé-pronkstuk opdook bij Christie’s. Hoe was dat in vredesnaam mogelijk? Was het wellicht gestolen? Al spoedig, nadat de administratie was geraadpleegd, kwam het paleis met de verklaring dat het in 1963 met toestemming van koningin Juliana was verkocht wegens ruimtegebrek.

Die verklaring kon weinigen overtuigen: ruimtegebrek, ontstaan door een brand in paleis Noordeinde in 1948? Het dienblad is maar 34 centimeter lang, en zo krap was de ruimte die de koninklijke familie ter beschikking stond nu ook weer niet. Ergens in een van de vijf paleizen (Het Loo, Noordeinde, Huis ten Bosch, Soestdijk of het Paleis op de Dam) was toch wel ergens een plekje te vinden geweest voor een dienblad?

Juliana en Bernhard.

Enkele weken later beweerde de RVD dat Juliana in 1963 een aantal kostbaarheden had verkocht. Haar uitkering van het Rijk was te krap om van rond te komen. Om niet in te teren op het familiekapitaal had ze langs ‘discrete wegen’ een aantal kunstvoorwerpen verkocht, waarvoor na de brand op Noordeinde toch ‘geen emplooi’ meer was.

Wartski heeft aan Schoonhoven bevestigd dat zijn firma het dienblad inderdaad van prins Bernhard had gekocht. Het kostbare kunstwerk was privébezit van Juliana (uit de erfenis van haar moeder). De meest plausibele verklaring is volgens Schoonhoven dat Bernhard het zonder medeweten van zijn vrouw heeft verkocht. Bernhard zat krap bij kas en had geld nodig. In brieven aan zijn vriend Sefton Delmer, een journalist van de Daily Express, klaagde hij regelmatig over geldgebrek. In een brief uit 1967 mopperde hij zelfs over de ‘financiële wurggreep’ waarin hij verkeerde: de regering had zijn uitkering al twee jaar lang niet verhoogd.

Net als heden ten dage klonk er ook in 1974 kritiek op de verkoop via een buitenlandse veiling. Het Fabergé-kunstwerk had voor Nederland behouden moeten blijven. ‘Als men “emplooi” voor de schaal had gezocht, dan had het Rijksmuseum met veel genoegen er een plaats voor ingeruimd in zijn verzameling van kunst uit de Jugendstil-periode,’ zo wist een van de criticasters.

De paleizen (en hun onderhoud) van Beatrix

In 2019 kwam naar buiten dat de staat het Koninklijk Huis al dertig jaar lang vergoedingen betaalt voor het onderhoud van paleisinventarissen die al lang aan de staat toebehoren en ook door de staat worden onderhouden en betaald. Evengoed ontvangt Willem-Alexander (net als zijn voorgangers) geld voor het onderhoud van dat meubilair.

De overheid heeft de inboedels van vier paleizen (Noordeinde, Huis ten Bosch, Het Loo en Soestdijk) gekocht, als uitvloeisel van afspraken die zijn gemaakt in het kader van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis uit 1972.
De staat betaalde in totaal 20 miljoen gulden (circa 9 miljoen euro) voor het antieke meubilair, kunstwerken en huisraad die het Koninklijk Huis vervolgens gratis in bruikleen kreeg. Het Rijk was verantwoordelijk voor het onderhoud, de restauratie, alsook de vervanging van de ‘paleis-gebonden’ meubels: meubels die het paleis niet uit mogen zonder toestemming van de overheid. Vreemd genoeg werd de jaarlijkse vergoeding die het koningshuis voor het onderhoud van de inboedel kreeg, niet aangepast. De Oranjes kregen geld waarop ze geen recht hadden. De staat betaalde dus dubbel voor het onderhoud. Eenmaal als eigenaar en nog een keer als uitkering voor de koning. In 2019 was dat een bedrag 320.000 euro.

Het interieur van paleis Huis ten Bosch.

De wet uit 1972 bepaalde eveneens dat het staatshoofd drie werkpaleizen tot zijn beschikking kreeg: Huis ten Bosch, Noordeinde en het Koninklijk Paleis in Amsterdam. Het Loo in Apeldoorn viel af en werd een rijksmuseum. Dat de paleizen volledig gestoffeerd en gemeubileerd ‘passend bij de uitoefening van het koningschap’ ter beschikking werden gesteld, verzweeg de verantwoordelijke minister.

Het bizarre was dat honderden kostbare antieke meubels, die de staat in de jaren 80 van koningin Juliana had gekocht, al lang eigendom van de staat waren. Een commissie, waarin ook vertegenwoordigers van het hof zaten, bestempelde het antieke meubilair – hoewel dat op kosten van de staat was vervaardigd – als eigendom van het Koninklijk Huis.

Driehonderd meubelstukken uit Het Loo bleken wel door koning Lodewijk Napoleon te zijn besteld, maar de staat had de rekening betaald. Koning Willem I deed hetzelfde: hij bestelde het meubilair, terwijl de staat de kosten droeg. De staat en het Koninklijk Huis waren van die situatie op de hoogte.

Dat blijkt uit een gesprek dat premier Piet de Jong had met maar liefst vier leden van het Koninklijk Huis: koningin Juliana, prins Bernhard, kroonprinses Beatrix en prins Claus. In dat licht is het onbegrijpelijk dat een week na dat onderhoud op topniveau, alle meubels op Het Loo, Soestdijk en Huis ten Bosch op gezag van vier hoffunctionarissen tot ‘volledig eigendom van de koninklijke familie’ werden verklaard. Die verklaring werd de basis waarop de staat de paleisinboedels kocht. Alsof het meubilair haar niet al lang toebehoorde. Premier Rutte speelde in deze affaire het perfecte schoothondje van het Koninklijk Huis. Het was allemaal ‘verschrikkelijk ingewikkeld’, zei hij, maar naar zijn mening had de koninklijke familie niets verkeerds gedaan: ‘Die zitten niet expres iets te doen.’

De zaak rondom het paleismeubilair pakte voor de oranjes bijzonder profijtelijk uit. Gratis bruikleen, gratis onderhoud en geld op de koop toe

Je kunt daarover je twijfels hebben, gezien de ontvangst die Piet de Jong ten deel viel door de top van het Oranjehuis: Juliana, Bernhard, Beatrix en Claus. Dat wekt de indruk dat ze het een zaak van belang vonden. Zoals gezegd, was het een bekend feit dat veel meubilair op staatskosten was vervaardigd en betaald.

Waarom De Jong dan toch het oordeel van de vier hoffunctionarissen heeft geaccepteerd, is een raadsel, maar het wijst op een ver meegaande houding jegens het Koninklijk Huis. Vermoedelijk met als doel om nog meer onrust en discussie te voorkomen. De verhouding tussen de ministers en de koningin was in die tijd immers tamelijk gespannen, vanwege het eindeloze getouwtrek om de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. Vaststaat in ieder geval dat de zaak rondom het paleismeubilair voor de Oranjes bijzonder profijtelijk heeft uitgepakt. Gratis bruikleen, gratis onderhoud en geld op de koop toe.

Uit onderzoek van het NRC naar deze affaire blijkt dat de koninklijke familie, onder aanvoering van kroonprinses Beatrix, het spel bikkelhard heeft gespeeld. En met succes, want het Huis kreeg vrijwel altijd haar zin. De topambtenaren die de onderhandelingen namens de staat voerden en zich zakelijk opstelden tegenover de overspannen eisen van het hof, kregen te maken met de verantwoordelijke ministers. Vaak toonden zij zich gewillig bereid het Koninklijk Huis ter wille te zijn en naar zijn pijpen te dansen. Hun ambtenaren lieten ze in de kou staan.

Beatrix arriveert bij kasteel Drakensteyn.

Over de inrichting van Beatrix’ toekomstige residentie Huis ten Bosch ontstond ook strijd, maar wederom dolf de staat tegenover Beatrix het onderspit. Zij onderhandelde uiteraard niet zelf, maar liet dat over aan haar voormalig particulier secretaris en ‘grootofficier in speciale dienst’ Carel van Schelle, een, zo bleek al spoedig, keiharde en gewiekste onderhandelaar.

Aanvankelijk zou Beatrix de inrichtingskosten van Huis ten Bosch zelf betalen; de overheid zou de kosten van Beatrix’ ‘werkpaleis’ Noordeinde voor haar rekening nemen. Dat ging niet gebeuren, omdat Beatrix dat niet wilde. De staat stelde toen voor dat Beatrix de inrichting van haar privé-vertrekken in Huis ten Bosch zou bekostigen. Maar daarvan kon ook geen sprake zijn, volgens Van Schelle. Er was helemaal niets privé, want zowel haar privéleven als haar privévertrekken waren ‘onafscheidelijk verbonden’ met haar

‘Koninklijke functie’. Wie mocht denken dat ze haar koninklijke functie in haar ‘werkpaleis’ Noordeinde zou uitoefenen, zat ernaast. Beatrix beweerde in feite 24 uur per dag koningin te zijn; ze was dus, met andere woorden, permanent in functie. Dus moest het Rijk over de brug komen. Zij ging het niet betalen.

Beatrix vond ook dat de inrichting van haar studeerkamer, bibliotheek, eetkamer en keuken ten laste van het Rijk moest komen. Anders kon ze kennelijk niet goed koninklijk functioneren. Voor haar optimaal functioneren als koningin bleken ook peperdure kastenwanden (300.000 gulden) voor haar bibliotheek noodzakelijk te zijn. Die drie ton pasten niet binnen het verbouwingsbudget, maar het hof benadrukte dat die kasten toch echt ‘functioneel’ waren en daarom ten laste van de staat moesten komen.

Ed Kronenberg, de topambtenaar die de staat vertegenwoordigde, ging daar niet in mee. Onduidelijk is hoe dit gevecht om geld is afgelopen. Toen de RVD werd gevraagd in hoeverre de staat heeft meebetaald aan de inrichting van Willem-Alexanders woonpaleis, het voor 63 miljoen euro gerestaureerde Huis ten Bosch, weigerde de dienst te antwoorden. Het ziet ernaar uit dat de staat toen voor alle kosten is opgedraaid. Het lijkt daarom niet al te gewaagd te veronderstellen dat de overheid ook de inrichtingskosten van Beatrix’ bibliotheek op zich heeft genomen.

Beatrix moet hebben geweten dat als logische consequentie van de inboedeloverdracht aan de staat, de vaste uitkering voor onderhoud en vervanging van meubilair zou vervallen. Aanvankelijk ging haar onderhandelaar Carel van Schelle daarmee akkoord, maar hij kwam daar een week later op terug en stelde de verlaging van de uitkering ter discussie. Hij heeft duidelijk zijn zin gekregen, want anno 2019 kreeg Willem-Alexander (en voorheen Beatrix) nog steeds een vergoeding voor het onderhoud van de paleisinventaris. Dat gegeven zet de opmerking van Rutte (‘Die zitten niet expres iets te doen’) in een vreemd daglicht. Ze hebben wel degelijk over de verlaging nagedacht, ertegen geprotesteerd en vervolgens hun zin gekregen. Dat lag niet aan Kronenberg. Hij heeft de verantwoordelijke minister gewaarschuwd dat het Koninklijk Huis zich zou verzetten tegen ‘niveau en samenstelling van de functionele uitgaven’.

Het ging tenslotte om substantiële bedragen. Juliana ontving in 1978 voor onderhoud 145.000 gulden en voor vervanging 135.000 gulden. Dat geld werd betaald zonder dat daar enige vorm van verantwoording van de kant van het koningshuis tegenover stond. Bonnetjes worden nooit gevraagd. Dat lijkt de verantwoordelijke minister gênant te vinden.

De uitkeringen voor onderhoud zijn keurig geïndexeerd en volgen de loon- en prijsontwikkelingen. Beatrix en Willem-Alexander hebben sinds de paleisboedeloverdracht ongeveer 10 miljoen euro gekregen. De verantwoordelijke ministers vonden de discussie om de vergoedingen een ‘precaire zaak’. Het ziet ernaar uit dat ze daarom nooit actie hebben ondernomen, en dat ze de zaken op hun beloop hebben gelaten om ruzie en onenigheid met het Koninklijk Huis – altijd vervelend – te voorkomen.

Koning Willem- Alexander en koningin Máxima dalen weer eens een vliegtuigtrap af.

Uit het onderzoek van NRC blijkt voorts dat de nieuwe financiële afspraken met het Koninklijk Huis in 1972 hebben geleid tot forse stijgingen van de onkostenvergoedingen, zonder dat het al te veel opviel. Dat gebeurde met opzet. De kosten kunnen worden gedeclareerd bij vier verschillende ministeries (Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, en Verkeer & Waterstaat). Een welbewuste manoeuvre van de overheid om de hoogte van de kosten te kunnen verdoezelen. Tegenover het publiek vielen die, vanwege de vaak exorbitante bedragen, niet te verdedigen.

De hogere uitkeringen hebben ook te maken met de riante declaratiemogelijkheden van het Koninklijk Huis. Er wordt niets getoetst door het Rijk en niets verantwoord door de koning. Het is een financiële wildwestsituatie, waarin het Huis onbekommerd zijn gang kan gaan (en dat kennelijk ook doet).

De kwestie is gemakkelijk op te lossen door de Algemene Rekenkamer en de Centrale Accountantsdienst van het Rijk te belasten met de controle van de declaraties. Maar de ministers voelen daar blijkbaar niet voor. Geld & Oranje geeft gegarandeerd gedonder, en dat moet je als verantwoordelijk minister niet willen.

Rutte slaagde er niet in met een begrijpelijke verklaring naar de Tweede Kamer te komen. Op zich was de vraag vanuit de Kamer simpel: waarom krijgt de koning een vergoeding voor het onderhoud van het paleismeubilair, terwijl de staat als eigenaar dat onderhoud al betaalt. Volgens Rutte was het allemaal niet meer te reconstrueren. Moeilijk, moeilijk, moeilijk. Hij probeerde zich met grappen van de zaak af te maken. De Kamer hoorde het aan, maar had opmerkelijk weinig zin in een fors debat. Debatteren over geld en het koningshuis behoort niet tot de geliefde bezigheden van onze volksvertegenwoordigers. Dat kent al een lange traditie.

De hort op met Willem-Alexander en Máxima

Tot de zomer van 2019 heeft iedereen de koninklijke vliegtochten van het regeringsvliegtuig met tracker-apps kunnen volgen, maar dat is, zoals we weten, voorbij omdat we te gemakkelijk de vliegkosten en de kosten van de meevliegende beveiligingsbeambten zouden kunnen berekenen, met als gevolg weer gezeur in de Tweede Kamer.
Toch is de koning op zijn manier wel degelijk kostenbewust. Toen hij in mei 2019 naar Montreux in Zwitserland vloog om de Bilderberg-conferentie bij te wonen, deed hij dat in een privéjet omdat het regeringsvliegtuig in onderhoud was.
Hij mag 400.000 euro per jaar aan privévliegtuigen besteden, voor het geval de PH-GOV niet beschikbaar is. Premier Rutte en een van zijn medewerkers vlogen met hem mee naar Zwitserland. Rutte kreeg voor zijn vlucht, hoewel de jet op staatskosten was gehuurd, een rekening van Willem-Alexander van 13.695 euro gepresenteerd. Logisch natuurlijk, want dan zit Willem-Alexander iets minder snel aan zijn plafond van 400.000 euro. Alle beetjes helpen; dat beseft de koning als geen ander.

Overigens had Rutte dat bedrag uit eigen zak moeten betalen. Bilderberg nodigt deelnemers uit op persoonlijke titel. Mark Rutte komt als Mark Rutte en niet als minister-president van Nederland. Hij mag zijn vlucht naar Montreux dus niet declareren, zoals hij wel heeft gedaan. Dat geldt ook voor de koning, maar als hij – in navolging van zijn moeder – zegt dat het een staatsaangelegenheid betreft, zal niemand er moeilijk over doen. Rutte al helemaal niet, zo heeft hij meerdere malen laten zien.

Máxima heeft zich de fiscale moraal van haar schoonfamilie snel eigen gemaakt. In Patagonië (Zuid-Argentinië) kocht ze een landgoed van drieduizend hectare grond. Daarop staat een luxe hotel met vijf kamers. Als Máxima er zelf gaat logeren, is Estancia Pilpilcura gesloten voor andere gasten.

Er zijn veel buitenlanders met een belastingfobie die grond hebben gekocht in Patagonië. Een plaatselijke onderzoekjournaliste, Susana Lara, zocht uit of die mensen wel allemaal belasting afdroegen. Het resultaat van haar speurtocht was alleszins voorspelbaar. Iedereen betaalde te weinig. Máxima, koningin van zowel Nederland als de microkredieten en inclusieve financiering (ze bevordert die in ontwikkelingslanden als speciaal gezant van de Verenigde Naties), had haar afdrachten ook (te) minimaal gehouden. Ze had wel iets betaald voor het land, maar niets voor de bebouwing. Bovendien was ze vergeten op te geven dat ze op haar landgoed een hotel runt. Volgens het bestemmingsplan zijn alleen land- en mijnbouw en veeteelt geoorloofd. Onze ambassadeur in Buenos Aires besprak de kwestie met de gouverneur van de provincie, waarin Máxima’s landgoed ligt. Had ze belasting ontdoken? Volgens de gouverneur niet. En wat het hotel betrof, was hij van mening dat dat een commerciële activiteit was die niet zijn toestemming behoefde. Máxima is bevriend met de president van Argentinië, Mauricio Macri. Hun gezinnen brachten kerst 2016 gezamenlijk door op Estancia Pilpilcura. Of dat enige invloed heeft gehad op de lankmoedige houding van de gouverneur is onbekend.

Máxima heeft intussen alle verschuldigde belastingen betaald, en haar onroerend goed staat nu keurig geregistreerd. Maar pas nadat het artikel van Lara was verschenen. Volgens onze ambassadeur berustte de hele kwestie op een misverstand. Lara bestreed dat. Máxima had tien jaar lang aantoonbaar te weinig naar de fiscus overgemaakt. Een boete heeft ze niet gekregen, wel veel begrip. Pijnlijk was ook dat het om verwaarloosbare bedragen ging: maandelijks ongeveer 100 euro. Namens de koningin beweerde de RVD dat de affaire was terug te voeren op administratieve fouten van de overheid. Máxima zou zelfs te veel belasting hebben betaald: toen de noodtoestand van kracht was in Patagonië en ‘volgens lokale regelgeving het betalen van belasting niet aan de orde was, is koningin Máxima wel onverplicht belasting blijven betalen’. Als dat waar zou zijn, is het uniek: een lid van het Huis dat te veel afdraagt.

OranjeZwartboek, Gerard Aalders, Just Publishers, €22,50

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Mens & Maatschappij
  • ANP, Bruno Press