Premium

Ali was mijn vriend

Toen de 18-jarige Guus Dubbelman uit Bennekom in 1976 zijn grote held Muhammad Ali ontmoette, kon hij niet bevroeden dat deze ontmoeting zijn leven zou veranderen. Maar dat gebeurde wel. ‘Muhammad Ali heeft mijn leven bepaald. Zonder hem was ik nooit fotograaf geworden. We waren bevriend. Muhammad Ali was mijn vriend.’

Muhammad Ali

Guus Dubbelman is een rare man. Hij woont al bijna veertig jaar in Amsterdam. Maar elke keer wanneer hij het beroemde Hotel Okura ziet – en dat gebeurt vrij regelmatig, want hij woont er vlakbij – knikt hij omhoog naar die statige toren. En dan zegt hij hardop: ‘Hey, big man.’

Het is een saluut aan Muhammad Ali, de man die zijn leven veranderde. Het is ook een ode aan de plek waar ze elkaar in 1976 voor het eerst ontmoetten. De kiem voor die ontmoeting wordt een paar jaar eerder gelegd. Guus leest niet alleen alles wat met Ali te maken heeft, maar interesseert zich ook steeds meer voor Amerikaanse cultuur. En dan vooral voor zwarte cultuur. Zijn trips naar Amsterdam worden frequenter en de plakboeken dikker. Er duiken andere onderwerpen op, zoals Malcolm X, Martin Luther King en de zwarte burgerrechtenbeweging. Maar altijd zijn er de gevechten van Ali, die de ankerpunten in zijn leven vormen.

In 1975 vindt het derde gevecht tussen Ali en Frazier plaats in Manilla, op de Filipijnen. De ‘Thrilla in Manilla’ is een beestachtig hard gevecht dat ontaardt in een strijd op leven en dood in de Filipijnse hitte. Nu hij ouder is geworden, laat Guus zich niet meer vertellen dat hij niet naar boksen mag kijken. Hij kijkt het gevecht thuis. In zijn eentje. ‘Voor Ali is boksen altijd een spel geweest. Een spel dat hij zo goed beheerste dat hij nooit aan de lelijke kant van de bokssport hoefde te komen om zijn tegenstanders te verslaan. Maar dit had niks met sport te maken, dit was een straatgevecht. Verschrikkelijk. Joe Frazier, die zulke vreselijke klappen krijgt dat je echt denkt: die man wordt doodgeslagen. En Ali had ook zoveel geïncasseerd, ik ben er altijd van overtuigd geweest dat er daarna iets in hem stuk was. Hij had eigenlijk moeten stoppen na dat gevecht.’

Na veertien gruwelijke ronden maakt Fraziers trainer Eddie Futch een einde aan het gevecht. Hij heeft in het verleden mensen dood zien gaan in de ring en wil dat nooit meer meemaken. Frazier protesteert nog, maar is niet eens meer in staat om op te staan.

Ali in Nederland

Een paar maanden later, in februari 1976, wordt Guus op school weer aangesproken over zijn idool. ‘Net zoals ze me twee jaar eerder feliciteerden met die overwinning op Foreman, kwamen er nu mensen naar me toe die zeiden: “Hé Guus, Ali is in Nederland, hè.” Ik was stomverbaasd.’

In dat jaar publiceert Ali zijn autobiografie The Greatest. Er verschijnt ook een Nederlandse vertaling en de uitgever slaagt erin Muhammad Ali naar Nederland te halen om wat reclame te maken. ‘Ik wist helemaal niet dat Ali kwam, misschien had het in De Telegraaf gestaan of was het op tv geweest, maar ik had het in ieder geval niet gezien.’

De officieuze vertegenwoordiger van Ali in Nederland schrikt zich kapot, maar bedenkt zich geen moment. ‘Ik dacht: fuck, en ben meteen naar huis gegaan. Plakboeken gepakt en op pad. Blijkbaar had ik nog wat geld. Ik heb me niet eens afgemeld op school. Nu heb je klimaatspijbelaars, ik was de eerste Ali-spijbelaar. Of dat gek is? Er zijn lessen en lessen. En sommige lessen krijg je nou eenmaal niet op school. Kijk, mijn vader heeft nooit veel begrepen van mijn fascinatie voor boksen, maar hij zei altijd: “Als je die drum hoort, dan moet je die volgen.” Hij stimuleerde me, zonder te weten wat hij precies stimuleerde.’

Guus vertrekt met de trein naar Amsterdam. Hij heeft inmiddels in een krant gelezen dat Ali in Hotel Okura verblijft. Daar aangekomen blijkt dat Ali en zijn gevolg op pad zijn. Guus weet het niet, maar de bokser flaneert op dat moment met zijn vriendin door Volendam. Later maakt hij ook nog een rondvaart door de Amsterdamse grachten. Urenlang wacht Guus in de ontvangsthal van het beroemde hotel dat in die jaren overigens nog behoorlijk shabby was.

Ik heb me niet eens afgemeld op school. Nu heb je klimaatspijbelaars, ik was de eerste Ali-spijbelaar

Dan komt Ali opeens aangelopen. ‘Als er ooit een beslissend moment is geweest in mijn leven, dan was dat het.’ Guus loopt op zijn held af en spreekt hem aan. Muhammad Ali, die oprecht dol was op aandacht en zijn fans, zet gretig handtekeningen in de plakboeken die de jonge Nederlandse fan hem voorhoudt. Naast Ali staat zijn oogverblindende vriendin Veronica Porché. Ali neemt haar overal mee naartoe, hoewel hij op dat moment officieel nog getrouwd is met Belinda Ali. Opeens flapt de 18-jarige Guus er iets geks uit tegen de bokser: ‘Dat is eigenlijk niet zo netjes, dat je hier met je vriendin bent.’ Ali kijkt verbaasd op om te zien wie hem zo brutaal toespreekt. Kort daarvoor heeft Guus een artikel gelezen in het Afro-Amerikaanse tijdschrift Ebony Magazine waarin Ali en Belinda worden opgevoerd als het ultiem gelukkige zwarte stel. Met het huwelijkse ongeluk van zijn eigen ouders in gedachten wil Guus het opnemen voor Belinda. Dan buigt Ali zich voorover naar de kleine Nederlander en countert: ‘Hé man, je weet toch ook dat mijn vrouw is vreemdgegaan? Toen ik in Zaïre was?’

Heel even lijkt het alsof Guus en Ali elkaar al veel langer kennen. Daarna wordt Guus weggedrukt, want er zijn meer aanwezigen die allemaal iets van Ali willen. Als The Greatest iedereen zo’n beetje heeft afgewerkt, loopt hij de trap op naar de eerste verdieping. Opeens lijkt hij zich te bedenken, draait zich half om, wijst op Guus en zegt: ‘Meekomen jij.’

Guus loopt meteen achter Ali aan en is vanaf dat moment onderdeel van diens entourage. ‘Ik was niet bang dat ik hem beledigd had met mijn brutale opmerking. Hij deed vanaf het begin heel aardig tegen me. Ik was nog maar achttien, maar ik zag er nóg jonger uit. Op een of andere manier had ik hem geprikkeld. Het is natuurlijk een idioot idee, een ideaalbeeld, maar voor mij voelde het alsof we vrienden waren die elkaar alles vertelden.’

Raciale ongelijkheid

Die avond dineert een bont gezelschap in het Okura. Ali en zijn minnares, die niet veel later zijn vrouw zal worden. Howard Bingham, Ali’s beste vriend en huisfotograaf. De Nederlandse uitgever van Ali’s biografie met zijn vrouw. En een jonge scholier uit Wageningen die opeens naast de beroemdste sportman ter wereld zit.

‘We raakten in gesprek. Écht in gesprek. Ik was natuurlijk al een hele tijd aan het lezen over boksen, maar ook over zwarte cultuur en over racisme. Boeken van James Baldwin over raciale ongelijkheid. Soul on Ice van Eldridge Cleaver, een voormalige drugsdealer die Black Panther werd. Daar was ik elke dag mee bezig. Op het moment dat je die kennis dan kunt gebruiken, lukt dat dan ook. Ineens kwam alles eruit. We spraken over boksen, over Apartheid. Over de zwarte burgerrechtenbeweging en over Malcolm X. Ik kon ook goed met hem praten in het Engels. Dat had ik eigenlijk nog nooit gedaan; we hadden natuurlijk wel Engels op school, maar een heel gesprek voeren met een Amerikaan was echt wel wat anders. Het gekke is: het voelde eigenlijk heel vertrouwd om met hem te praten. Ali’s vriendin zat ernaast en zei nog:

Muhammad, this boy believes everything you say.” Maar hij vond dat gewoon ontzettend leuk, een Nederlands jochie dat zich enorm had verdiept in zwarte Amerikaanse cultuur.’

Tv-presentator Ruud ter Weijden en zijn ploeg volgen Ali die dag namens de Avro. Ze maken ook opnames van Guus en Ali, maar die zullen de uitzending niet halen. Ook aanwezig is de bekende Nederlandse sportfotograaf Hans Heus. Hij maakt een paar foto’s van het gezelschap. Op één ervan pakt Ali Guus bij zijn boordje en dreigt hem een klap te verkopen. ‘Ik had in alle eerlijkheid verteld dat ik bij hun eerste gevecht eigenlijk voor Joe Frazier was. Want dat was toch de underdog. Ali greep me meteen vast: “What? You were rooting for Joe Frazier?” Ik weet ook nog goed dat dat guitige gezicht van Hans Heus steeds om die tafel dribbelde. Totdat Howard Bingham opeens zei: “That’s enough. Go away.” Hans taaide meteen af.’

De uitgever van de Nederlandse editie van Ali’s levensverhaal ziet het geamuseerd aan. Zijn vrouw kijkt naar de beroemde bokser en de jonge scholier. ‘Onthoud dit maar goed jongen, want dit maak je nooit meer mee,’ zegt ze tegen Guus. ‘Ik snap wel dat die vrouw dat zei. Maar ik weet ook nog dat ik toen al dacht: dat is niet zo. Het voelde allemaal zo natuurlijk. De manier waarop al die mensen met me omgingen. En Ali, die man zat zo diep in mijn vezels. Ik voelde gewoon dat dat het begin was van iets veel groters.’

Ali zat zo diep in mijn vezels. Ik voelde gewoon dat dat het begin was van iets veel groters

Aan het eind van de avond moet Guus terug naar Wageningen. Alleen in de trein. Euforisch. Thuis vertelt hij niks. Ali is voor Guus alleen. Zelfs op school vertelt hij er nauwelijks over. Een fotograaf van de Avrobode heeft nog een paar opnames gemaakt van Guus en Ali. Guus bestelt die foto’s en krijgt ze keurig thuisgestuurd. Maar dan verschijnt het artikel in de televisiegids. Daarin wordt een portret geschilderd van Ali als een ongeïnteresseerde, hautaine sportman. Guus wordt daar zo kwaad over dat hij de foto’s terugstuurt samen met een boze brief. Kom je aan Ali, dan kom je aan hem.

De foto’s van Hans Heus wil Guus wel graag hebben. Hij zoekt zijn nummer op en besluit hem te bellen. De vriendelijke Heus zegt dat Guus die foto’s zeker kan krijgen. Hij moet gewoon maar even langskomen in Alphen aan den Rijn. ‘Prachtig huis had hij en een heel aardige vrouw. Ik voelde me meteen heel welkom. En dan die donkere kamer. Daar zag ik voor het eerst het fotografisch procedé. Een velletje papier in een bad met chemicaliën. En huppakee, die beelden die ontstaan. Ik vond dat zo ongelofelijk fascinerend. Er zat ook een heel sombere foto bij van Ali. Hij was ook niet in goeden doen. Beetje ziek, beetje grieperig. Dat jaar ervoor had hij dat vreselijke gevecht tegen Joe Frazier gehad en er was gewoon iets stukgegaan in hem. Hans excuseerde zich nog voor de matige belichting van die foto, maar ik keek er ademloos naar. Hans drukte toen voor mij een paar foto’s af die hij tijdens het diner had gemaakt, waaronder die foto waarop Ali aan mijn shirtje trekt omdat ik had gezegd dat ik tijdens hun eerste gevecht voor Frazier was. Daarna liet Hans weer zo’n vel in dat badje vallen en poef, er ontstond weer een beeld. Magisch. Echt magisch. Ik kon alleen maar denken: dit wil ik ook, ik wil fotograaf worden. En zo is het gegaan.’

Ali was mijn vriend, Guus Dubbelman & Erik Dijkstra, JEA, €25,00.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Mens & Maatschappij
  • Guus Dubbelman