Daan Roosegaarde: ‘Ik ben geen meneer, flikker op’

Kunstenaar Daan Roosegaarde over zijn werk, leven, de voor- en nadelen van Nederland, het belang van plaspauzes en Sjoerd, zijn pony. ‘De Daan van tien jaar geleden had die pony niet getrokken. Die had gezegd: dude, ga jij nou maar gewoon de ruimteafvalproblematiek even oplossen.’

Daan Roosegaarde: ‘Ik ben geen meneer, flikker op’

De kunstenaar draagt een wit pak met een zwart T-shirt en daaronder witte sneakers. Daan Roosegaarde is een slanke, elegante man, je zou hem op het eerste gezicht zelfs als fragiel kunnen bestempelen. Dat is hij absoluut niet. Daan weet wat hij wil, waarom hij het wil, hoe hij het wil en gaat daarbij niets of niemand uit de weg. Met alle respect en even goede vrienden, maar je moet van verdomd goede huize komen om Daan iets uit zijn hoofd te praten als zich iets in dat hoofd heeft genesteld. Dat heeft ontegenzeggelijk te maken met het feit dat de dingen die ontspruiten aan het brein van Daan Roosegaarde vaak tot grootse kunst hebben geleid. Zo was hij samen met zijn team van Studio Roosegaarde verantwoordelijk voor werken als Liquid Landscape (een kunstmatige grasmat met daaronder een grote ballon gevuld met een vloeistof), Seeing Stars (waarbij hij alle lichten van de stad Franeker kort liet doven zodat iedereen weer eens een sterrenhemel kon zien), Waterlicht (de virtuele overstroming van Slot Loevestein) en de drie verschillende lichtkunstwerken die Afsluitdijk sinds enkele jaren sieren. Het is een kleine greep uit het immense oeuvre van Daan Roosegaarde, de 42-jarige kunstenaar die zowel in binnen- als buitenland geliefd is. Een oeuvre dat trouwens ver van compleet is, als het aan hemzelf ligt. Want de energie, creativiteit en doelmatigheid waarmee hij zichzelf tot een internationaal onvermijdelijk kunstenaar wist op te werken zijn nog net zo prominent aanwezig als twintig jaar geleden. En het is aanstekelijk, die vurigheid van Daan Roosegaarde.

Kom, zegt-ie tegen me, kom kijken, hier, via dit deurtje. En dan staan we ineens in een kleine, inktzwarte ruimte, ergens in een hoek van zijn Rotterdamse studio. Doodstil is het daar. Het enige wat we zien is… ja, wat zien we eigenlijk? Zelf noemt Daan het SPARK: organisch vuurwerk, opgewekt door een combinatie van biologisch afbreekbare belletjes en licht, waardoor de installatie nog het meest doet denken aan een dansende zwerm vuurvliegjes. Begin juni zal het project drie dagen te zien zijn in de nachtelijke openlucht van een stadspark in Bilbao, Spanje. Een levend kunstwerk, zegt hij, zo mag je het wel noemen, en in tegenstelling tot echt vuurwerk volledig milieuvriendelijk. Dat laatste is altijd een belangrijke drijfveer voor Roosegaarde. Schoonheid is niet voor niets zowel in letterlijke als figuurlijke zin zijn motto: hij doet er alles aan om de wereld middels zijn kunst mooier en schoner te maken. Het leverde hem niet alleen wereldfaam op, maar ook een goed gevulde prijzenkast: tweemaal de Dutch Design Award, de London Design Innovation Medal, de World Technology Award en de Global Future Design Award. To name but a few. Eigenlijk is het een wonder dat Daan Roosegaarde een paar uur tijd heeft voor een interview, wat alleen al blijkt uit het feit dat hij fluks na ons gesprek in een gereedstaande taxi springt. Op weg naar een volgende meeting. Handen moeten geschud, mensen overtuigd, projecten gevoed.

Maar voorlopig staat hij in stilte naast me in de donkere ruimte waar de kleine versie van SPARK staat proef te draaien. Hier, fluistert Daan, wordt gefinetuned, puntjes op de i, weet je wel. Al gebruikt hij de ruimte soms ook om even tot zichzelf te komen. Want dat stille en donkere in combinatie met die niet aflatende stroom ‘vuurvliegjes’ werken rustgevend.

Daar staan we dan, zeg ik tegen Daan, twee mannen van een zekere leeftijd, minutenlang betoverd door lichtgevende belletjes. Hij lacht. ‘Dat is dus precies de bedoeling. Want vuurwerk is slecht – we krijgen elk jaar op 1 januari een wolk giftige lucht over ons heen – maar het is ook saai als je alles verbant. En hiermee kan het dus wél. Dat is mijn doel: iets maken wat goed voor mens en dier is, maar nog steeds iets sprookjesachtig heeft. En we zijn dit nog verder aan het onderzoeken, hè? We willen kijken of we zaden in die belletjes kunnen stoppen. Dan heb je dus iets gevierd en een paar weken of maanden later staat er op die plek een veld vol met bloemen. Dan schaad je de stad niet meer, zoals met regulier vuurwerk, dan voed je de stad.’

Het ziet er zo simpel uit.

‘Dat is het leuke van mijn werk: het er zo simpel mogelijk uit laten zien. Maar dat is het natuurlijk niet. Dit project heeft jaren gekost. We probeerden het eerst met drones en confetti. Heel veel lawaai, heel lelijk. Dat was gewoon shit – en bovendien heb ik het inmiddels al vaker gezien. Boring. Maar ook de eerste prototypes van wat je hier nu ziet waren slecht. Ze zagen eruit als studentenkots. En we hebben ook bijna een stagiaire geëlektrocuteerd.’

‘Soms is het zo druk dat we letterlijk plaspauzes in moeten lassen. Die werden in drukke perioden daadwerkelijk in de agenda gezet’

Wanneer weet je: nu is het goed, dit is af?

‘Als ik het niet meer snap, als het de materie overstijgt. Dat ik denk: waar de fuck kijk ik naar? Als je iets herkent stop je met denken, parkeer je het in een hokje en ga je door. Dat wil ik niet. Ik wil me blijven verwonderen. Ik vind het lekker als mijn brein geen controle meer heeft, aan het werk wordt gezet. Het moet dus ergens ook een beetje oncomfortabel zijn. Je moet jezelf er feitelijk aan overgeven.’

Lukt aardig. We staan verdomme nog steeds in het donker.

Lachend: ‘Dat is inderdaad een goed teken. We zijn alleen maar bezig met die belletjes, denken niet meer aan de wereld buiten deze kamer… Weet je, mensen vragen ook weleens aan me hoe ik nou weet of iets een goed idee is. Het simpele antwoord is: dat weet ik niet. Ik voed het met tijd, geld, liefde en energie, moet me echt overgeven aan dat idee en maak tot het er daadwerkelijk is miljoenen minibeslissingen. Natuurlijk maak ik dan fouten, want ik kan wel denken aan organisch vuurwerk, maar tot het er daadwerkelijk is heb ik ook geen idee wat dat precies moet inhouden. Het is een ontdekkingsreis. Zo’n reis is leuk, maar ook oncomfortabel en je loopt onwijs veel risico. Want er is een deadline, een budget, een opening en ik moet natuurlijk wel scoren, anders lacht iedereen je uit. Dat hoort er allemaal bij.’

Deze bubbels zijn binnenkort te zien in Bilbao. Ben jij een leuk mens in aanloop naar zo’n evenement?

‘Ik zit er nu relatief chill in, maar in de week voorafgaand aan zo’n evenement komen de imperfecties naar boven. Ik weet inmiddels dat ik de dag ervoor waarschijnlijk een hartaanval krijg omdat iets er verschrikkelijk uitziet. Kabeltjes die er niet horen, lelijk exit-bordjes, vreselijk. Bel de opening maar af, dat gevoel. Maar ik heb een geweldig team dat dat probeert te ondervangen. En als ik vervolgens zelf ook nog drie, vier, vijf uur ga tweeken, dingen verplaats, dit wat meer, dat wat minder, dan komt ineens de magie erin. En dat is leidend, die magie. Het moet een droom zijn.’

Er zit nog altijd in kind in jou.

‘Ja, dat is er niet uit te rammen. Gelukkig maar, want de wereld is bruut, lomp, onverschillig en imperfect, maar juist die imperfecties maken het mooi. Wat Leonard Cohen schreef: There is a crack in everything, that’s how the light gets in. Zo mooi.’

Kinderen kunnen over het algemeen niet goed tegen het woordje ‘nee’. Hoe zit dat bij jou?

‘Nou… Ik interpreteer ‘nee’ graag als ‘nu niet’. Maar ik heb soms ook gewoon slechte ideeën en dan is het wel goed als iemand nee zegt. Toenmalig minister Schultz vroeg mij jaren geleden of ik de Afsluitdijk weer iconisch kon maken, omdat ze de boel daar grondig gingen verbouwen. Die prachtige plek, dat geweldige landschap, ik dacht: we moeten de maximumsnelheid verlagen. Van 130 naar 30 kilometer per uur, zodat we nog langer van die Afsluitdijk konden genieten. De minister keek me alleen maar aan, was tien seconden stil en vroeg vervolgens heel beleefd of meneer Roosegaarde ook nog andere ideeën had. Die had ik gelukkig, maar op dat moment was ik er heilig van overtuigd en ergens blijf ik het een mooi idee vinden.’

Bestaat er bij Studio Roosegaarde zoiets als een gewone werkdag? Of is het een broeinest van creatieve wanorde?

‘Nee joh, er is heel veel structuur. Anders word je gek. Je moet echt enorm ordelijk zijn om dit soort dingen voor elkaar te krijgen. Totaal. En dan nog is het druk, soms zo druk dat we letterlijk plaspauzes in moeten lassen. Die werden in drukke perioden daadwerkelijk in de agenda gezet.’

Doe normaal.

‘Ik meen het. Vooral omdat het een paar jaar geleden misging. Ik was in Eindhoven als ambassadeur van de Dutch Design Week en had ’s avonds laat nog een interview met een journalist van The New York Times. Dat bleek een uur te duren, maar ik moest al plassen voor dat interview begon. Ik probeerde tijdens het gesprek naar binnen te gaan, stiekem te plassen, maar ik had daar geen bereik. Dus begon ik me te realiseren dat ik twee keuzes had: het gesprek afkappen of toch naar het toilet. Laat ik het erop houden dat ik die knoop iets te laat doorhakte. Bloody gênant eigenlijk. Ik weet ook niet precies meer waarom ik dit vertel…’

Benieuwd naar de rest van het interview met Daan Roosegaarde? Je leest het op Blendle. ‘Ik merk dat bij vrienden van me, mensen die zich lijken te verliezen in hun werk, helemaal als ze iets doen waar ze niet heel blij van worden. Ze worden stug, verliezen een soort elasticiteit, verliezen hun levenslust. Zonde. Ik kan me ook in mijn werk verliezen, maar ik houd wel ontzettend van wat ik doe.’

Interview
  • Erik Andersson