‘Het was een dinsdagavond in maart. Mijn vrouw Riemke en ik zaten thuis te eten. Ineens kon ik niet meer slikken, kreeg het eten niet naar binnen. Praten lukte ook niet. Ik probeerde het wel, maar het klonk alsof ik dronken was, alsof ik een dubbele tong had. Gewoon, van het ene op het andere moment. Vanuit het niets. Nog diezelfde avond zat ik in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam-Oost, hier om de hoek. Van daaruit stuurden ze me door naar het OLVG-West, waar ze een scan van mijn hoofd konden maken. Ze zagen een klein vlekje op mijn hersenen. De diagnose: een herseninfarct. Ik kreeg meteen het idee dat het een beetje afgelopen was. Een herseninfarct, daar herstel je niet van. Om zeker van de diagnose te zijn, wilden ze een MRI maken. Dat moest in het ziekenhuis van Zaandam. Transport was er zo laat op de avond niet. Ik moest wachten. Een nacht lang. Lag ik daar in een kamertje. Riemke zat bij me. Om vier uur ’s nachts zei ik dat ze maar naar huis moest gaan. Blijven had geen zin. Kort erop kreeg ik nog een dekentje en viel ik in slaap.
Toen de zon opkwam, brachten ze me met de ambulance naar Zaandam. Lamgeslagen was ik. Wie is er ook tegen bestand om met zo’n diagnose de dag te beginnen? Onderweg kon ik nog net door een raampje van de ziekenauto kijken en zag hoog boven mij Het Wiel van Jeroen Henneman, een kunstwerk op een gebouw dat vlakbij de Coentunnel staat. Iedere keer als ik van huis naar oefenruimte De Werf fietste, zag ik dat wiel ook. Als een vuurtoren dat zijn licht scheen op onze studio, mijn tweede thuis. Tien maanden voor mijn rit in de ambulance brandde het volledig af. Ook dat was al weg. Ik had het idee dat het me allemaal uit de vingers glipte.
‘De dingen die ik altijd zonder nadenken deed, kan ik ineens minder goed. Dat is schokkend om te merken’
In Zaandam maakten ze de scan. Goddank bleek van een herseninfarct geen sprake. Ze wisten toen zeker dat ik die ene zeldzame spierziekte heb. Myasthenia gravis, een ernstige spierverslapping. Ik was ongelooflijk opgelucht. Om het te hebben is geen feest, maar toen dacht ik: hier kom ik wel weer bovenop. De medicijnen die ik kreeg, werkten meteen. Ik at een broodje, kon mijn pak weer aan en wandelde door het ziekenhuis. Ik kwam weer tevoorschijn. Het gevoel: ik blijf erbij. Ik maakte onmiddellijk plannen.’
De uren ervoor werd je nog geconfronteerd met de eindigheid.
‘Absoluut. Ik heb het meegemaakt met vrienden en vriendinnen en met collega’s. Ik dacht aan Henny Vrienten en Jan Rot. Aan hoe snel dat allemaal is gegaan. Dat is een gat dat geslagen is. Een groot verdriet. Als monument van ons 50-jarig bestaan komend jaar, ben ik nu bezig met het maken van een uitgebreid boek met stills van video’s die ik de afgelopen decennia met de Nits heb gemaakt. Van videoclips tot meer reportage-achtige beelden van onze tournees. Geweldig om te doen, maar het confronteert me ook met mijn jeugd. Met hoe ik eruitzag en hoe gemakkelijk de dingen gingen. Het was piekfijn en vanzelfsprekend. Ik was in mijn prime. Het is mooi om te zien, maar ook confronterend.’
Toen ik je een aantal weken geleden benaderde voor een interview, was het nog niet het goede moment. ‘Ik ben nog niet zover dat ik lange gesprekken kan voeren,’ mailde je. ‘Ik geef het nog even tijd.’ Hoe is het nu?
‘Het komt amper voor dat ik lang achter elkaar praat. Ik ben gauw kortademig. Dat komt ook door mijn medicijnen. Een paar maanden geleden was ik even in Spanje, waar mijn dochter en kleindochter wonen. Normaal loop ik er veel. Dit keer was ik vrij snel op. De dingen die ik altijd zonder nadenken deed, kan ik ineens minder goed. Dat is schokkend om te merken. Van het ene op het andere moment word ik geconfronteerd met mijn lichaam en mijn gebrek aan energie. Ik ben altijd gezond geweest, had nooit enorme klachten en kwalen. Ik kon intens spelen. Optredens van meer dan twee uur. En nu dit. Ik moet nog maar kijken of ik dat niveau van voorheen weer kan halen.’
Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest 't in de nieuwste Revu.
- Rick Blom
- Pim Kops