James Worthy

James Worthy: 'Mijn zoon kijkt naar de grafstenen en is aan het hoofdrekenen met geboorte- en sterftejaren'

‘Op begraafplaatsen zit het hart snel vol. Zo veel verdriet kan een hart niet aan, dus moet je je hoofd maar gebruiken’

James Worthy

Mijn zoon en ik lopen over de begraafplaats. De grindpaadjes zijn bevroren. Als melancholische pinguïns sloffen we richting onze vriend. Het is alweer een jaar geleden dat hij ons verliet. We hebben bloemen gekocht bij de bloemenkraam die voor de begraafplaats staat. De bloemist vroeg 30 euro voor een middelmatig boeket. Ze schaamde zich niet. Ze leek er niet rouwig om. De een zijn dood is de ander zijn brood. Deze bloemenkraam heeft enkel en alleen bestaansrecht, omdat er elke dag een paar mensen ophouden te bestaan.

Mijn zoon kijkt naar de grafstenen en ik hoor hem mompelen. 2019-1947=. 1980-1899=. Hij is aan het hoofdrekenen met geboortejaren en jaren van overlijden. Straks als hij thuis is, maakt hij ongetwijfeld een grafgrafiek.

Op het graf van iemand die hij van televisie kent, staat een blikje Red Bull. ‘Waarom staat daar een blikje energiedrank?’ vraagt hij.

‘Omdat het je vleugels schijnt te geven. En als je naar de hemel moet vliegen, heb je vleugels nodig,’ verzin ik.

2023-2020=.

‘Dit meisje was gewoon 3 jaar oud,’ zegt hij.

‘Het leven is oneerlijk, kleine stinkerd.’

Op het graf staat een natgeregende knuffelbeer. De beer beschermt het graf. Een waakhond van pluche. Mijn zoon trekt een bloem uit ons boeket en legt deze naast de knuffelbeer neer. ‘Waar ligt onze vriend eigenlijk?’

‘Daar bij het water,’ zeg ik.

‘Waar wil jij later liggen, pap?’

‘Ergens naast een bankje. Ik ben dol op bankjes. Begraafplaatsen zijn mooi, maar ze zuigen ook alle energie uit je lichaam. Al die namen, al die verhalen en al die koude stenen. Ik wil naast een bankje liggen. Ook voor jou, weet je wel? Dan kan je lekker bij me komen zitten met je kinderen. Dan kan je verhalen vertellen over je vader.’

‘Ik weet nog niet of ik kinderen wil.’

‘Ik ook niet, jongen.’

1974-1932=.

‘Ik vind het zo lief dat je aan het rekenen bent,’ zeg ik.

‘Waarom dan?’

‘Je leert iets van de doden. Hoe blij zullen deze doden wel niet zijn? Ze helpen jou om die rekentoets te halen. Zo levend zullen ze zich lang niet gevoeld hebben. En ik vind het slim van je. Op begraafplaatsen zit het hart snel vol. Zo veel verdriet kan een hart niet aan, dus moet je je hoofd maar gebruiken. Als je niet meer op je hart kan rekenen, moet je maar gaan hoofdrekenen.’

2023-1975=

We staan bij het urnhuisje van onze vriend. Met mijn lederen handschoen veeg ik wat aarde uit de letters van zijn achternaam. Chevalier.

Ik zie hem rekenen. Het is een makkelijke som, maar een complex antwoord.

‘Hij was echt jong, pap.’

‘Veel te jong, jongen.’

‘Hij was zo’n lieve man,’ zegt hij.

‘Inderdaad. Op hem kon je altijd rekenen.’

Column
  • Adobe Stock