Nieuwe Revu ontmoet Herman Erbé
Waar? In Alkmaar. Iets genuttigd? Twee keer twee cappuccino. Verder nog iets? Erbé zit vol verhalen. En hij is nog steeds enthousiast links. ‘Als je niets te eten hebt en de plek waar je woont, wordt steeds warmer en er wordt nog gevochten bovendien, dan zou jij toch ook vluchten? Mijn vader heeft mij weleens gebeld: “Herman, mag ik bij jou komen wonen, dan kunnen er vluchtelingen in mijn huis.” Maar hij had zijn huis al weggegeven aan mijn halfbroer, dat was hij helemaal vergeten.’
Herman Erbé is die ene, van die twee van Circus Custers. Circus Custers, even denken, wie waren dat ook alweer? O ja, Acda en de Munnik avant la lettre. De zwoele zomerhit van Circus Custers luidde niet Niet of nooit geweest, maar gewoon In de zomer. De grootste hit scoorden Erbé en Joseph Custers, net als Acda en de Munnik, ook volkomen onverwacht. Monica (‘Ik denk weleens aan Monica die woonde in de straat op nummer 7’), nota bene eigenlijk een kinderliedje en aanvankelijk niet eens verkrijgbaar op single. Maar ja, als Frits Spits ermee aan de haalt gaat...
Dat Nederlandse pop- en rapmuziek anno 2023 populair is – Bløf, Maan, Snelle, Suzan & Freek, Douwe Bob én Acda en de Munnik – is te danken aan de gouwe ouwe Nederpopbandjes uit de jaren 80. Doe Maar, Het Goede Doel, Klein Orkest, Kadanz. Want vóór Doe Maar en consorten zong er bijna niemand in ‘je moerstaal’. Ja, de Zangeres Zonder Naam en André Hazes. O, en vooruit, Rob de Nijs.
Zoals het hoort, vielen al die bandjes een keertje uit elkaar en zoals het hoort, kwamen ze allemaal weer groots terug voor een reünie. Net zoals Acda en de Munnik. Harrie Jekkers stond met zijn Klein Orkest de afgelopen jaren weer voor volle zalen, Doe Maar maakte van hun comeback één langgerekte gimmick door steeds opnieuw bij elkaar te komen, Henk (Westbroek) & Henk (Temming) kwamen terug door wéér ruzie te maken op het podium en Toontje Lager is al jaren weer geen enkel jeugdhonk uit te slaan. Maar waar bleef en blijft Circus Custers? Dat is nog eens een goede vraag.
We gingen op zoek naar Herman Erbé die een klein beetje overgehaald moest worden om een interview te geven. ‘Joh, heeft dat zin?’ Natuurlijk. Want waar is Circus Custers gebleven, waarom zijn Herman Erbé en Joseph Custers überhaupt uit elkaar, komt er ooit nog een nieuwe plaat? En hé, hoe gaat het eigenlijk met Erbé, die destijds toch de nodige meisjesharten deed smelten...
‘Ik zag ‘de artiesten’ optreden en dacht al heel snel: ja zeg, dat kan ik beter. Bovendien, de leukste meiden stonden vooraan. Nou, dan wil je wel’
Herman, even om te beginnen, we zitten hier in Alkmaar, in café Pluim. Dat is exact halverwege de redactie van Nieuwe Revu, Amsterdam, en je huidige woonplaats, een dorpje in Friesland. Wat doet een geboren rock & rollende Amsterdammer als jij op het stille Friese platteland?
‘Ik heb jaren gewoond in Amsterdam, onder meer op de Wallen. Ik heb ook kroegen gehad, in de tijd van flower power, weet je wel. Ik was toen 18, 20, 25 jaar. Te gekke tijd. Van alles meegemaakt. Maar het platteland ben ik óók gewend. Mijn ouders waren, wat je toen noemde, “jeugdherbergouders”. Ze runden jeugdherbergen en verkasten nogal eens. Dan gingen ze ergens anders de tent runnen, maar altijd een jeugdherberg. Dat was toen dus nog écht een herberg. Muren van hout. Bloedheet in de zomer. Blaren op de ramen. IJskoud in de winter. Bloemen op de ramen. Maar in mijn herinnering heb ik vooral heel veel bomen geplant in de tuin.’
Je ouders waren nogal idealistisch.
‘Mijn grootvader was een communist, mijn vader socialist. Je kon volgens mij toen ook niet veel anders, als arbeider. Ik heb een heel pacifistisch verleden. Mijn ouders dachten: wij nodigen iedereen uit, de deur staat altijd open. Het idee daarachter was: dan krijgen we in elk geval niet die ellende als in Gaza nu. Het was prachtig. Ik vond het een waanzinnige tijd, alles kon. Ik was dyslectisch, maar dat bestond nog niet. Lekker keet schoppen op de achterste banken van de klas. Het was allemaal niet erg. Toen ik dertien, veertien was, stond ik al op het podium. Je had altijd wel een bühne, een zaal waar iets georganiseerd kon worden, in zo’n jeugdherberg. Ik zag “de artiesten” optreden en dacht al heel snel: ja zeg, dat kan ik beter. Bovendien, de leukste meiden stonden vooraan. Nou, dan wil je wel. Bovendien, op school lukte het allemaal dus niet zo en ik wilde laten zien: ik kan wél wat. Later heb ik gelezen dat meer kunstenaars dat dachten. Maar goed, het was toen zoveel warmer en vrolijker. Saamhorigheid, dat was het woord. Dat was er toen veel meer als nu.’
Was het echt zo idyllisch?
‘Die jeugdherbergen waren niet te verwarmen, mijn luiers bevroren op de plek waar ik sliep. Mijn vader is er eentje uit een gezin van negen kinderen, uit de Amsterdamse Jordaan, natuurlijk. Het waren er aanvankelijk tien, maar eentje overleed. Ik ben er later weleens langs gelopen met mijn vrouw, langs dat huisje, in de Jordaan. Ik had het te klein gevonden om alléén samen met mijn vrouw in te wonen, laat staan met négen kinderen. Los van het kleine had je nog het vocht. Eén keer per jaar ging alle huisraad eruit, voor zover er meubels waren, en werd alles vanbinnen afgebrand. Arbeiders hadden niks. Zo lang geleden is het allemaal nog niet, we zijn in no tempo rijk geworden. Dat geldt ook voor mij, hoor. Ik heb mijn huis in Amsterdam heel goed verkocht. En nu is het al twee keer zoveel waard. Als je erover nadenkt, is het waanzin.’
We dwalen een beetje af, want eigenlijk moeten we het gaan hebben over Circus Custers.
‘De wortels daarvan zitten in die tijd. Ik ben begonnen als folkzanger.’
Wat is dat, vragen we namens onze jonge lezers.
Lachend: ‘Een folkzanger, dat is een singer-songwriter. Neil Young. Bob Dylan.’ Met een knipoog: ‘Die kennen ze toch nog wel?’
Je bent dus begonnen als folkzanger. Dat is dan misschien toch net even wat anders dan zingen van ‘In de zohomer, in de zohomer, zijn alle zorgen mooi voor morgen, zijn alle zorgen mooi verborgen...’
‘Je haalt nu een refrein aan van wat een hitje had moeten worden van Circus Custers. Als je een bandje hebt, probeer je altijd om een hit te scoren. Maar je weet het nooit van tevoren of een liedje een hit wordt. Eigenlijk is dat gekmakend. Ik zal zo vertellen over Monica, in feite onze enige échte hit. Tegenwoordig kan ik het weer horen en ook weer zingen. Aanvankelijk zong ik in het Engels. In mijn eigen kroegen die ik had samen met mijn goede vrienden. Bijvoorbeeld ’t Cloppertjen aan de Lijnbaansgracht, een voormalige kolenopslagplaats. Later hadden we een kroegje aan de Prinsengracht. Helemaal zelf verbouwd, van de grond tot aan het plafond, samen met mijn goede lieve vriend Onno Snelle. Allebei waanzinnig lang haar. Ik was er zanger en ober. Residence singer. Onno is onlangs overleden, ik heb er veel verdriet van. Ik hield enorm van hem, dat kon ook niet anders. Het was een fantastisch mens.’
Nog even over die kroegen. Hoe ging dat, toen?
‘Jan en alleman kwam langs. Op een zeker moment kwam er een gozer binnen. ene Jackson Browne. Nooit van gehoord. “Mag ik een paar liedjes zingen?” Ik zeg: “Ja, natuurlijk,” want ik zei nooit nee. Want wie ben ik nou helemaal? “Maar hé, niet meer dan twee.” Want al die gasten zongen Neil Young en Neil Young kan alleen Neil Young zingen. Neill Young is zo eigen, als je dat imiteert is het om te janken. Maar toen ie ging staan hoorde ik: tering, wat is dit goed! Hij stond de avond erna in het Concertgebouw, want Paradiso was er nog niet, met Joni Mitchell. Ik had al kaartjes, maar bij ons was hij beter. We hebben The Birds binnen gehad. Ronnie Wood... Een dag later stonden ze in Kralingen.’
En jij dacht weer: dat kan ik ook.
‘Eind jaren 70 raakte ik verzeild op Vlieland. Van de Wallen, de Oudezijds Voorburgwal, want daar woonde ik toen, naar de Wadden. De Oudezijds was gaaf. Daar had je toen nog hoeren van 40, 50 jaar. Die vertelden in mijn kroeg Husse: “Jongen, ik moet het tegenwoordig van ouwehoeren hebben, want neuken gaat niet meer!” Op de Wallen gebeurde je toen nooit wat. Als er ooit al eens gesodemieter was, grepen de souteneurs, de pooiers in. Je fiets hoefde je niet op slot te zetten. Ik zeg niet dat het toen beter was, het was anders.’
Maar Vlieland...
‘Er was een camping. Stortemelk. Die camping is er nog steeds. Ik vermaakte daar mensen. Er was toen nog nauwelijks televisie. Ik had er een bakfiets en dan gingen we als de avond viel de tenten langs. Eerst voor de kinderen, liedjes en verhaaltjes voor het slapengaan, en daarna voor de volwassenen. Er liep ook ene Joseph Custers rond. We gingen het samen doen. Maar ik zat natuurlijk niet altijd op Vlieland. Ik was ook nog steeds in Amsterdam. En in Haarlem. Daar ontmoette ik Lennaert Nijgh. Die schreef liedjes voor Boudewijn de Groot, maar die wilde zijn vrolijke liedjes niet zingen. Ik heb dat geprobeerd, toen. Jan Klaassen de trompetter, in het leger van de prins. Uiteindelijk paste het beter bij Rob de Nijs. Die zag er ook beter uit dan ik, haha.’
Wij zijn nog steeds benieuwd naar Circus Custers. Je had op een zeker moment, medio jaren 80, Doe Maar, Het Goede Doel, Klein Orkest en... jullie.
‘Begin jaren 80 kon je opeens als Nederlandse popband een platencontract krijgen. Joseph en ik waren aanvankelijk vooral een act voor kinderen, wij zongen kinderliedjes. “Ik wou dat de afwas af was, want als de afwas af was, dan wist ik het wel.” Of: “Het is weer regenpakkenweer.” Maar ook – door Vlieland – schreven en zongen we liedjes voor volwassenen. Omdat Joseph altijd geweldig tekeerging op zijn keyboard, zei ik altijd tijdens optredens: “Ah, Circus Custers is weer los!” Zo werd de bandnaam geboren. Maar we hadden eigenlijk nog niet eens een band. We mochten wel een plaat gaan maken. Die plaat, Romantisch verbitterd, werd mede een succes omdat we de nummers live speelden in het voorprogramma van Het Goede Doel, dat toen een megahit had met België. En van het een kwam het ander.’
Het ander?
‘Ineens vonden we onszelf terug in afgeladen kroegen en bezwete discotheken. We hadden een hitje met Verliefd, daarna met In de zomer, maar het ging pas echt los met Monica.’
‘Ik liet me 10 kilometer voor het theater waar we moesten optreden uit de auto gooien. Rende ik de rest van de afstand. Kwam ik nog een beetje tot rust’
‘Ik denk weleens aan Monica die woonde in de straat op nummer zeven. Die bleef in één keer weg van school en niemand wist waar of ze was gebleven.’
‘Joseph en ik hebben het niet zelf geschreven. Er kwam een plaat van ons aan met kinderliedjes. Die liedjes, dat was bij elkaar allemaal net iets te zoet, vond ik, er moest iets minder zoets bij, want kinderen mogen best weten hoe de wereld in elkaar zit. Dat minder zoete liedje werd Monica van liedjesschrijver Bert Vervoorn. Leuke man, een vakman ook. We dachten er nooit meer aan, totdat die plaat uitkwam en Monica opeens op de radio werd gedraaid. Het was niet eens een single. In allerijl is er toen een single geperst, met op de B-kant Domino. Een meer infantiel liedje hebben we nooit meer opgenomen. Maar wij stonden overdag voor kinderen te zingen en ’s avonds in de discotheek, wij hadden helemaal geen tijd om dat allemaal in de gaten te houden. Circus Custers was een rollercoaster. Om de stress enigszins in de hand te houden, liet ik me veelal pak ’m beet 10 kilometer voor het theater waar we moesten optreden uit de auto gooien. Rende ik de rest van de afstand. Kwam ik nog een beetje tot rust.’
Daar moeten Doe Maar en Het Goede Doel toch ook last van hebben gehad?
‘Misschien. Doe Maar, Henny Vrienten, wilde niet meer, omdat hij voor 14-jarige bakvismeisjes stond te zingen. Maar wij waren kinderen van 4 tot en met 8 jaar gewend. Kun je nagaan: stond je opeens in de Bijlmer Bajes. “Ik denk weleens aan Monica...” We hebben ook voor Hells Angels gestaan. Ik vond het wat ongemakkelijk. Kwam de head security van die gasten naar ons toe. Pakte ons stevig vast, echt stevig. Ik schrok. Hij zei: “Jullie hoeven je geen zorgen te maken. Dankzij jullie liedje heb ik geen zelfmoord gepleegd. Jullie overkomt niets. Zie jij die gasten links en rechts bij de ingang? Dat zijn de gevaarlijkste en die luisteren naar mij.” Op dat moment is zo’n boodschap best geruststellend. Ook omdat wij het gewoon niet gewend waren. Ik ben een ouwe hippie en Joseph is een psycholoog die alles met sussende woorden op probeert te lossen. Tegelijkertijd waren we ook wel trots als een aap met zeven lullen, hoor. Want zelfs een concert voor de Angels, ach, dat flikten wij.’
En groupies?
‘Geen Doe Maar-taferelen. Wel een keer een fan die met haar koffer op de stoep stond en bij mij in wilde trekken. Tja, hoe leg je dat uit aan je vrouw? Later bleek dat ze dat ook al een keer bij Henk Westbroek had gedaan. En broeierige momenten in de vrouwengevangenis. “Ik zal effe regelen dat ik jou alleen mijn cel mag laten zien.” Maar mijn mooiste moment was op Vlieland. Een meisje van 4 jaar dat naar mij toe kwam, mijn hand pakte en zei: “Mijn klompen staan naast jouw klompen.”’
Circus Custers stond altijd een beetje in de schaduw van de nog grotere en meer succesvollere bands. De Dijk, The Scene, Frank Boeijen Groep, Klein Orkest, Het Goede Doel.
‘Wij waren ook geen echte band. Wij waren een duo, en deden heel veel verschillende dingen: maakten om de twee jaar een nieuw kinderprogramma in het theater. Zaten met Hakim in Sesamstraat, presenteerden op televisie, deden met orkestband discotheken. Kinderliedjes hebben ons het meest gebracht, maar wij waren niet de allerbeste. Dat was Klein Orkest met hun album Roltrap naar de maan.’
Je hebt in veel vroegere interviews gezegd: met Circus Custers hebben we, met onze shows voor kinderen, heel erg hard gewerkt.
‘Dat was wel werk, ja. Drie kindershows van een uur op één dag en daarna, ’s avonds, de disco’s in. We verdienden goed, maar het was dodelijk. We hebben ons niet het lazarus gewerkt, we hebben ons kapot gewerkt. Als ik om 04.00 uur thuis was, was ik blij, maar dan stond Joseph om 10.00 uur alweer op de stoep met ons vrachtautootje met daarop in het rood en in het geel heel groot ons logo: Circus Custers.’
Is het ’t waard geweest?
‘We hebben goed verdiend. Ik ben een ouwe hippie, maar ik ga daar niet om liegen. Ik heb een mooi huis en een zeilboot. Maar ik heb ook veel weggegeven en je kunt alles van me krijgen. Los van het geld, op onze plaat Kop in de wind ben ik nog altijd heel erg trots. Op Romantisch verbitterd ook. Maar mijn solo-cd Zoenen van chocola, dat vind ik mijn mooiste plaat. Daarop kloppen alle liedjes. Het liedje Jongetje de blues zegt precies wie ik ben. Ik ben nog steeds het jongetje met de blues! En het liedje Eerste liedjes vind ik mijn mooiste liedje.’
Een fragment uit Kop in de wind: ‘Kop in de wind. Je rug gebogen. Zo ga je door tot je niemand meer ziet. Kop in de wind. Zand in je ogen. Tranen zijn niet van verdriet. Het had zo anders kunnen wezen. Maar dingen gaan zoals ze gaan. ’t Heeft geen zin om heel je lieve lange leven bij al je missers stil te staan. ’t Kan lang of kort duren. Je kunt niet alles sturen. Er is een end en een begin. Kun je niet uit de voeten. Je zal wel verder moeten, ook al zit je d’r nog middenin. Dus gooi je kop in de wind.’
‘En zo is het.’
Tot slot. Waarom is Circus Custers eigenlijk uit elkaar?
‘Omdat aan alles een eind komt. Joseph mailde me laatst wel weer wat teksten. Maar het is voorbij, joh. Ik ben 74. Het is mooi geweest. En mooi geweest is het. Ik kijk er met heel veel plezier op terug!’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Ivo van der Bent