Premium

‘Er zit een VAR op de samenleving’

Er lijkt dit jaar geen maat te staan op Tijl Beckand (45). Zo is hij bij RTL 4 het gezicht van programma’s als Dancing with the Stars en Het Perfecte Plaatje en bij de NPO van Tijl in het Voetspoor van Bach.

Tijl Beckand

Deze week staat hij opnieuw met De Lama’s in de Ziggo Dome. ‘Toen we stopten, ontnamen we de fans iets leuks.’

Toen jullie in 2008 met De Lama’s stopten, dreigden sommige fans met zelfmoord. Had je daar ooit rekening mee gehouden?

‘Nee, want als je rationeel denkt, zeg je: het stoppen van een programma kan niet de reden zijn dat iemand zijn leven wil beëindigen.’

Toch kreeg je wel die signalen.

‘Sterker nog, die kwamen destijds binnen bij mijn kantoor.’

Wat doet dat met je?

‘Nou, je probeert die situatie te scheiden van je eigen situatie. Ik ben natuurlijk geen maatschappelijk werker. Of arts. Daarom moet je dat gevoel wel onmiddellijk uitzetten, hoe vreselijk dat ook is. Natuurlijk, het heeft me erg geraakt, absoluut, ook de machteloosheid die je erbij voelt. Maar hé, wat konden we daaraan doen? Bovendien zou dat een hele slechte motivatie zijn om toch maar door te gaan.’

Begreep je het wel?

‘Nee, al begreep ik wel dat fans het jammer vonden dat we stopten. Want doordat we besloten om niet meer door te gaan, ontnamen we hen iets leuks.’

Voor velen waren jullie ook een soort van troostende schouder. Hadden jullie dat door?

‘Ja, kennelijk is humor een medicijn. Je wil niet weten hoe vaak tegen ons is gezegd dat we mensen door een moeilijke periode heen hebben geholpen. Door het kijken naar De Lama’s knapten sommigen echt op.’

Wat zegt dat over jullie?

‘Zonder onszelf op de borst te kloppen: we waren een movement. Want vergis je niet, hè. Wat wij deden, dat was redelijk uniek. Het was alles in één: cabaret, boyband én tv-programma. Op een gegeven moment hadden we 1,5 miljoen kijkers, wonnen we de ene prijs na de andere en speelden we overal in het land voor uitverkochte zalen, inclusief de Heineken Music Hall.’

Toen ik mezelf erop betrap te dat ik steeds vaker in herhaling viel en steeds weer dezelfde trucjes gebruikte, was het misschien wel beter om te stoppen

Waarom sloeg dat zo aan?

‘Het was niet bedacht, zoals nagenoeg elk programma op tv. En het mooie was: in de theaters kon iedereen live zien dat het ook allemaal echt geïmproviseerd was.’

Toch besloten jullie om na bijna vijf jaar te stoppen.

‘Ja, maar dat was niet omdat we niet meer met elkaar wilden. Iedereen vond het namelijk wel even fijn om het Lama-monster even te laten slapen. Want het vrat namelijk alles op. Niet alleen tijd, maar ook energie. Zo hadden we voor BNN liefst 85 af leveringen gedaan en stonden we 250 keer in het theater. Blijf dan maar eens scherp. Dat is heel lastig. En toen ik mezelf erop betrapte dat ik steeds vaker in herhaling viel en steeds weer dezelfde trucjes gebruikte, was het misschien wel beter om te stoppen.’

Had je daar moeite mee?

‘De volgende ochtend had ik wel even een katerig gevoel, ja. En later dat jaar dacht ik ook weleens: was het niet te snel. Maar spijt? Nee, dat heb ik nooit gehad. Dat komt ook omdat er een hoop leuke dingen op mijn pad kwamen. Daardoor heb ik mezelf altijd kunnen blijven ontwikkelen. En zo ben ik uiteindelijk ook bij RTL beland. Dus het heeft ook veel nieuwe dingen opgeleverd.’

Toch keerden jullie in 2017 terug.

‘Ja, toen we elkaar in 2015, zo’n zeven jaar na onze laatste show, weer voor het eerst zagen, bij een etentje bij Ruben Nicolai, begon het toch weer te kriebelen. En leek het ons leuk om toch weer iets samen te doen. En dat werden dus vier optredens in de Ziggo Dome.’

Deze week staan jullie wederom daar, ditmaal met Backer in Action. Jullie kunnen maar geen afscheid nemen?

‘Oh, maar we zijn ook niet voor altijd terug. We vinden het gewoon leuk om weer een keertje te spelen.’

Wat maakt het dan zo leuk?

‘De onvoorspelbaarheid. Zo weten we nooit hoe een avond verloopt. Omdat we niet weten welke opdracht we vanuit de zaal krijgen en hoe daarop wordt gereageerd.’

Geeft dat ook een bepaalde kick?

‘De grootte van de zalen vraagt eigenlijk om een voorbereiding. Dus ja, we nemen een groot risico. Maar juist daarom blijven we overeind... Maar de kick zit ’m er ook in dat het publiek voelt dat het een unieke voorstelling is. Want zij weten ook: de show van morgen is weer totaal anders.’

Hoe belangrijk is het dat er geen wisselingen meer zijn?

‘Dat is heel belangrijk. Daarom is het huidige team, bestaande uit Ruben Nicolai, Ruben van der Meer, Jeroen van Koningsbrugge en ik, ook zo goed op elkaar ingespeeld. We weten wat we aan elkaar hebben. Ik noem ons team niet voor niets het Dream Team. Al moet ik wel zeggen dat we niet per se types zijn die zomaar vrienden zouden zijn geworden. Daarvoor is iedereen te verschillend. Niet alleen qua achtergrond en interesses, maar ook hoe we ons leven leiden. Maar doordat we allemaal één skill hebben die we delen, kunnen we op een bepaald level heel goed met elkaar communiceren.’

Was het daarom voor anderen ook zo moeilijk om aansluiting te vinden? Velen hebben het geprobeerd – denk aan Arie Koomen, Sara Kroos en Jandino – maar die hebben het allemaal niet gered bij jullie.

‘Het was vooral moeilijk omdat we een hecht clubje waren. Daar kom je moeilijk tussen. En dat niet alleen: het is ook geen selectie van twintig man, zoals bij een voetbalteam. Het is echt een klein clubje.’

Flopte daarom ook Lama Gezocht?

‘Dat was helemaal niet geflopt. Naar dat programma keken gemiddeld 850.000 mensen. Alleen: we hebben niemand kunnen vinden van wie wij dachten dat die het kon. Maar dat zeiden we van tevoren al. Zo van: wij vinden het geen goed idee. Maar BNN wilde het toch doorzetten. Omdat ze dachten dat misschien wel Dolf Jansen of Klaas van Eerden zich zouden inschrijven.’

Maar dat was een inschattingsfout...

‘Ja. Er zaten wel aardige mensen tussen, absoluut, maar die waren lang niet op stoom om zomaar maar even aan te haken. Al betekende dat overigens niet dat je dan kansloos bent, hè. Rob Kemps zat bij Lama Gezocht bijvoorbeeld bij de laatste drie. En die speelt met de Snollebollekes nu gewoon in volle stadions. Dus ik wil alleen maar zeggen: zelfs als je ook maar één keer met ons hebt meegedaan, zoals Jandino, kun je echt nog wel succesvol worden. Die trekt ook een volle Kuip.’

Maar toch redden ze het niet bij jullie. Wat maakt het zo moeilijk dan?

‘Nou, met alleen grappig zijn, red je het niet bij ons. Je moet vooral snel grappig zijn. En schaamteloos en zorgeloos. Er is namelijk nogal een verschil tussen een cabaretprogramma bedenken, repeteren én jouw grappen goed uitvoeren en om 19.50 uur nog een espresso naar binnen tikken, het podium oplopen en gelijk reageren op wat er wordt gezegd. En ja, dat kan ik. Sterker nog, soms stap ik weleens naar voren om iets te zeggen, terwijl ik nog niet eens weet wat ik ga zeggen...’

Word je daar nooit nerveus van?

‘Nee. Dat komt omdat ik mijn zenuwen inmiddels wel onder controle heb. Ja, dat is wel een vereiste. Want alleen dan ben je rustig genoeg om in de hectiek van een volle zaal de kalmte te bewaren om iets leuks te vinden.’

Nooit een black-out gehad?

‘Nee, in een scène kan dat ook niet. Dat gaat maar door. Al is de ene scène wel leuker dan de andere. Want soms komt het er niet echt lekker uit. En dat zeg ik dan ook. Zo van: dit was niet zo grappig. En dat vinden de mensen dan ook wel weer leuk.’

Wat jullie ook sterk maakt: jullie roepen wat jullie denken.

‘Klopt. We zitten nu in een tijd waarin alles wat je zegt wordt gewogen. Je mag niet zomaar iets zeggen. Het is al gauw verkeerd. Of het is seksistisch, of al snel xenofoob. Met andere woorden: het vrije gevoel van de jaren 90 is weg. Om er maar eens een voetbalterm bij te halen: er zit een VAR op de samenleving. Zo van: je zegt iets en dan zegt iemand: ogenblikje, even kijken of het wel oké is wat je net zei.’

De spontaniteit is verdwenen.

‘Ja, in het theater voel je bijna de behoefte en het verlangen om alles weer te kunnen zeggen. En dat doen wij dan ook, met een knipoog en een lach. Ik kan je zeggen: dat gevoel van vrijheid is heerlijk.’

Toch maken jullie geen grappen over de islam of over moslims.

‘Dat doen we bewust niet. Of zoals mijn ouders zeiden: je kan niet zomaar alles zeggen. Want mensen worden agressief.’

Iemand als Hans Teeuwen heeft daar beduidend minder moeite mee...

‘Ja, maar dat is totaal iets anders. Hans gaat zitten, bedenkt wat, gaat try-outen, schaaft nog wat bij en gaat dan pas écht het podium op. Dus hij weet wat hij doet en zegt. Doet dat met chirurgische precisie. Wij niet. Wij komen binnen, gaan staan en laten ons meeslepen. En dan zeg je dingen anders dan iemand die vooraf alles bedenkt. En dat kan heftiger overkomen. Ook omdat wij geen filter hebben. Daarom is het goed dat Patrick Lodiers dat soort dingen eruithaalt.’

Met alleen grappig zijn, red je het niet bij ons. Je moet vooral snel grappig zijn. En schaamteloos en zorgeloos

Inmiddels hebben jullie honderden scènes gespeeld. Wat was de mooiste?

‘Ruben van der Meer noemde onlangs bij Beau de scène waarin hij al snuivend Patty Brard nadeed. Verder hebben veel mensen het nog altijd over de scène waarin Van der Meer doet voorkomen dat onze koningin het met meerdere personen doet. Zelf vind ik het heel lastig om er eentje te noemen. Ik kijk ze namelijk nooit terug. Dat komt omdat ik veel moeite heb om mezelf terug te zien. Echt, ik kijk nog liever naar een wortelkanaalbehandeling of een operatie bij Omroep Max dan naar mezelf.’

Waarom dan?

‘Ik vind dat zo vervelend. Al zullen heel veel mensen nu ongetwijfeld zeggen: verrek, dat heb ik nu ook bij die Tijl Beckand... Maar ik wil gewoon niet geconfronteerd worden met iets wat ik beter had kunnen doen. Daar gaat mijn aandacht dan naar uit. Naar iets wat niet goed was. Overigens kijk ik nieuwe montages wel terug, maar met moeite en daarna niet meer. Maar ik ga dus niet lekker op de bank een avondje oud materiaal van mezelf zitten terugkijken.’

Waar je wel graag voor gaat zitten is klassieke muziek, in het bijzonder Johann Sebastian Bach. Waar komt dat vandaan?

‘Dat is een vraag die ik niet kan beantwoorden. Het is bijvoorbeeld niet zo dat mijn moeder professioneel violiste was en mijn vader dirigent. Want dan had ik kunnen zeggen dat het met de paplepel ingegoten is. En het was ook niet zo dat we thuis de hele dag klassieke muziek hadden opstaan. Ik denk dat het een karaktereigenschap is. Dat ik alles wil weten van iets wat me plezier geeft.’

Vind je daarin je rust?

‘Ja, zoals er mensen zijn die zweren bij gezond eten, veel drank of een bezoek aan een parenclub, zo heb ik dat met klassieke muziek. Dat maakt mijn leven echt beter. En Bach in het bijzonder. Zonder overdrijven: Bach was een genie. Michael Jackson tot de veertigste macht. En dan heb ik het dus over de goede Michael Jackson.’

Wat maakte Bach dan zo goed?

‘Heel simpel: je kunt het niet namaken. Daar komt bij: we weten relatief weinig over hem. Stel je voor, Bach was een uitgesproken antisemiet. Of hij had drie vrouwen verkracht. Of zijn kinderen vijf jaar opgesloten. Dan is het moeilijk om van zijn muziek te houden. Kortom, dat mysterieuze werkt enorm goed om van hem te houden.’

Voor de AVROTROS trad je onlangs in zijn voetsporen en liep je in Duitsland de route die Bach ook had gelopen. Kwam daarmee een droom uit?

‘Een droom is een groot woord. Ik vond het eerder een beproeving. Een droom is: je verblijft een maand in het kasteel van Lodewijk de 14de, waar je iedere dag pas om 10.30 uur wakker wordt gemaakt. Maar het was natuurlijk wel een mooie ervaring. Juist omdat ik kon ervaren wat Bach had ervaren. En wat het helemaal mooi maakte: uiteindelijk trok het programma bijna een half miljoen kijkers. Dat zijn tien volle Arena’s. En dat voor een dode componist en een paar orgels.’

Naast Bach houd je ook van ADO Den Haag, de club waarover je recent het boek Je Komt Den Haag Niet Uit hebt geschreven. Wat maakt die club zo bijzonder?

‘De tragiek die er rond de club hangt. Kijk, het is heel makkelijk om van Barcelona of Real Madrid te houden. Want als het even niet draait, kopen ze daar gewoon weer een nieuwe speler van 100 miljoen. Daar is toch niks menselijks aan? Daarom voel ik me ook niet aangetrokken tot de perfectie. Ik voel me juist aangetrokken tot de modder, de worsteling en het gevecht.’

En dan zit je bij ADO Den Haag wel goed.

‘Ja, het is precies wat John van Zweden tegen me zei: dat is de charme van de club. Dat je des te blijer bent als we wel een keer winnen en een keer goed spelen. Want dat is een fijn gevoel, hoor: dat je lekker kankert als je hebt verloren, maar volledig uit je dak gaat als je nipt met 1-0 van Excelsior wint. Of een puntje pakt bij Vitesse. Of nog mooier: snoepen van de topclubs. Dat is helemaal de grootste traktatie die je je kan voorstellen. Het glazuur spat dan gewoon van je tanden.

Jullie hebben met O, O, Den Haag in ieder geval wel het mooiste lijflied van allemaal.

‘Ook zoiets. Dat nummer is tot in de eeuwigheid met de club verbonden, maar Harrie Jekkers, de schrijver van dat lied die ik eveneens voor mijn ADO-boek had opgezocht, wil dat nummer daar gewoon niet zingen. Ik geloof dat ie al honderd keer is gevraagd, maar hij wil het gewoon niet. Ook dát is de tragiek van de club. Hoe anders is dat bij een club als Feyenoord. Daar zit Lee Towers al in de auto als Feyenoord met 1-0 voorstaat.’

Naast Jekkers ontmoette je voor je boek nog tien Haagse iconen. Hoe was het om je idolen te ontmoeten?

‘Nou, dat was meer een droom voor mij dan het lopen van de Bach-route. Niet dat dat gewoon was. Maar dat is mijn werk. Na bijna tien jaar De 10 van Tijl, een programma over klassieke muziek, was dat een logische stap. Maar om te praten met mannen als Dick Advocaat, Aad de Mos, Lex Schoenmaker, Cor Lems, Tom Beugelsdijk en Wesley Verhoek, over een onderwerp dat ons allemaal zo bindt, dat is natuurlijk geen werk. Dat is smullen. En dat maakte het heel speciaal.’

Denk je dan nooit: zo’n mooie club, dat verdient zoveel meer?

‘Natuurlijk. Daarom hoop ik van harte dat ADO Den Haag ooit nog eens kampioen wordt. Al wordt dat heel lastig, dat begrijp ik ook wel. Sterker nog, de kans dat ik ABBA ooit nog live zie, is vele malen groter. Maar dat betekent niet dat je niet meer mag hopen. Daarom blijf ik ook nog altijd hopen op een Elfstedentocht en de terugkeer van de serie Seinfeld.’

Blijf je daarom ook nog dromen van een rol in een James Bond-film, je andere grote passie?

‘Nee, want dat is niet realistisch.’

Daphne Deckers is het ook gelukt.

‘Jawel, maar mijn probleem is mijn accent. Dat zit me in de weg. En dat probleem heeft Daphne overduidelijk niet. Maar goed, daarom zit ze nu ook bij mij in Het Perfecte Plaatje. En vind ik haar extra leuk.’

Over een paar jaar dan maar opnieuw de Ziggo Dome vullen?

‘Geen idee. Ik ga in ieder geval niet zeggen dat we nooit meer samenkomen. Ik leef namelijk met de James Bond-filosofie. In het bijzonder die van Sean Connery. Die zei in 1967: “Ik stop ermee.” Dat was na You Only Live Twice. In 1971 kwam hij terug met Diamonds Are Forever. Toen zei hij: “Never again!” In 1983 kwam hij dan toch voor de laatste keer terug, met de titel Never Say Never Again...’ 

NIEUWE REVU ONTMOET TIJL BECKAND

Waar? Bij hem thuis in Amsterdam. Wanneer? In de aanloop naar de show van De Lama’s in de Ziggo Dome. Nog iets bijzonders? Omdat Tijl zich duidelijk op zijn gemak voelt met klassieke muziek op de achtergrond had hij tijdens het interview Radio 4 opstaan. En wist hij precies wat daar gedraaid werd? Ja en nee. Wanthet was niet de zesde symfonievan de Tsjechische componist Antonin Dvorák (1841-1904) die we op de radio hoorden, zoals Tijl dacht, maar de tweede. Het was wel het vierde deel, zoals Tijl zei.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Interview
  • Dirk-Jan van Dijk