Premium

Aan het front in Myanmar: de vergeten oorlog

Niet alleen in Oekraïne en Gaza wordt gevochten, ook in Myanmar woedt al jaren een hevige strijd tegen het militaire regime. Nieuwe Revu ontmoette diep in de jungle het verzet.

Myanmar

Het is een bloedhete dag op de Salween-rivier in de staat Karenni. Met een snelheid van 15 kilometer per uur ploetert ons bootje zich onder de volle zon stroomopwaarts, op weg naar een verzetskamp. We zijn op stap met de strijders van de People’s Defence Force, een nationale verzetsbeweging die in het leven is geroepen om het militaire bewind van Myanmar ten val te brengen en de democratie te herstellen in het Zuidoost-Aziatische land.

Op onze tocht over de rivier doorkruisen we een dichtbegroeid oerwoud, aan beide zijden is bijna alleen maar groen te zien. Kuddes waterbuffels liggen te baden aan de oevers, op zoek naar enige verkoeling in deze tropische temperaturen. ‘Kijk, een olifant!’ roept een van de verzetsstrijders ineens, en hij wijst naar de rechteroever. Inderdaad, daar staat een Aziatische olifant te grazen. De schipper vaart erlangs en de strijders beginnen naar de olifant te roepen, ervan uitgaand dat het grote dier tam is. Maar de olifant moet er niets van weten en loopt terug het bos in. ‘Jammer,’ zegt een van de strijders, ‘die hadden we wel kunnen gebruiken in het kamp.’

We hervatten onze reis door wat voelt als een eindeloze jungle. De enige tekenen van beschaving die we onderweg tegenkomen, zijn de tegemoetkomende boten die ons voorbij varen, en dat zijn er nogal wat. ‘Het regime heeft nog steeds een paar militaire kazernes aan de hoofdweg in Karenni. De rivier functioneert nu als de belangrijkste route voor de mensen hier,’ legt Kyaw Thu ons uit. Ondanks zijn 28 jaar is Kyaw Thu al een onderofficier in het verzet. Samen met zijn mannen neemt hij ons mee op een reis langs het front in Karenni, waar het regime nu op zijn laatste benen staat.

We ontmoeten Kyaw Thu en zijn mannen de avond voor onze tocht, in het grensdorpje Mese. Na twee jaar strijd werd dit plaatsje, vlak bij de grens met Thailand, in juni 2023 bevrijd door het verzet. De troepen van het regime hielden tot het laatste moment stand in het lokale politiebureau, maar werden uiteindelijk verslagen. Van het bureau is enkel een uitgebrande ruïne over. Op de gevel zijn ironisch genoeg nog de woorden te lezen: ‘Myanmar Police Force. May I help you’. Na de bevrijding van Mese werd het dorp een toevluchtsoord voor verzetsstrijders en hun families. Zo ook Kyaw Thu en zijn mannen.

We zijn uitgenodigd om de nacht door te brengen in het huis van Than Htay (35), een van de mannen onder het commando van Kyaw Thu. Than Htay verblijft hier met zijn vrouw en hun zoontje, maar net zoals alle anderen uit de eenheid zijn ze niet van hier. Ze komen oorspronkelijk uit Bawlakhe, een dorp verderop in het noorden van Karenni dat momenteel wordt bezet door troepen van het regime. ‘In Bawlakhe was ik een brandweerman,’ vertelt Than Htay ons terwijl hij zijn zoontje, die in de hangmat ligt, in slaap wiegt. ‘Maar toen ik samen met mijn collega’s na de staatsgreep ging staken, werd ik opgepakt door het regime, en heb ik een tijd vastgezeten.’ Na zijn vrijlating sloot Than Htay zich aan bij het gewapend verzet, net zoals zijn officier, Kyaw Thu. Samen zijn ze nu lid van de Bawlakhe People’s Defence Force (BPDF), een eenheid van het verzet die bestaat uit strijders van Bawlakhe. Mannen en vrouwen met een verenigd doel: het bevrijden van hun geboortestad en het omverwerpen van het militaire bewind in Myanmar.

Verzetsstrijders Than Htay (l) en Kyaw Thu.

Militaire machthebbers

Myanmar (voorheen bekend als Birma) wordt al sinds de onafhankelijkheid in 1948 af en aan geregeerd door een militair regime. In 2010 werd onder druk van zware sancties het land eindelijk door de machthebbers opengegooid. De leider van de oppositie, de bekende Aung Sang Suu Kyi, werd vrijgelaten na jaren huisarrest en mocht met haar partij meedoen in de eerste vrije verkiezingen die Myanmar zou meemaken. De enige voorwaarde was dat het leger een invloedrijke positie zou blijven behouden in de politiek, en met een eigen politieke partij ook verkiesbaar zou zijn.

De militaire machthebbers gingen ervan uit dat na tientallen jaren alleenheerschappij het volk wel trouw op hen zou blijven stemmen, maar ze hadden zichzelf overduidelijk overschat. Tijdens de eerste stembusgang van 2015 werd de politieke partij van het leger genadeloos afgestraft. De partij van Aung San Suu Kyi behaalde een monsterzege. Onder druk van de internationale gemeenschap erkende het leger de uitslag en richtte het zijn blik op de volgende verkiezingen van 2020. Maar toen bleek de nederlaag voor het leger nog groter te zijn. Ze hielden bijna geen zetel meer over.

Commandant Kyaik Tuu en zijn vrouw.

Dit keer was voor de legerleiders de maat vol. Aung San Suu Kyi en haar partij werden beschuldigd van fraude en opgedragen de uitslag niet te ratificeren. Toen die daar geen gehoor aan gaven, kwam het leger in actie. In februari van 2021 werd Suu Kyi opgesloten en haar regering afgezet. Doordat de wereld in die tijd in de ban was van het coronavirus had het leger deze keer vrij baan om de macht te grijpen. Myanmar werd opnieuw geregeerd door een militair regime. Maar in de samenleving was in al die jaren iets veranderd. Met name de jongeren hadden tien jaar lang van de democratie kunnen proeven, en waren nu niet bereid die zomaar weer op te geven.

Soldaten en oproerpolitie drukten elk protest met bruut geweld de kop in. Honderden demonstranten werden doodgeschoten en duizenden opgepakt 

Al een paar dagen na de staatsgreep gingen miljoenen Myanmarezen de straat op uit protest tegen de coup. Met vlaggen, protestborden en met portretten van de geliefde leider Aung San Suu Kyi werd er wekenlang door het hele land gedemonstreerd voor het herstel van de democratie. Maar het militaire regime was niet van plan om in te binden en sloeg hard terug. Soldaten en oproerpolitie drukten elk protest met bruut geweld de kop in. Honderden demonstranten werden doodgeschoten, duizenden opgepakt en naar de beruchte gevangenissen van het regime gebracht, waar ze wrede martelingen moesten doorstaan. Terwijl het regime de orde op straat probeerde te herstellen, vluchtten vele jongeren de bergen of het oerwoud in. Hier zochten ze hun toevlucht bij verscheidene etnische rebellengroepen.

Myanmar is een enorm divers land dat meer dan honderddertig etniciteiten en talen kent. Veel van de etnische minderheden zijn al sinds de onafhankelijkheid in conflict met de militaire machthebbers van het land en hebben hun eigen rebellenlegers die strijden voor autonomie. Na de verkiezing van Aung San Suu Kyi waren bijna alle groeperingen betrokken in vredesonderhandelingen met Myanmar, maar hier kwam met de staatsgreep een eind aan. Opeens kregen deze rebellengroepen een geheel nieuwe stroom rekruten, veelal jongeren uit de grote steden van het land.

De rebellen boden onderdak en militaire training aan de gevluchte demonstranten. Voortaan zouden ze samen optrekken tegen het militaire regime. De opstand in Myanmar veranderde al vrij snel in een gewapend verzet. In de drie jaren erna heeft het gewapend verzet de ene na de andere overwinning behaald. Meer dan veertig steden zijn bevrijd en honderden militaire basissen veroverd op het regime. Naar schatting is nu ongeveer de helft van het land in handen van het gewapend verzet. De militaire machthebbers raken steeds verder geïsoleerd in de hoofdstad Naypyidaw.

De staat Karenni behoort tot een van de belangrijkste fronten van de oorlog. Met een omvang vergelijkbaar met Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht samen, is Karenni in perspectief maar een klein deel van Myanmar. Maar doordat de staat op slechts 80 kilometer van de hoofdstad ligt, is het militair gezien een enorm strategische regio. De inwoners van de regio, ook bekend als ‘de Karenni’, waren de eersten die in de maanden na de staatsgreep de wapens oppakten tegen het regime. De regionale hoofdstad Loikaw werd een hevig slagveld. Hier in Karenni heeft het verzet ongeveer 90 procent van de staat in handen. De troepen van het regime zijn vrijwel allemaal geïsoleerd, in kazernes midden in het oerwoud of in steden als Loikaw en Bawlakhe.

Een zeer indrukwekkend resultaat. Want internationale steun krijgen de verzetsstrijders niet. Bijna alle wapens die de strijders bij zich dragen, zijn veroverd op het regime. Datzelfde geldt voor de munitie. De uniformen die ze dragen, hebben ze weten aan te schaffen dankzij crowdfundingsacties, opgezet door diaspora en sympathisanten in het buitenland.

Het verzet verplaatst zich over de Salween-rivier.

Posten van het verzet 

Na een vaartocht van drie uur bereikt onze boot zijn eindbestemming en gaan we aan wal. Vanaf hier vervolgen we onze reis door het oerwoud per pick-uptruck. Kyaw Thu en de strijders van de BPDF nemen ons mee langs de verschillende eenheden en posten van het verzet, om ons een inkijk te geven hoe een verzetsleger zonder enige militaire steun van buitenaf toch kan opereren, en overwinningen behaalt op een van de meest gemilitariseerde regimes in de wereld.

‘We zijn nu stap voor stap bezig om Bawlakhe te omsingelen en op de lange termijn te bevrijden’

De commandant van de BPDF staat ons al op te wachten. Als leider van de Bawlakhe People’s Defence Force, heeft hij het commando over 108 manschappen, waaronder Kyaw Thu en zijn mannen. Bijna iedereen komt uit Bawlakhe, het bezette dorp dat vanaf hier slechts 15 kilometer verderop ligt. ‘We zijn nu stap voor stap bezig om Bawlakhe te omsingelen en op de lange termijn te bevrijden,’ vertelt de commandant. ‘We moeten dit geleidelijk doen en niet te overhaast te werk gaan. We hebben al eens eerder geprobeerd om Bawlakhe te veroveren. Toen lukte het ons om twee van de drie kazernes van het regime over te nemen. Maar de derde hield stand en de luchtsteun die de overgebleven soldaten hadden ingeroepen, dwongen ons uiteindelijk ons terug te trekken.’

Dit keer kiezen de strijders van de BPDF voor de geduldige aanpak, hoewel ze allemaal staan te popelen om terug naar huis te keren. Met name de voorraden zijn volgens de commandant nu een bepalende factor. ‘We hebben nog maar weinig munitie over. De NUG steunt ons, maar zij zijn verantwoordelijk voor meerdere groeperingen. Veel kunnen ze ons niet geven.’

De NUG (National Unity Government) is de regering van het nationaal verzet. Deze werd in ballingschap in het leven geroepen door vertrouwelingen van Aung San Suu Kyi en politieke vertegenwoordigers van de etnische minderheden in het land. De NUG steunt veel verzetsgroepen, waaronder de BPDF, maar beschikt zelf ook niet over veel middelen. Toch weten ze hiermee de loyaliteit van al die groeperingen te garanderen. Zo ook de BPDF. ‘Ons eerste doel is natuurlijk om Bawlakhe te bevrijden,’ vertelt Kyaw Thu, ‘maar als de NUG ons het bevel geeft, zullen we daarna met de andere groeperingen verder oprukken naar de hoofdstad Naypyidaw. Zelfs als dat betekent dat we huis en haard opnieuw moeten verlaten.’

De BPDF-strijders brengen ons naar een klein, maar erg belangrijk kamp voor het verzet: de lokale keuken. Hier in een handjevol bamboehutten, naast een stromende beek, zijn verzetsleden druk bezig met het koken van maaltijden voor de strijders. Op een lege maag win je namelijk geen oorlog. Saw Day Day (45) is de commandant van het kamp. Net zoals de meeste verzetsleden hier is hij al aan de oudere kant. De mannen hier vechten niet mee aan het front, maar dragen op deze manier toch hun steentje bij. De vele gaten in het uniform van Saw Day Day laten zien dat ze ook hier weinig steun van buitenaf hoeven te verwachten. ‘We bereiden hier wat we kunnen vinden in het bos. Jackfruits, curry, wildvlees. Dorpelingen uit de omgeving geven ons rijst en soms vlees, zoals varken of kip.’

De beek verschaft ze verder een bron van schoon water, om mee te koken en om zich in te wassen. Saw Day Day en zijn mannen koken voor de BPDF, maar ook voor andere verzetsgroepen. Tijdens ons bezoek komen strijders van meerdere eenheden langs om maaltijden op te halen voor het front. Het laat zien hoe nauw de verschillende verzetsgroepen hier samenwerken, en dus ook samen eten. Bij ons vertrek nodigen ze ons nog uit om de volgende ochtend in de keuken te komen ontbijten. Op het menu: wat ze de komende nacht zullen vangen, waarschijnlijk muntjak, een kleine hertensoort, aldus Saw Day Day.

Drone-eenheid

Onze volgende bestemming is de drone-eenheid van de BPDF. Verborgen onder een dikke laag takken en groen zit een handjevol verzetsstrijders tegen een heuvelrug. Onder een plastic zeil bewaren ze een aantal drones. In elk ander land zouden deze drones gevlogen worden door hobbyisten, of door een cameraman voor mooie luchtbeelden, maar hier in Myanmar worden ze ingezet als dodelijke wapens. De piloot legt uit dat onder de drones een haakje zit waar ze één of twee mortieren of granaten aan kunnen vastmaken. De kunst is dan om met de bewapende drone te vliegen tot recht boven de vijand. Dan drukken ze de knop in waarmee het haakje loslaat en het explosief recht naar beneden valt, met wat geluk zo bovenop de vijand.

De verzetsbeweging zet drones in om het regime te bestrijden.

‘De drone recht boven de vijand krijgen is al ingewikkeld genoeg, maar wat het nu nog moeilijker maakt is dat het regime sinds kort Russische anti-dronejammers heeft,’ legt de piloot ons uit. Met die apparaten kunnen de soldaten het contact tussen de drone en de piloot verbreken en zo de drone laten neerstorten. En met de beperkte voorraden die de verzetsstrijders hier hebben, is dat verlies er eentje die ze zich niet kunnen veroorloven. ‘Gelukkig kosten de jammers veel energie en zijn de soldaten genoodzaakt om ze om de zoveel tijd uit te zetten om op te laden. Dat is voor ons dan de kans om toe te slaan.’

De strijders halen een kleinere, lichtere drone tevoorschijn die dient als verkenner. Met de kleine drone houden ze van een afstand het regime in de gaten om erachter te komen wanneer ze kunnen toeslaan. Het voordeel van de kleine drone is ook dat hij veel sneller en dynamischer kan bewegen.

Dat de drones een bijdrage leveren aan het succes van het verzet wordt bij ons volgende bezoek gelijk duidelijk. We rijden een militaire basis van het regime binnen die slechts een paar weken voor ons bezoek door het verzet was veroverd. Het 12 Miles-kamp wordt het genoemd, omdat deze basis op slechts 12 mijl ligt van Bawlakhe. Een aantal van de gebouwen hier op deze basis heeft een kenmerkend gat in het dak zitten. Dit is waar de bommen die door de drone werden geworpen neerkwamen, voltreffers dus. De muren aan de binnenkant zijn helemaal zwartgeblakerd door de explosies. Op een van de muren hebben verzetsstrijders liefdesberichten geschreven zoals: ‘It was love at first sight’ en ‘I can’t imagine life without you’, getekend: BPDF.

De commandant vertelt ons dat deze basis door veertig soldaten werd bemand. Twintig daarvan kwamen om in vuurgevechten, tien werden door de drones gedood en de overige tien trokken zich bij de laatste aanval terug. Voor het verzet was de verovering van deze basis een grote opsteker. Kyaw Thu wijst naar de weg waarover de overgebleven soldaten zich terugtrokken. ‘Daar in de verte ligt ons volgende doelwit, een basis die het 9 Miles-kamp heet. En 9 mijl daarachter ligt Bawlakhe. Als we die basis weten over te nemen, kunnen we Bawlakhe omsingelen, en op de lange duur bevrijden.’ Voor de strijders van de BPDF is hun thuisstad bijna in zicht.

Met de bevrijding van Bawlakhe zouden ook de dorpen in de omgeving een zucht van verlichting slaken. De inwoners van deze dorpen zijn na regelmatige bombardementen en beschietingen door de troepen van het regime voor het overgrote deel gevlucht en verblijven nu verspreid door het oerwoud in vluchtelingenkampen.

Het dagelijkse leven in een BPDF-kamp.

Hutten van bamboe

We bezoeken een van deze kampen, gelegen aan een kleine beek die uitmondt in de Salween-rivier. Dat er in dit kamp minimale voorzieningen zijn is zacht uitgedrukt. Alle hutten zijn gebouwd met bamboe wat uit de omgeving gekapt is. Van elektriciteit of riolering is geen sprake. De enige infrastructuur is een zandpad dat parallel loopt aan de beek en alleen te berijden is met een motor. Auto’s kunnen hier niet komen. De ongeveer zevenhonderd vluchtelingen die in dit kamp verblijven, genieten bescherming van het gewapend verzet, en van het bladerdak dat boven hun kamp hangt. Hier, onder de begroeiing van het oerwoud, houden ze zich verborgen voor de vliegtuigen en drones van het regime.

Voor voedselvoorraden als rijst en vlees zijn de vluchtelingen volledig afhankelijk van de hulp die verzetsleden en lokale boeren hen kunnen geven. De VN, of andere grote internationale organisaties, hebben ze nog nooit gezien. Die komen hier simpelweg niet. En de grens met Thailand zit sinds een paar maanden op slot. Voor de zevenhonderd dorpelingen hier, en de vele duizenden in andere kampen verspreid over Karenni, zit er niets anders op dan hier hun kampement op te bouwen, en te wachten tot het regime volledig is verdreven en ze terug naar huis kunnen.

Maar er zitten zware tijden aan te komen, vertelt een van de moeders in het kamp. ‘Het is nu nog warm en droog, maar in mei begint hier het regenseizoen en verandert dit kamp in één grote modderpoel. Eten bewaren wordt dan heel lastig.’ Ook malaria wordt volgens de vluchtelingen een groot probleem. Met de regen komen ook de muggen weer terug, en klamboes of malariamedicatie hebben ze hier simpelweg niet. En omdat de VN het hier laat afweten, is er ook geen organisatie die dat soort broodnodige middelen op grote schaal bij de mensen kan bezorgen.

We rijden verder en komen aan bij een boerderij aan de rand van een verlaten dorp. Het enige teken van leven in het dorp zijn de achtergebleven geiten, kippen en varkens die nu vrij rondlopen door de verlaten straten. We brengen hier de nacht door, en zullen morgen onze reis vervolgen. Na het vallen van de avond worden onze gesprekken plots verstoord door het geluid van explosies en geweervuur in de verte. Voor ons het teken om de lichten uit te doen en te gaan slapen. We zijn op slechts enkele kilometers van het front in Hpasawng.

De volgende ochtend rijden we met het verzet Hpasawng binnen. Dit dorp, gelegen ten zuiden van Bawlakhe, was voor de oorlog een levendige handelsstad, gelegen aan de oever van de Salween-rivier. Nu vormt het dorp het front tussen de soldaten van het regime, ingegraven in hun kazerne aan de rand van het dorp, en de verzetsstrijders die nu al weken proberen het gebied te bevrijden.

Het is op het moment van ons bezoek rustig. Na een nacht van gevechten hebben beide partijen zich weer iets teruggetrokken. We lopen door de hoofdstraat, met een schuin oog gericht op de heuvel aan onze rechterkant, dit is de militaire kazerne van het regime. Het ligt op nog geen halve kilometer van ons vandaan. Van de hoofdstraat is bijna niks meer over. Sommige gebouwen zijn flink beschadigd, van anderen staat haast niets meer overeind. Het stoplicht op het centrale kruispunt is kapotgeschoten. En ook de lokale boeddhistische tempel is niet ongeschonden uit het geweld gekomen.

Lukraak schieten

Terwijl we door Hpasawng lopen, worden we geroepen door een aantal verzetsstrijders dat van een klein politiebureau hun basis heeft gemaakt. Hier komen we een mengelmoes van verzetsstrijders tegen. Gewapende mannen van een vijftal verschillende eenheden lopen hier door elkaar heen om munitie te halen, eten te bereiden of om uit te rusten. Een van de strijders ter plaatse vertelt ons over de huidige stand van zaken in Hpasawng. ‘Na de afgelopen nacht is het nu weer rustig in het dorp, maar dit kan elk moment veranderen,’ vertelt hij. Volgens de verzetsstrijders volgen de gevechten in Hpasawng sinds een paar dagen een bepaald ritueel. ‘Zodra het donker wordt, openen de troepen van het regime het vuur op ons. We hebben ze omsingeld, en ze hebben niet de manschappen om hieruit te breken. Dus het enige wat ze kunnen doen, is lukraak in het rond schieten in een wanhoopspoging om ons op afstand te houden.’

De strijders beweren dat ze een plan hebben klaarliggen om Hpasawng te veroveren, en dat ze ook de manschappen hebben om zo’n operatie uit te voeren. Het probleem is de munitie, daar hebben ze bij lange na niet genoeg van. Doordat niemand het verzet actief steunt, moeten de strijders het hier doen met de wapens en munitie die ze weten te veroveren op het regime. En die kleine voorraden zijn snel op. Totdat ze ergens een nieuwe lading weten te bemachtigen, zit het regime in Hpasawng goed ingegraven, en zal de bevrijding van dit dorp moeten wachten.

‘De vijand heeft wellicht veel zware wapens en vliegtuigen, maar ze missen de motivatie. Het moreel bij het regime is erg laag’

Voor ons vertrek willen de strijders ons nog wat laten zien. Ze halen een Myanmarese vlag tevoorschijn. De geel-groen-rode vlag met witte ster is officieel de nationale vlag van Myanmar, maar door heel het land wordt het eerder als een symbool van het militaire regime gezien. Dit is ook hier duidelijk te merken aan de vele schoenafdrukken die op de vlag te zien zijn. De strijders beschouwen deze vlag eerder als een trofee dan een nationaal symbool.

Op weg terug naar Mese, waar we onze reis begonnen, vragen we Kyaw Thu wat hem en zijn mannen motiveert om ondanks het militaire overwicht van het regime toch door te gaan met de strijd. ‘We kunnen niet accepteren dat er met geweld over ons land wordt geregeerd. We willen dat onze rechten worden gerespecteerd, en we weten dat dat niet zal gebeuren door er enkel voor te bidden. We moeten strijden om onze democratie te herstellen. De vijand heeft wellicht veel zware wapens en vliegtuigen, maar ze missen de motivatie. Het moreel bij het regime is erg laag, bijna dagelijks proberen er soldaten over te lopen. Als we maar lang genoeg volhouden, zullen we uiteindelijk overwinnen.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Mens & Maatschappij
  • Thomas van Linge