Premium

Amenra-frontman Colin van Eeckhout koestert zijn pijn

Colin H. Van Eeckhout (45) is de frontman van de Belgische post-metal-doom-sludge-band Amenra: een band waarbij het draait om pijn, lijden en de dood. Nieuwe Revu volgde en sprak de muzikant in Gent. 

Colin H. Van Eeckhout

‘Haat. Altijd weer! Iedere keer als ik van een podium stap: haat!’ De ogen van Colin H. Van Eeckhout spuwen vuur als hij, nog nat van het zweet, kort na het optreden in Gent in de kleedkamer zit. Hij heeft net een uur lang poppodium De Vooruit in zijn greep gehad. Als in een bezwerende rite het volk onder zich gekregen met een intens geluid dat alomtegenwoordig is, je om de oren slaat, bezit van je neemt en je tegelijkertijd een stukje optilt.

Maar het bevalt hem allerminst. Van Eeckhout is boos. Hij foetert op alles en iedereen. In een gebaar van machteloosheid en ontreddering heft hij zijn armen in de lucht. Altijd weer opnieuw onvrede en het besef dat het beter had gekund. Die stomp in zijn maag als de laatste noot geklonken heeft.

De hele dag voor zo’n show is Van Eeckhout er al gespannen om. Ergens doet hij het graag: in zo’n zaal staan, zich uiten. Maar wat als het niet lukt? Wat als die mensen die 30, 40 euro hebben betaald voor een ticket geen waar voor hun geld krijgen? Elke noot moet fucking goed zijn. En helemaal goed, voor de volle honderd procent, is het naar zijn zin eigenlijk nooit. Er is altijd die verdomde twijfel. Het is iedere keer weer sterven.
Pijn. Lijden. De dood. Het is onlosmakelijk verbonden met Colin H. Van Eeckhout. Een soort heilige drie-eenheid die hem een leven lang voortdrijft. Twintig was hij, toen zijn vader – nog maar 51 – na een ziekbed van zes maanden thuis in zijn armen overleed. Zijn hele leven tot dan toe was Van Eeckhout voor ellende gespaard gebleven, nu werd zijn pa geveld door kanker.

Echt afscheid hadden ze in de weken ervoor niet van elkaar genomen. Zo close waren ze niet. De vader was een afwezige man. Hij werkte veel. Doordeweeks was hij elektrotechnicus die bij de mensen thuis huishoudelijke apparaten herstelde. In de weekends was hij mecanicien van racewagens waarmee hij door heel Europa toerde. Thuis was hij introvert, stil en teruggetrokken. Er werd veel gevoeld, maar weinig gesproken.
De dood van zijn vader kwam niet alleen. Kort na zijn overlijden maakte de vriendin van Van Eeckhout hun relatie uit. En niet lang daarna duwde zijn beste vriend hem weg, omdat die vond dat hij te negatief was. Terwijl het vooral verdriet was dat hem in zijn greep hield.

Van Eeckhout werd bang voor de toekomst. Hij wilde gezien worden, maar had het idee dat niemand hem zag

Bang voor de toekomst

In twee jaar tijd overleden ook zijn peetoom, een tante en de nieuwe vriend van zijn moeder die uit het leven stapte. Het voedde de vrees die hij van kinds af aan voelde om alleen te zijn. En er kwam nog meer angst bij. Van Eeckhout werd bang voor de toekomst. Hij wilde gezien worden, maar had het idee dat niemand hem zag. Voor een kind zijn woorden van hoop belangrijk. Een hand op je schouder. ‘Het komt wel goed,’ vanuit de mond van iemand die je vertrouwt. Wat had hij graag eens met zijn vader willen bellen om hem om advies te vragen. Om even dicht bij hem te zijn.

Na diens dood viel het fundament onder zijn voeten weg. Maar de pijn die hij daarop ervaarde, dat grote verdriet, gaf Van Eeckhout tegelijkertijd ook de woorden om verder te komen. Woorden die helend waren. Die een nieuwe taal vormden die zijn bestaan als muzikant richting gaven en hem zo de kracht van muziek deden ontdekken. Om als zanger de pijn letterlijk uit te schreeuwen. De hopeloosheid van alles. Dat haast dierlijke lijden. Om dat met zijn hele lijf te ervaren en te voelen. Muziek als reinigingsritueel. Door het volume, door de pure luchtverplaatsing bij een live show, die fysieke uitputtingsslag die hem tot op het tandvlees brengt.

Fuck, dat helpt mij, dacht hij. Alsof het gereedschap was om met pijn en verdriet om te gaan. Het dwingt hem teksten te schrijven over emoties. Het verplicht hem tot introspectie en confrontatie. Om te gaan zoeken in de donkerte van het bestaan. Zo bleek de dood van zijn vader een lotsbestemming, misschien wel een geschenk. Iets wat zijn vader hem gaf om mee verder te leven. Lijden en sterven als mooiste levensles. Een mens heeft nou eenmaal een mokerslag nodig om terug tot de essentie te komen. Juist daar kom je sterker uit.

Van Eeckhout greep het met beide handen aan. Het werd een wedergeboorte, voortkomend uit een groot verlies, die hem hielp het lijden om te zetten in kunst waardoor hij werd gedragen. Die richting gaf aan alles. Sindsdien is duisternis steevast zijn vertrekpunt, omdat hij ervaart dat dat het enige zinvolle verhaal van zijn leven is. Misschien wel van ieders leven.
Het is het gemis en de tristesse die door heel de muziek van Amenra heen klinkt. Een zeker gevoel van melancholie en vergankelijkheid. De kwetsbaarheid van de tijd. De dood. Helend niet alleen voor hem, maar ook voor anderen. Zijn gehoor. Het maakt ook dat hem een zekere macht wordt toebedeeld. Onder zijn volgers zijn er fans die zodanig gebroken zijn dat die alles zouden doen wat Van Eeckhout hen zou vertellen. Hij is zich ervan bewust dat hij mensen tot diep in hun ziel kan raken. Zou hij zeggen: maak er een einde aan, dan weet hij dat dat ook daadwerkelijk kan gebeuren. Het is een loodzware, bijna niet te dragen verantwoordelijkheid die hij desondanks omarmt, waarvoor hij waakt daar misbruik van te maken, maar het te zien als een taak die hij gracieus probeert in te vullen.

Verheffen uit de miserie

Het is ’s middags nog stil in De Vooruit, waar Amenra die avond optreedt: een historisch zalencomplex in het Belgische Gent dat in 1913 geopend werd als ‘Feestlokaal van Vooruit’. Het gebouw, de ‘kathedraal van het socialisme’, met de achterzijde grenzend aan de rivier de Schelde, is opgetrokken in art-nouveaustijl. Het is genoemd naar de socialistische coöperatie ‘Vooruit’ die de textielarbeiders uit de stad wilde beschermen tegen de ‘labiliteit van het grootkapitaal’. Die het volk moest verheffen uit de miserie.

Daar heeft Van Eeckhout wel wat mee; de underdog helpen. Er zijn voor hen die minder hebben. De liefde delen. Daarbij is Gent zijn woonplaats en gaat het die avond om een show ter gelegenheid van de 41ste verjaardag van radiozender Studio Brussel. Amenra mag het feest afsluiten. Hoe eervol ook, het is tegelijkertijd ook min of meer een tussendoortje in de aanloop naar een tour in de Verenigde Staten. De stress is daarom iets minder dan hij normaal ervaart, zegt hij, maar erg veel zin in dat uur op het podium heeft Van Eeckhout nog niet. Behalve de vrees om alleen te zijn, heeft de zanger van kinds af aan faalangst. Bang om niet goed genoeg te zijn, om teleur te stellen. Hij beschrijft het als een gevoel van rusteloosheid door van jongs af aan niet te weten hoe het in het leven allemaal zou gaan lopen. Levend in de illusie dat alles afhing van alles.

Dingen maken, creëren, vormgeven, ontwerpen, vooral daarin zit de ontspanning. En wat maakte hij al niet: muziek, kunst, fotografie. Hij speelde mee in een opera en maakte de korte film Charon over zowel de eindigheid van het leven als samen onderweg zijn. Van Eeckhout cureerde tentoonstellingen, schreef een dichtbundel en stond voor fotograaf Tim Tronckoe model als de Vlaamse beeldhouwer George Minne.

Hoe ouder hij wordt, hoe meer hij zijn oogkleppen afgooit. Alles voor de kunsten

Dit jaar nam hij als kunstenaar deel aan een expositie in Kortrijk die was bedoeld om de bezoeker uit te dagen om over kwetsbaarheid en weerbaarheid te reflecteren. Hij maakte er bronzen doorntakken voor. Van Eeckhout ziet schoonheid in die brede waaier aan uitingsvormen en durft afslagen te nemen die hij twintig of vijftien jaar geleden niet zou hebben genomen. Hoe ouder hij wordt, hoe meer hij zijn oogkleppen afgooit. Alles voor de kunsten. Daar moet lef voor nodig zijn. Zeker voor iemand met faalangst. Het is de lat steeds zo hoog te leggen dat je die met moeite kunt aantikken. Kijken hoe ver je kunt gaan om te zien hoe goed je werkelijk kunt zijn. De onzekerheid juist opzoeken. Om daarna het gevoel te hebben: I did it.

Het is zware materie in het leven van Van Eeckhout, waarvoor hij zich ook probeert te behoeden. Op zijn rug draagt hij een levensgroot tattoo: een gitzwart teken van een verticale balk van ongeveer 10 centimeter breed dat langs zijn ruggengraat gaat en naar beneden uitloopt in een balk van 10 centimeter hoog die over zijn onderrug ligt. Het is een samensmelting van verschillende symbolen: een galg, maar dan omgekeerd, op de kop gezet, nutteloos gemaakt. De mjölnir, de hamer van Thor, het wapen dat bergen kan verzetten. En de eihawaz, de dodesrune, die niet alleen staat voor dood, verlies, verwarring en hysterie, maar ook voor initiatie, verandering, spiritualiteit, kracht en wedergeboorte.

De getatoeëerde beeltenis op zijn rug, levensgroot, nadrukkelijk, is zijn schild. Voor hem, de vader, en voor zijn zoons, een tweeling. Ze hebben het nodig gehad. Toen de ene zoon nog maar 6 maanden oud was, moest hij aan zijn hart worden geopereerd. Bij de andere zoon werd toen die acht was een tumor in het hoofd geconstateerd. Dat zijn momenten in het leven dat je er als vader bij staat, ernaar kijkt, je kinderen de liefde probeert te geven die ze nodig hebben, probeert de juiste keuzes te maken uit aan palet aan haast onmogelijke opties, opereren of niet, maar tegelijk zo ontzettend machteloos bent. En al ging dat uiteindelijk allemaal goed, het was de hel. Ook toen was de muziek zijn houvast. Ook toen kon hij zijn angsten en zijn pijn, zijn verdriet en zijn onmacht daar in kwijt.

10910

Hij maakte er het soloalbum met de titel 10910 voor, de geboortedatum van zijn zoons. Hij legde er de woorden in waar hij zo’n nood aan had toen hij kind was. Woorden van hoop. ‘Je bent niet alleen.’ ‘Er is iemand die over je waakt.’ Zonder te willen pretenderen dat het leven één grote droomwereld is en alles pais en vree. Hij vertelt soms over die vader die ooit stierf. Zijn zoons weten wat voor impact dat had op hem. Ze snappen ook dat hij, hun vader, er niet altijd voor hen zal zijn. Dat er een moment komt dat ze er alleen voor staan. Het is belangrijk, vindt Van Eeckhout, dat ze dat nu al weten, zo jong als ze zijn. In de hoop dat bij zijn overlijden de shock minder groot zal zijn, dan die hij ervaarde toen zijn vader stierf. Klappen komen er geheid. Het is beter voorbereid te zijn.

Pas nu beseft Van Eeckhout hoe jong zijn vader was toen die wegviel: 51. En dat hij met elke verjaardag die hij viert zelf steeds dichter bij die leeftijd komt. Alsof het een ijkpunt is. Niet dat hij het idee heeft om daarom het maximum uit het leven te halen. Naarmate hij ouder wordt, wordt hij daar milder in. Hij spendeert net zo lief tijd met zijn vriendin en zijn zoons, dingen waar zijn vader nooit de tijd voor nam of niet aan toe kwam. De wil om zich te bewijzen wordt minder en minder. Zeker niet naar zijn kinderen toe. Alsof die later na zijn dood elke week door zullen gaan nemen wat hij zoal in het leven gedaan heeft. Het gaat om kleine dingen. Zoals de helm en de gitaar die Van Eeckhout nog van zijn vader heeft. Maar het meest wezenlijke dat je nalaat is abstracter. Dat zit in je hart en in je hoofd: ‘Dat is de liefde die gegeven is.’

Nieuwe dingen maken, iets creëren, zeker. Hij doet het graag. Het is zijn levensvervulling. Maar dan als resultaat van het proces. Daarom die veelheid en verscheidenheid aan werk dat hij verricht. Zoals nu met een soloplaat die eind mei verscheen. De titel Kalvarie verwijst naar de heuvel waarop Jezus Christus gekruisigd werd. Naar de kruisgang met zijn veertien staties die hij moest gaan, zoals iedereen zijn traject in het leven heeft waar hij af en toe tot halt geroepen wordt. Momenten van geluk of ellende. Van aanvaarding, bezinning of van trots. Al die gelegenheden die het grootste gewicht met zich meebrengen. Vooral die van de miserie, het lijden, pijn en de dood, waar je de belangrijkste levenslessen uit kunt trekken. Dan kom je tot de essentie: liefde, de mensen rondom je, vriendschap, voeding, een dak boven je hoofd, warmte. Dat is waar het om draait.

Skunk

En dan is er nog de film Skunk die dit jaar verscheen waar Van Eeckhout in meespeelde en die in Nederland nu te zien is. Het is zijn eerste acteursrol. Intimiderend was het, vond hij, als nieuweling in die scene, om samen te spelen met mensen die daarvoor geleerd hebben, maar ook boeiend. Om uit zijn comfortzone te stappen en ook zo grenzen te verleggen.

De film draait om de jongen Liam: een verwaarloosde tiener die opgroeit in een gezin waar drugs en geweld de hoofdrol spelen. Hij komt terecht in een jeugdinstelling waar agressie de boventoon voert. Van Eeckhout speelt de vader van de jongen en slaat, scheldt, schopt, vecht, is minachtend, grof en kleineert. De opdracht was als een stormram door de ruimte te walsen en schade te berokkenen. Van rust naar gekte. Zoals hij met Amenra schakelt van klein naar groots. Al met al is Skunk een hartverscheurende, beklemmende en verontrustende film die weinig hoop biedt.

Toch zit ook in die donkerte schoonheid, vindt Van Eeckhout. Die jongen Liam wekt nou eenmaal veel empathie op. Zeker: de omstandigheden in zijn leven zorgen ervoor dat hij onvergeeflijke dingen doet, maar in essentie is hij een mooi mens. Je wilt hem helpen. Want je begrijpt waar het vandaan komt en weet dat ook hij gehavend is. In de praktijk van het leven wordt dit soort verschoppelingen vaak van tafel geveegd. Maar is het niet zo dat je uiteindelijk pas echt kunt oordelen als je het hele verhaal kent? Alle feiten en omstandigheden.

Van Eeckhout heeft de neiging om zich in miserie en ellende te wentelen, om de vergankelijkheid van alles te laten triomferen

Van Eeckhout heeft de neiging om zich in miserie en ellende te wentelen, om de vergankelijkheid van alles te laten triomferen. Hij weet het en hij past ervoor zichzelf daarin te verliezen. Daarom legt hij zich bewust toe op het zoeken naar schoonheid en de essentie van alles: familie, vriendschap, gezondheid, lief zijn voor elkaar. Hij vindt het belangrijk om niet alleen te zijn en zich verbonden te voelen met de mensen om hem heen.

Saamhorigheid: daarin zit het licht. Het leven is zo kort. De liefde omarmen in plaats van al het donkere, ofschoon dat het vertrekpunt van de band is, hun materie, de pijn hun klei. Zonder donkerte geen licht. Dat is de boodschap die hij met Amenra en zijn soloprojecten wil meegeven, 25 jaar al. Een lange tijd die hem dankbaar maakt. Die hem doet beseffen dat ze van geluk mogen spreken dat ze nog altijd goed met elkaar overweg kunnen en plezier hebben samen.

Niet dat hij pretendeert dat ze heilig zijn of altijd maar het goede voorbeeld geven, maar de band is wel zijn reddingsboei. Optreden zijn reinigingsritueel. Een uitputtingsslag voor hemzelf en voor de anderen. Altijd weer sterven. Misschien dat de H in zijn naam niet voor niets staat voor Hector: de ‘helmboswuivende’, de zoon van de koning van Troje, ridderlijk en dapper, maar uiteindelijk ook degene die geslagen door Achilles de dood vond.

Hij haat dat optreden. Maar toch doet hij het. En waarom? ‘Ja, waarom,’ zegt Van Eeckhout en hij denkt even na. En dan: ‘Ik kan die jongens toch niet in de steek laten?’

Afzonderen

Drie uur voor de show, backstage, laten de leden van Amenra elkaar met rust. Gitarist Mathieu Vandekerckhove ligt op de bank. Bassist Tim De Gieter staat buiten te roken. Gitarist Lennart Bossu loopt in en uit. Drummer Björn Lebon is nergens te vinden. Van Eeckhout zit gebogen over zijn telefoon. Zwijgend. In het vage schijnsel van alleen een groen lampje van de koelkast die in de kleedkamer staat. ‘Wij zonderen ons af en mijden iedere vorm van communicatie met wie dan ook rondom ons,’ zegt hij.
Op andere dagen luistert de frontman kort voor een optreden naar muziek die hem in de goede sfeer brengt. Kan van alles zijn: ambient, de folk van Broeder Dieleman, hiphop. Alles wat hem nijdig maakt of emotioneel. Als het maar iets in hem beweegt. Iets dat hem uit het stramien brengt van de vriendengroep die Amenra ook is. Het moet hem doen klikken in de sérieux. In die gemoedstoestand die hem helpt het ritueel van heling te voltrekken. Om de machteloosheid over alles uit te kunnen schreeuwen. Om die loodzware mantel te kunnen dragen die de pijn uiteindelijk zoveel lichter doet gaan voelen. Die weg naar verlossing, naar vrij zijn. Een verlicht mens.

Vandaag is anders. Na zijn zelfverkozen isolement in de uren ervoor, opent een half uur voor het concert de deur van de kleedkamer en mengt Van Eeckhout zich in de dan vrolijke chaos in de groen geschilderde catacomben van De Vooruit. Er is familie, er zijn vrienden, geliefden; toch zeker een man of 25 die de band omringen. Er worden grappen gemaakt, gelachen. Misschien is de sfeer los omdat Gent hun hometown is, misschien omdat ze ergens al in gedachten bij die komende tour in Amerika zijn.

Kort voor de show – stijf uitverkocht, al weken eerder – volgt geen Madonna-achtige groepshug. Geen high fives. Van Eeckhout staat in de donkere coulisse van het podium. Slokje water, handen op de rug, de ogen gesloten. Afzijdig van de rest van de band, al is hij het die de lijnen uitzet. Zij de familie, hij de pater familias. Degene die de visie bepaalt. Die de boel inkadert en zo zorgt voor duidelijkheid en regelmaat. Dat geeft overzicht en rust, had gitarist Bossu eerder die middag gezegd.

Amenra is in De Vooruit het collectief dat het wil zijn. Een familie waarvan de leden elkaar ondersteunen en waarbij het geheel nog veel meer is dan de som der delen.

Koele hand

Zo klinkt de band die avond als de koele hand van een vrouw op het koortsige voorhoofd van een terminaal zieke, of het onweerstaanbaar lokken door Sirenen, die beelschone zeegeesten, dan weer als een klauw die het hart uitrukt. Van Eeckhout schudt zijn kop, het lijf gekromd. Grillig de lijnen op zijn armen. Dat omgekeerde kruis in zwarte inkt op zijn rug. Dit is zijn kerk, zijn strijd. Zijn kruisgang. Dit is het offer dat hij met zijn broeders brengt. Het gif en het gal. Nu het gelaat deels afgewend, met zijn rug naar de zaal, dan weer het volle zicht op het publiek. Hij: de hogepriester van de eindigheid en de eeuwigheid. Intens. Meedogenloos. Breekbaar, maar soeverein. Een arm hoog geheven, wijzend naar het al. Naar dat wat bestaat, heeft bestaan, zal bestaan of zou kunnen bestaan.

De Vooruit wijkt niet, maar beweegt mee. Als volgelingen in een eredienst die helend moet zijn. In een inktzwarte dans die verdriet en pijn omarmt. Die houvast biedt en een last van hun schouders tilt. Zwarte kistjes, zwart de nacht. Doornenkroon, brandend bos, doodsgevaar. Opnieuw weer opstaan. Gedragen door de bezwerende tonen uit de keel van CHVE, zoals Van Eeckhout zich ook wel noemt. Liefde en licht. Klimmend, klauwend uit de diepten. Golgotha. Golgotha! Lange schreeuw, ijle klank. Ogentroost.

Dan weer stilte.

Hel. Vagevuur. Verlossing.

De vader. De zoon. En de Heilige Geest. Ook die, die inspireert, leidt en bemoedigt. Juist die.
Amen.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Showbizz
  • Titia Hahne