De lucht is, waarschijnlijk voor het laatst dit jaar, zo goed als blauw. Er staat een klein windje, maar eigenlijk mag het geen naam hebben. Ideaal drone-weer, zou een optimist kunnen zeggen. En dat komt goed uit, want ik ben op weg naar René, die zichzelf dit jaar de beste droneracer van Nederland mag noemen. René woont in Best, naast een trapveldje waar niemand voetbalt, en een kerk waar amper nog kerkgangers komen. Ik weet niet precies wat ik van een droneracer moet verwachten. Is het een sport? Kom ik zo in een met medailles beklede woonkamer terecht? Loopt René als een soort Max Verstappen in een Formule D-pak door zijn huis? Of is het meer een soort zolderkamerhobby, en loop ik de soldeerdampen en de in aluminiumfolie ingepakte werkkamers in.
Het blijkt geen van beide. Als ik aanbel bij René, stap ik het gewoonste huis van Nederland in. Bij de bank ligt een hond. Het huis is netjes opgeruimd en doordacht ingericht. In de hoek staat een kerstboom.
Zo, daar ben je potverdorie op tijd mee, René.
‘Ja, ik kwam laatst thuis en toen had mijn vriendin hem ineens al opgezet. Nou ja, prima.’
Ik knik. Zo is het natuurlijk ook wel weer. René gaat naar de keuken. Hij drinkt koffie, ik een glaasje water.
Het is wel lekker droneweer, niet?
‘Zeker, zeker. Ik weet niet precies hoe hard het waait, maar het ziet er goed uit.’
Is wind zo erg van invloed, ja?
‘Nou ja, een zacht windje kan prima. Maar als je in de hogere windkrachten komt, dan wordt het natuurlijk wel lastiger.’
Waar werken we dan mee? Windkracht 1 en 2 kan nog wel?
‘Makkelijk.’
En waar wordt het lastig?
‘Ja god, vier, vijf. Waar normale mensen het ook wel een beetje lastig krijgen. Met die windkrachten kun je beter naar het café.’
Droneracen leer je door gewoon heel veel te crashen
Zelf bouwen
Hé, maar vertel eens: jij bent dus de beste droner. Eh, dronebestuurder. Coureur. Droneracer van Nederland?
René begint bescheiden te lachen en schudt zijn hoofd een keer. ‘Nou, dat ligt wel iets genuanceerder. Ik heb in 2018 inderdaad wel de droneaward gewonnen in de categorie racing. Maar die award ging wel om de video. En dan nog eentje die eigenlijk meer om de looks ging dan om het daadwerkelijke racen.’
Dus het gaat om de video? Dus je maakt een video waarvan de kijker denkt: potverdorie, die kan godnondeju hard dronen.
‘Ja, daar komt het eigenlijk wel op neer. Het is ook een publieksprijs. En, eerlijk is eerlijk. Ik denk dat we die gewonnen hebben omdat we gebruik hebben gemaakt van wat creatievere filmmethoden.’
Dus in de categorie racen won je niet vanwege de snelste race, maar vanwege het mooiste filmpje.
‘Juist.’
Het gesprek valt stil. René moet er zelf ook een beetje om lachen. De hond staat op, loopt een rondje om zijn eigen staart en gaat weer zitten.
Maar hoe begint dat dan? Je denkt dan op een dag: ik ga naar de Mediamarkt en koop een drone? En dat je dan ineens de meest getalenteerde coureur van het land blijkt te zijn?
‘Nee, ja, eigenlijk werkt het eerder andersom. In 2010 heb ik een keer een eerste filmdrone gebouwd, voordat drones überhaupt in de winkel te koop waren. En in 2015 zag ik de eerste video rondom racedrones. Toen dacht ik wel meteen: ja, dat wil ik ook.’
Dus?
‘Dus toen ben ik mijn eigen racedrone gaan bouwen.’
Want? Een échte dronebestuurder bouwt zijn eigen drone?
‘Ja. Alles wat met racen te maken heeft, is zelfgebouwd. De drones uit de winkels zijn echt gebouwd voor consumenten, die zitten helemaal vol met veiligheidsmechanismes. Alles wat het racen interessant maakt, is eruit wegbeveiligd. Ze gaan niet zo hard. Er zit veel vertraging tussen de beelden. Het is eigenlijk hetzelfde als met Formule 1: je wil gewoon precies weten wat die auto kan, en alles eruit halen. Dat kan alleen maar als je hem zelf bouwt. Maar goed: dan moet je er dus wel mee leren vliegen, met zo’n ding.’
Vuurwerk
Oh?
‘Ja. Kijk, zo’n ding uit een winkel, daar kan ik nu de controller van aan mijn moeder geven en die kan er een rondje mee vliegen. Met een racer is dat wel echt anders.’
Maar in dat geval: dan vlieg je de eerste drone die je bouwt toch helemaal naar de gallemiezen in de achtertuin?
‘Ja. Je leert het door gewoon heel veel te crashen. Tegenwoordig hebben ze wel simulatoren en dergelijke, dat helpt wel. Dat je niet elke keer in een paar minuten weer een paar honderd euro aan gort vliegt. De nieuwe generatie oefent met simulatoren.’
Hoeveel geld heb je in totaal stukgevlogen, in die eerste periode?
‘God, ik wil het niet eens weten. Het is wat dat betreft wel echt een verschil met een computerspel: als je crasht, dan ben je ook écht af. Dan zit je gewoon weer een avond op zolder te solderen.’
En heeft de beste droneman van Nederland nog ambities?
‘Nou, eerlijk gezegd: het meeste heb ik daar wel van bereikt. Op raceniveau weet ik: ik ga niet meer hoger komen. Maar ik fotografeer en film sinds kort voor de grootste dronecompetitie ter wereld. Dat is de top van de wereld, zeg maar. Dat niveau ga ik nooit meer halen. Maar ik ben er wel bij.’
Jij bent de Jack van Gelder van de dronewereld.
‘Ja, eigenlijk wel. Ik wil gewoon zoveel mogelijk in beeld brengen wat op een andere manier niet kan.’
Maar wat is dat dan?
‘Nou ja, oké, bijvoorbeeld: filmen op de Defqoneindshow. Dan vlieg je letterlijk door het vuurwerk heen. Je kunt het eigenlijk zo gek mogelijk niet verzinnen.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Alexander Schippers