Premium

Ex-Kamerlid Peter Kwint (SP): 'Ik had een pesthekel aan Prinsjesdag'

Voor zijn nieuwe interviewserie De Kamer Uit spreekt Leon Verdonschot elke week een ex-Kamerlid over zijn of haar leven tijdens en na de politiek. Deze week: Peter Kwint (SP).

Peter Kwint

Hoelang ben je ’s ochtends blijven denken dat je naar Den Haag moest?
‘Dat was er vrij snel uit. Waarbij het ongetwijfeld heeft geholpen dat ik twee jonge kinderen heb, waarbij de ochtend een militaire operatie is waarin ze op tijd aangekleed, gevoed en van pindakaas uit het haar verlost moeten zijn om ze tijdig op school en de kinderopvang te krijgen.’

Het kabinet-Schoof heeft op Prinsjesdag zijn plannen bekendgemaakt. Maakte die plannen je extra blij dat je de Kamer uit bent, of kriebelde het juist meteen weer?
‘Allereerst: ik had echt een pesthekel aan Prinsjesdag. Als er één dag is die ik zeker níét mis aan Den Haag, is het die verschrikkelijke poppenkast. En je weet dan: het weekend ervoor krijgen alle Kamerleden en medewerkers onder embargo de begrotingen, en zit je het hele weekend tabelletjes te lezen. Dat heb ik niet gemist, nee.

Om je vraag te beantwoorden: een beetje van allebei. Ik ben niet in een permanente staat van verbazing. Een rechts kabinet gaat nou eenmaal rechtse dingen doen. Ik zou daar inhoudelijk wel raad mee weten, maar ik heb niet het idee dat er een gebrek is aan gelijkgestemden in de Tweede Kamer. Op verzoek wil ik best mijn mening geven, maar ik ga niet de hele tijd mijn voormalige collega’s recenseren, en ik heb ook helemaal geen zin om op dinsdagmiddag drie uur lang een commissiedebat mestderogatie te gaan kijken en me dan te gaan zitten ergeren aan de inbreng van de BBB, terwijl ik die al had kunnen voorspellen. Dan zet ik liever een plaatje op.’

Kijk je met tevredenheid terug op je jaren in Den Haag?
‘Ik heb er in ieder geval geen spijt van. Ik vond het eervol om te doen, mooi om te doen, veel leuke mensen leren kennen. Maar als ik verder uitzoom en onder de streep kijk of het onderwijs of de jeugdzorg in die jaren beter zijn geworden, dan is het antwoord: nee. Als ik het klein houd, kan ik best concrete verbeteringen aanwijzen die er zonder mijn of onze inzet niet waren geweest. De strijd tegen commerciële huiswerkbureaus, meer vaste contracten in het onderwijs, de wet die ik samen met Lisa (Westerveld, Kamerlid voor GroenLinks-PvdA, red.) heb geschreven tegen het buitensluiten van schoolreisjes van leerlingen van ouders die daar geen geld voor hebben, en zo kan ik er nog wel een paar bedenken.’

Heb je, onderweg naar die andere samenleving die je nastreeft, ook af en toe zo’n concreet succes in het hier en nu nodig?
‘Ja, want anders verlies je raakvlak met de realiteit. En ik hou ook wel van het oldschool stoeptegelsocialisme: het is goed dat we aan het strijden zijn voor een betere, socialistischere wereld, maar als er hier een stoeptegel scheef ligt, waar een bejaarde over struikelt, dan is er in ieder geval één iemand die die socialistische omwenteling niet meer gaat meemaken, dus dan moet je daar misschien toch iets aan doen. En ja inderdaad, als je iets doet tegen woningen met schimmel erin, dan kun je wel zeggen dat die mensen daarna nog steeds in een kapitalistische samenleving wonen, maar wel in een kapitalistische samenleving waarin hun kinderen geen longaandoening meer krijgen. Dat is dus een klein stapje de goede kant op. Als je je alleen maar bezighoudt met de langere termijn, word je uiteindelijk een soort ideologisch hobbykamerleesgroepje. Je bent ook gekozen om iets te veranderen voor mensen, en dat moet je ook gewoon wíllen. Het werkt bovendien ook gewoon motiverend om af en toe iets binnen te halen, voor mij in ieder geval wel.’

Wat is de kern van je werk als Kamerlid: goed doen?
‘Kiezen. Prioriteiten stellen, hoofd- van bijzaken scheiden, en dus soms ook dingen níét doen. Toen wij nog maar een fractie van negen mensen waren, had ik zó’n grote portefeuille dat ik af en toe dacht: een procedurevergadering, sorry, dat doe ik nu even niet. En dat vinden andere mensen soms niet leuk, zoals in dit geval andere commissieleden. Ja, dan hadden maar meer mensen op ons moeten stemmen. En natuurlijk klinkt ook hoofd- van bijzaken scheiden gemakkelijker dan het soms is, want als je maar genoeg van een onderwerp weet, wordt uiteindelijk álles belangrijk.’

Toen je nog medewerker van de SP-fractie was, heb je zelfs een fractie van maar liefst 25 mensen meegemaakt. Wat verandert er dan?
‘Dan ben je als fractie zó groot dat ook de corveeklussen om de hoek komen kijken. Dan moet je ook voorzitters gaan leveren van commissies en zo. En ik ben niet de Kamer ingegaan omdat ik het zo leuk vind om vergaderingen voor te zitten. Die vier uur die je dan als invalvoorzitter Buitenlandse Zaken bezig bent met de acute situatie in Azerbeidzjan, zijn ook vier uur waarin je je niet kunt bezighouden met onderwijs en jeugdzorg.’

Bestaat er in Den Haag een rangorde in portefeuilles en ministeries?
‘Ik heb in zeven jaar wel iets van vijftien cultuurwoordvoerders van de VVD meegemaakt. Dat geldt daar een beetje als de instapportefeuille. En als je dat blijkt te kunnen, en er schuift iemand door om burgemeester of minister te worden, mag je misschien iets met ondernemers gaan doen. Bij de meeste partijen staat Financiën denk ik wel redelijk hoog. Ik vond zelf die hele rangorde overigens totaal niet relevant.’

Kamerleden zijn drie keer per week in Den Haag. De andere dagen zitten vaak vol met werkbezoeken. Had je daar veel aan?
‘Ja, je netwerk uitbouwen en kijken hoe dingen in de praktijk werken, is bepaald niet onbelangrijk. Ik ben wel vrij snel gestopt met werkbezoeken die door een bestuur zijn georganiseerd. Eén keer was de rode loper uitgerold, letterlijk. Ik was met het openbaar vervoer en stond al bij de receptie, toen ik pas doorhad dat vanaf de parkeerplaats een rode loper klaarlag en een ontvangstcomité klaarstond. Haha! Uiteraard ben ik even teruggelopen. Maar bij zo’n soort werkbezoek krijg je vooral te horen wat er allemaal goed gaat. Wat mooi is en ook best nuttig, maar ik hoor liever wat moet veranderen om dingen beter te maken. Dus dan liep ik liever twee uur mee met de maatschappijleraar en sloot ik nog even aan bij de vrijdagmiddagborrel van de docenten. Want daar hoor je dus over de dingen waarvan in ambtelijke stukken wordt gezegd dat ze geen probleem zijn, of niet mogelijk zijn. En zo bouw je een netwerk op van mensen die je om advies kunt vragen, of kunt vragen even mee te lezen en commentaar te geven.’

‘Als ik verder uitzoom en onder de streep kijk of het onderwijs of de jeugdzorg in die jaren beter zijn geworden, dan is het antwoord: nee’

Moet je als Kamerlid alle stukken lezen?
‘Nee. Dan hou je namelijk nooit tijd over. In het begin moet je meer lezen, omdat je moet leren hoe het zit. Maar als ik alleen al de agenda van alle stukken die op het debat staan zou voorlezen, zou mijn spreektijd op zijn. Ik zou zeggen: begin met je eigen analyse en je eigen praktijkervaringen, en zoek in de stukken naar aanknopingspunten daarbij. Natuurlijk moet je die voortgangsrapportage zelf lezen, maar niet die 26 bijlagen. Dan word je een slaaf van het ministerie. Dan praat je dus alleen over wat zíj vinden dat je moet lezen, terwijl je meerwaarde van volksvertegenwoordiger is dat jij vertelt hoe het wél zou moeten. En dat haal je uit je eigen ervaringen, analyse, verkiezingsprogramma en werkbezoeken.’

Blufte je weleens?
‘Ik had wel de neiging om mijn retorica aan te passen aan mijn kennis van zaken. Die les heb ik als gemeenteraadslid in Amsterdam ooit hardhandig van burgemeester Van der Laan geleerd. Ik was toen nog duo-raadslid, en moest een commissie overnemen van een raadslid. Dat ging over het Wallenproject, waarbij geprobeerd werd de Wallen schoon te maken van criminaliteit. Typisch zo’n agenda-onderwerp met één voortgangsbrief en dan 86 bijlagen, en ik kreeg drie uur van tevoren de vraag of ik het kon overnemen. Ik ben er heel snel doorheen gegaan, heb een paar dingen aangestreept, en vooral opgeschreven wat er in mijn ogen onjuist aan was. Mijn bijdrage bestond uit een tirade over wat er allemaal niet klopte aan het project. Vervolgens kwam de beantwoording van Van der Laan, en kreeg ik echt álle hoeken van de raadszaal te zien. Ik bleef maar door mijn papieren bladeren, terwijl ik me afvroeg of ik het misschien niet goed gelezen had, maar bij punt 2 was hij alweer drie punten verder met me de mantel uitvegen. Vervolgens stonden we in de pauze te roken, en vroeg ik hem waarom hij dat deed. Toen zei hij: “Als jij met zo’n grote mond mijn commissie komt binnenlopen, kun je het krijgen ook.” Sindsdien geldt: hoe meer ik ergens van afweet, hoe comfortabeler ik me voel om een grote mond op te zetten. Dat was een nuttige les.’

Hij stond bekend om zijn keiharde stijl, ook tegen ambtenaren. Zou dat nu nog kunnen?
‘Ik kon perfect met hem samenwerken, al was het soms een lompe hork. Ik denk niet dat ik daarna in Den Haag nog iemand heb meegemaakt die zo straight forward en direct was als Van der Laan. Maar inderdaad, ik denk niet dat hij nu nog zo gemakkelijk bestuurder zou kunnen zijn. En ook wel terecht, vind ik.’

‘Ik was met het openbaar vervoer en stond al bij de receptie toen ik pas doorhad dat vanaf de parkeerplaats een rode loper klaarlag en een ontvangstcomité klaarstond’

Jan Marijnissen stond ook bekend om zijn harde, niet al te subtiele stijl.
‘Klopt. Ik heb het zelf altijd een prima manier van omgang gevonden. Maar dat sommige mensen daar lekker op gaan, maakt het nog niet de beste manier. Je kunt ook potentieel goede krachten er door kwijtraken als je mensen, die niet meteen op commando een perfecte ideologische analyse tot twaalf cijfers achter de komma kunnen opdreunen, behandelt alsof ze waardeloos zijn. Mensen moeten ook dingen léren, en dat vergt soms ook dat je iemand op weg helpt, in plaats van alleen maar vertelt wat hij niet goed doet.

Een zin die vaak langskomt in discussies over veranderende omgangsvormen is dat “je tegenwoordig ook niks meer mag zeggen”. Van die school ben ik niet. Ik vind het niet automatisch slechter dat je af en toe eens nadenkt over hoe je iets zegt. In alle verhalen over gek gedrag in de cultuurwereld, media en topsport zie je toch vaak het misverstand dat talent alleen maar kan samengaan met een ongelooflijke debiliteit. Zo’n kronkel komt volgens mij eerder van nooit tegengesproken te worden dan van een ongelooflijk talent zijn. Het komt vaak ook neer op een persoonlijkheidsvariant van bijgelovige amateurvoetballers die niet van onderbroek wisselen omdat ze ooit wonnen met die onderbroek aan. Tsja. Het kan ook toeval zijn, hè? Best vaak zijn dingen toeval.’

Is dat ook je les uit Den Haag?
‘Vaak als ik ’s avonds een talkshow zat te kijken, hoorde ik duiders van Den Haag een ingenieus en groot masterplan ontvouwen. En dan dacht ik: dat zou mooi zijn geweest, maar dit is niet het niveau waarop dit is gegaan.’

Het Binnenhof is minder vaak een filmscript dan wij soms denken?
‘Het is minder vaak Borgen of The West Wing, en iets vaker Comedy Capers. Neem die beroemde foto van het mapje met “Positie Omtzigt: functie elders”. Ollongren greep in de paniek van corona haar papieren bij elkaar, en werd vervolgens lopend over het Binnenhof gefotografeerd. Ik geloof niet dat dat een vooropgezet meesterplan was om Omtzigt eruit te werken. Sterker nog: ik denk dat ze achteraf juist had gewíld dat ze er even een post-it overheen geplakt had.’

Wie vond je in de Kamer lastig om tegenover je te hebben?
‘Arie Slob was als minister geen stoomwals die over je heen denderde, maar wat lastig aan hem was, was dat hij niet thuis gaf op politieke tegenstellingen. Hij had de neiging om je op het eind van ieder antwoord het gevoel te geven dat je het volstrekt met elkaar eens was. Een beetje: “We zijn toch allemáál voor goed onderwijs?” Ja, als je dingen maar abstract genoeg maakt, ben je het altijd eens.’

Hoe bleef je wakker voor al die debatten die uitliepen op nachtelijke stemmingen?
‘Heel veel koffie. En af en toe een ommetje. En dat is dan meer om frisse lucht of je stappen te halen dan om nu te genieten van de mooie stad. Het waren functionele wandelingen. Ik weet niet hoe je het kunt oplossen, maar de duur van het debat hangt op geen enkele manier samen met de kwaliteit van de besluitvorming. Of überhaupt de duur van de discussie. Vaak is het niet eens een discussie, maar gewoon een opeenvolging van spreekbeurten. Misschien is dat ook een logisch gevolg van de versplintering, van inmiddels meer dan twintig fracties.’

Als je je bijdragen in het laatste jaar van Kamerlid vergelijkt met die in het eerste jaar, wat is dan het verschil?
‘Mijn vragen werden korter en directer, en daarmee beter. In het begin dacht ik vaker: hè, nu heb ik eindelijk het woord, kan ik eens zeggen wat ík vind. Hoe meer bijzinnen je aan je vraag toevoegt, hoe meer kansen je iemand geeft om zich er onderuit te lullen door daar op te reageren. Dus uiteindelijk gaat het om “Wil de minister dat wel of niet doen, en zo nee, waarom niet?” Dat levert misschien een minder sexy filmpje op, maar wel meer kans op het antwoord.’

‘Schoof is ambtenaar, die is niet opgegroeid in de politiek, maar in ambtenarendingen. Dus in juist zo wéínig mogelijk zeggen. Een typische procesmanager’

Als je nu premier Schoof aan het werk ziet in debatten, valt dan met terugwerkende kracht op hoe goed Mark Rutte in communicatief opzicht was?
‘Dat heeft ook Rutte wel moeten leren, hoor. Mensen associëren politici vaak met hun laatste jaren. Dat hebben alle opvolgers van Jan Marijnissen ook gehad: die werden altijd vergeleken met hoe goed Jan was. Ja, maar die zat van 1994 tot 2010 in de Kamer, en daarvoor al jaren in de gemeenteraad van Oss. Ik denk dat het een redelijke safe bet is dat Rutte een groter communicatief talent is dan Dick Schoof. Maar als je die oude beelden terugziet van bijvoorbeeld het gedonder met Verdonk, praatte en communiceerde hij toen echt nog een stuk minder makkelijk. En toen was hij al zo ongeveer opgegroeid in de JOVD. Maar Schoof is ambtenaar, die is niet opgegroeid in de politiek, maar in ambtenarendingen. Dus in juist zo wéínig mogelijk zeggen. Dat merkte je ook in zijn eerste persconferentie: zijn beleidsagenda bestaat uit “aan de slag gaan met wat mensen belangrijk vinden”. Een typische procesmanager. Dat dachten mensen van Rutte ook, maar dat was nou juist een diep ideologische politicus die heel goed kon doen alsof zijn keuzen niet politiek waren. Je kunt wel zeggen dat je alleen maar de problemen van de mensen wil oplossen, maar de vraag wat een probleem is en wat niet, is al een politieke.

Ik was het heel vaak niet met hem eens, en ik denk dat hij op de lange termijn ook wel echt schade heeft aangericht met zijn maniertjes. Maar als je het puur ambachtelijk bekijkt, als je politiek beschouwt als “niet op je bek gaan”, dan was hij uitstekend. Dat hij een indrukwekkend saaie man was, hielp ook wel. Ik denk dat we nu wel al kunnen vaststellen dat Schoof dat ook mee heeft.’

Een behoorlijk deel van je laatste termijn in de Kamer werd in beslag genomen doordat je lid was van de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen. Hoe verandert dat je werk als Kamerlid?
‘Je doet helemaal niks anders in die tijd, zeker niet tijdens de verhoren. Het is op de een of andere rare manier apolitiek omdat de politieke verschillen in zo’n commissie soms wegvallen. Het gaat vooral om waarheidsbevinding, je wordt eigenlijk een soort detective-superambtenaar. Terwijl er wel politieke keuzes zitten in de onderzoeksvragen, en al helemaal tijdens het opstellen van het rapport.’

En dan mocht je als socialist opeens de iconen van het kapitalisme zoals de bazen van Shell onder ede verhoren.
‘Haha. Ja, maar het ging om vrágen stellen hè, niet om mijn persoonlijke overtuigingen. Al denk ik dat tijdens mijn verhoor van Rutte de verbijstering wel van mijn gezicht viel af te lezen, toen hij vertelde hoe bizar laat hij doorhad hoe ernstig de situatie in Groningen was. Maar die verbijstering werd algemeen gedeeld, dat is uiteindelijk zelfs een van de belangrijkste conclusies van het rapport geworden.’

Was je tevreden met het rapport?
‘Ja, ik vind het nog steeds een heel goed rapport. Voor de mensen in Groningen gaf het ook het gevoel dat ze eindelijk gehoord werden. Dat maakte mijn teleurstelling over het debat over het rapport ook zo groot. De meest ingewikkelde vraag was: hoe ga je in vredesnaam nog iets van vertrouwen herstellen als je de facto het belang van een provincie ruim twintig jaar hebt genegeerd? Dat zou moeten beginnen bij het erkennen daarvan. Maar Rutte stapte niet op, zijn antwoorden getuigden van desinteresse en hij werd pas gepassioneerd toen het over zijn eigen positie ging. Hij kon nu niet opstappen, was zijn verhaal, want Oekraïne en de hele wereld stond in de fik. En een paar maanden later stapte hij alsnog op, over een punt achter de komma in een migratiedeal die al voor 90 procent rond was.’

Je hebt van dichtbij gezien hoe de PVV de grootste is geworden. Wat doet Wilders goed?
‘Hij heeft besloten dat hij zijn tijd in de Kamer níét besteedt aan het in elkaar knutselen van meerderheden, maar wel in het zo hard op de rechterkant van de boot springen, dat de hele boot zijn kant op komt. Daardoor is hij de meest invloedrijke politicus van de afgelopen vijftien jaar geworden in Nederland, misschien wel in Europa. Hij heeft de hele discussie zijn kant opgetrokken, en dat is politiek veel significanter dan een onderzoeksmotie aangenomen krijgen.’

‘Burgemeester van Dordrecht stond ook op mijn lijstje, maar die heb ik toch laten lopen. En ze hebben me nog steeds niet gevraagd voor het bestuur van Feyenoord’

Het meest gehoorde argument tegen je ideeën was eigenlijk: kán niet. Wat was daar je ultieme antwoord op?
‘Dat het eerst gaat om de vraag: wíl je het? “Kan niet” is geen argument, “wil niet” wel. In 90 procent van de gevallen is “kan niet” het eufemisme voor “wil niet”. Op het moment dat jij je eigen politieke analyse ondergeschikt maakt aan een doorrekening van het CPB of de Raad van State, haal je het laatste restje verbeeldingskracht uit de politiek. Eerst moet je besluiten wat je wil, vervolgens ga je kijken hoe je dat gaat betalen. Op een gegeven moment had ik zo vaak gehoord dat er “geen dekking” was voor een plan, dat ik zo’n dekking maakte. En dan was het argument: “De dekking deugt niet.” Jawel, de dekking deugt wel, maar grote bedrijven extra belasten, dat wíl je niet. Zeg dát dan.’

Caroline van der Plas werd laatst zelfs uitgelachen door een groot deel van de Tweede Kamer toen ze met een ongedekte motie kwam. ‘Gratis bier’, is dan het verwijt.
‘Ik vind sowieso dat gratis bier wordt gestigmatiseerd. Dat zit onterecht in het verdomhoekje. Bij dat debat zag je goed hoe het disciplinerende karakter van een technocratische orde iemand die buiten die orde wil staan in het gareel probeert te slaan. Wederom iets waar Wilders heel goed in is: dat interesseert hem geen zak, hij zegt wat hij zegt.’

Je bent ook sinds 1 januari van dit jaar samen met kickbokslegende Sem Schilt bestuurslid van de nieuwe Nederlandse Vechtsportbond. Had je bij je vertrek uit de Kamer verwacht je kort daarna bezig te houden met ledenadministratiesystemen en statuten?
‘Dat waren niet de dingen waar ik meteen aan dacht, net als het schrijven van meerjarenbeleidsplannen. Maar ik doe het graag, uit liefde voor de vechtsport.’

Je maakt ook de countrypodcast Bright Lights. Wat was je voornemen bij het vertrek uit de Kamer?
‘Meer leuke dingen doen. Dat is er zeker een van. Burgemeester van Dordrecht stond ook op mijn lijstje, maar die heb ik toch laten lopen. En ze hebben me nog steeds niet gevraagd voor het bestuur van Feyenoord.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Politiek
  • Ivo van der Bent