Leon Verdonschot: 'De geopende archieven leren ons hoe Bernard zijn ontbijtbier graag dronk: zeer koud'
'Niet alleen voorname zaken kwamen naar boven tijdens de Openbaarheidsdag, ook triviale. Minder belangrijk, maar wel amusant en leerzaam'
Beste Ewoud Kieft en Philip Dröge,
Zo. Heel Nederland heeft de afgelopen weken kunnen checken of zijn opa fout was in de oorlog, of de opa van de buren. Precies zoals gevreesd stonden er ook namen in het Nationaal Archief als ‘fout’ gekwalificeerd die dat niet waren. Of die zelfs verzetsheld waren. Oeps. Die verdienen een omgekeerde wiedergutmachung.
Geen verzet zo groot in Nederland als het náoorlogs verzet, dus het enthousiasme over het vrijgeven van die namen was opvallend groot. Uit de geopende archieven blijkt ironisch genoeg dat leden van het verzet tíídens de oorlog niet allemaal zaten te wachten op het herdenkingskruis dat ze in de jaren tachtig van de Nederlandse regering kregen, althans: als ze 35 gulden betaalden. Een Haagse oud-verzetsdeelnemer liet het Nationaal Comité Verzetsherdenkingskruis weten: ‘Ik ben niet in het verzet gegaan om zulks op mijn oude dag met een opzichtig baten te demonstreren.’ Ik las die formidabele zin en vroeg me af hoeveel mensen het in 2025 zouden weigeren. Of zouden dragen, ook als ze het niet hadden verdiend.
Waar het verleden opeens zo’n grote rol speelt in het heden, heb ik doorgaans grote behoefte aan duiding door specialisten van het verleden. Aan historici dus. In de Volkskrant legde Ewoud Kieft, schrijver van onder meer een geweldig boek over platenzaak Concerto, uit hoe voorzichtig we moeten zijn met het trekken van conclusies uit het collaboratie-archief, alleen al door de chaotische en vaak onzorgvuldige manier waarop het tot stand is gekomen. Gedenkwaardige zin van Kieft in dat vraaggesprek, opvallend tijdloos ook in een interview over ons verleden: ‘Veel zaken laten zien dat dingen niet zozeer misgingen door opzet of verkeerde overtuigingen, maar door passiviteit, door een gebrek aan goedheid.’
Niet alleen voorname zaken kwamen naar boven tijdens de Openbaarheidsdag, ook triviale. Minder belangrijk, maar wel amusant en leerzaam. Philip Dröge (formeel geen historicus, in de praktijk wel degelijk), zette er enkele op een rij. Bijvoorbeeld de ontbijtvoorkeuren van prins Bernard: naast de ‘normale koffie’ ook een ‘zeer koud glas bier’. En ’s middags: ‘Bourbon Whiskey (liefst ‘Jack Daniels Black Label’)’. Opmerkelijk, gezien het verleden van ‘Z.K.H.’: ‘Liever nooit Duitse wijnen’.
Nog fraaier is de correspondentie die Dröge vond van ambtenaren van het ‘Departement van Binnenlandsche Zaken’. Op 7 augustus 1942, dus midden in de oorlog, in een door de nazi’s bezet land, schreven die aan ‘den Minister voor Algemeene Oorlogsvoering van het Koninkrijk’ een memo over drie blocnotes van tezamen 6 gulden. Omdat er sinds 1 mei van dat jaar een centraal inkoopkantoor voor klantbehoeften is ingesteld is er een ‘aanmerkelijk besparing van uitgaven’ bewerkstelligd.
Dröge noemt de brief ‘een juweeltje’. Dat is het ook. Het is verbijsterend en geruststellend tegelijk dat niets de bureaucratische administratie van het dagelijks leven kan verstoren, zelfs oorlog niet.