Bart Nijman: 'Ik betreur niet zozeer het gemis van Theo van Gogh, maar meer het verlies van vrijheid'
'Theo had schijt en natuurlijk werd hij daarom gehekeld, verketterd en soms zelfs vervolgd, maar niemand kon de pretlichtjes in zijn ogen doven'
Hoewel het voornemen was ervan weg te blijven, vullen de dagen in de aanloop naar zijn twintigste moorddag zich toch met veel Theo van Gogh.
Ik wilde daarvan wegblijven, omdat herinneringen niets terugbrengen, herdenkingen een cognitieve gijzeling suggereren en omdat luidkeels je melancholie verklaren over een beroemd lijk snel in sleets sentimentalisme vervalt. Zoals het eerste biertje de dorst lest, het tweede de sfeer verhoogt en je na het zesde biertje over de toog gedrapeerd hangt, wanhopig om de frisheid van dat eerste glas terug te halen.
Thans hang ik over die toog en ben bij misschien al wel het tiende glas. Dat komt deels omdat Van Gogh onvermijdelijk is gemaakt de afgelopen weken. De herdenkingsfanfare maakt luide ketelmuziek en van talkshowtafels tot tijdschriften wordt die malle Theo gevierd, gekoesterd en in het melancholische dronkenschap van de camaraderie gedrenkt.
Allemaal waren we zijn vrienden en iedereen mist hem. Ook ik, die hem nooit in levenden lijve gekend heb, heb al een stukje memorie aan hem gewijd op mijn Substack. Daarin betreur ik niet zozeer het gemis van (een) Van Gogh, maar het verlies van meer vrijheid dan velen aan zichzelf durven bekennen. We zijn toch een vrij land? We hebben toch vrijheid van meningsuiting?
Nonsens. Nederland zwelgt in een altoos uitgesteld rouwproces dat zich vastgeklampt heeft aan vormpjes, normpjes, regeltjes en een diep ingesleten wantrouwen jegens alles dat anders is, denkt of doet – en geen schaamteloze clowns meer heeft die ons allemaal lachend de kanker of het strafkamp wensen over onze burgerlijk benepen bekrompenheid.
Er resten slechts gesanctioneerde staatskomieken als Diederik Ebbinge, Dolf Jansen of Arjen Lubach, die hun deugdzame wereldverbeterdriften en betuttelende betweterij verstoppen achter een lauwe lachband. Als een kliekje enthousiaste doodgravers, toegeklapt door geestdode meutes die niet té geprikkeld willen worden, omdat ze hun eigen nadenken liever uitbesteden.
Nederland verloor z’n onschuld na de moord op Fortuyn, en de levenslust na de jihad op de nationale nar. Wie de Theo-docu van David de Jongh bekijkt, ziet hoe heerlijk aanmatigend onverschillig Van Gogh zich presenteerde. Hij had overal schijt aan en natuurlijk werd hij daarom gehekeld, verketterd en soms zelfs vervolgd, maar er was helemaal niets of niemand die de pretlichtjes in zijn ogen kon doven. Pretlichtjes van iemand die de burgerlijke stijfheid van zich af kliert, die het grauw van sombere gedachten afkrabt, die met al dan niet geacteerde onverschilligheid zijn gram haalt tegen sleur en verveling.
In die losbandige, ongedwongen sfeer bestonden we allemaal, in zekere mate, toen. Het is niet Theo die we missen, we zijn onszelf kwijtgeraakt en dat maakt herdenken tot junkengedrag: vastklampen aan het onwrikbare, en je daaraan overgeven. De pretlichtjes zijn bij iedereen gedoofd. Sleets sentimentalisme, met een lachband, is ons lot.
- NL Beeld / Hans de Vries