Desondanks spoorde hij ook het verloren gewaande nazikunstwerk De Bronzen Paarden van Hitler op, waarover hij een fascinerend boek schreef. ‘Drugdealers of wapenhandelaars kunnen meestal een kindertekening niet van een Van Gogh onderscheiden.’
Twee tuinornamenten leverde Arthur Brand in januari van dit jaar af bij de Spaanse ambassade in Londen. Nou ja, tuinornamenten... in werkelijkheid waren het twee onschatbare reliëfs die vijftien jaar geleden gestolen waren uit een kerkje in Burgos. De twee Visigotische kunstwerken uit de zevende eeuw waren zeer zeldzaam, want de Byzantijnse beeldenstorm heeft weinig heel gelaten. De kunstrovers hadden na hun inbraak al snel door dat de reliëfs met de afbeelding van de evangelisten niet te verhandelen waren omdat ze te bekend waren. ‘Bovendien waren ze niet verzekerd, dus aan die maatschappijen kon er er ook geen losprijs gevraagd worden,’ zegt Arthur Brand (49). ‘Daarom hebben zij ze maar als tuinornamenten verkocht aan een Engelse familie, voor 100.000 euro. Toen ze er door mijn speurwerk achterkwamen dat ze gestolen kunst in bezit hadden, schrok die familie zich wild. Ze hebben er nog even aan gedacht om die stenen reliëfs in de Theems te laten verdwijnen. Daar heb ik ze gelukkig vanaf kunnen houden en ik heb ze terug kunnen bezorgen aan Spanje. De Spaanse kerk was uiterst verheugd, maar mij ontroerde een e-mail van een 85-jarige Spanjaard het meest. Hij bedankte me voor het terugbezorgen van de reliëfs, die hij elk jaar bezocht. Hij schreef dat hij had gebeden dat ze voor zijn dood nog gevonden zouden worden. Daar doe je het dan voor. Want voor de rest krijg ik alleen maar een vrij kleine onkostenvergoeding. Maar ik geef geen moer om geld. Het gaat me om het avontuur en vooral ook het terugbrengen van onvervangbare kunst. Ja, als ik 10 procent van de waarde van alles wat ik terug heb gebracht als vindersloon had gehad, dan was ik nu meervoudig miljonair. Dat ben ik niet.’
Luchtbrug in de tijd
Hij zit wel in het centrum van de kunstfraude, waar de FBI een label van 8 miljard dollar omzet per jaar aan hangt. Brand zegt: ‘Er zijn me de laatste jaren al drie, vier keer de schilderijen af komstig van de roof in de Rotterdamse Kunsthal aangeboden. Dat waren werken van Picasso, Monet, Matisse en Gauguin. Die schilderijen waren in 2012 door twee Roemeense dieven verborgen in een graf, maar zijn later door hun moeder in haar kachel verbrand. Maar die criminelen, die mij die gestolen Rotterdamse werken aanboden, wisten niet dat zij vervalsingen in hun maag gesplitst gekregen hadden. Andere misdadigers spelen er gewoon heel slim op in dat die schilderijen gestolen zijn. Ze laten een paar vervalsingen maken en bieden die dan aan als onderpand voor een drugsdeal of een wapentransactie. Dat gaat vrij gemakkelijk, want hun drugscollega’s of wapenhandelaars kunnen meestal een kindertekening niet van een Van Gogh onderscheiden. Maar ze krijgen wel de krantenartikelen als bewijs dat het de echte, gestolen schilderijen zijn. Zo komt na zo’n roof nog een hele keten van andere misdaden op gang. Net als bij de Mona Lisa, die door een Italiaanse huisschilder in 1911 is gestolen. Het doek bleef een paar jaar zoek. In die tijd heeft de Argentijnse schilder Eduardo de Valfierce zes kopieën gemaakt, die hij voor miljoenen aan musea in de Verenigde Staten en kunstverzamelaars heeft verkocht. Dus die truc is al vrij oud.’
Arthur Brand lacht. Hij was het jongetje uit Deventer dat door zijn vader, die geschiedenisleraar was, aanvankelijk tegen zijn wil naar vele musea werd gesleept. Die van zijn opa, een klasgenoot van de beroemde meestervervalser Han van Meegeren, mooie verhalen hoorde. ‘Wat me het meest aansprak, is dat de zoon van Van Meegeren het oorspronkelijke werk van zijn vader namaakte. De zoon van een vervalser die het echte werk van zijn vader vervalst.’
Brand maakte kennis met de schaduwkant van de kunsthandel toen hij als student in Spanje eens meeging met illegale opgravers. ‘Ze hadden die nacht twee zilveren Romeinse munten gevonden. Die mocht ik, tweeduizend jaar nadat een Romeinse legionair ze verloor, vasthouden en ik kon de naam van de keizer lezen.
Dat was voor mij een luchtbrug in de tijd. Ik ben daarna munten gaan verzamelen, maar ik merkte dat in de numismatiek veel vervalsingen opdoken. En toen las ik over de voormalige kunstfraudeur Michel van Rijn. Die zou samen met de politie, Scotland Yard en de FBI bezig zijn om de handel in gestolen en valse kunst te bestrijden. Ik stuurde hem in 2003 een e-mail waarin ik vertelde dat ik waardering had voor zijn werk om gestolen onvervangbare kunst op te sporen. Ik vertelde hem ook dat ik iets wilde doen tegen alle vervalsingen in de muntenhandel. Van Rijn antwoordde: ‘Dan moet je Bill bellen, dat is de grootste muntenvervalser. Ik zal je zijn telefoonnummer geven. Eerst zal hij je verrot schelden als hij hoort dat ik jou heb doorgestuurd, maar daarna zal hij je helpen.’
Gouden kroon
Dat deed Bill, en de Nederlander kreeg goed contact met de vervalser. Brand: ‘Een tijdje daarna belde Van Rijn me op en zei dat hij beslist met Bill moest spreken. Hij had f linke ruzie met hem, daarom vond hij het een goed idee als ik zou meekomen als een soort getuige. Dat plan lukte, zij het niet zonder slag of stoot. En ja, toen zat ik als een groentje tussen twee van de grootste kunstfraudeurs ter wereld. Het ging toen over een gouden kroon van 10 of 20 miljoen dollar, die illegaal in Syrië was opgegraven. Maar zonder Bill kon Van Rijn die niet bemachtigen. Ik zat naar hen te luisteren en dacht: dit is Indiana Jones, maar dan in het echt. Ik genoot en wilde er voortaan bij blijven. Ik ben toen als een soort stagiair vanuit Nederland bij Michel van Rijn aan het werk gebleven. Ik maakte daardoor mee dat het door de kerk verboden Judas-evangelie door hem werd opgespoord. Het was hem aangeboden door illegale schatgravers die de documenten hadden ontdekt in een grot in Egypte. Ik vond het fascinerend om die zaken mee te maken en ik leerde heel veel van Van Rijn. Maar na een jaar of zeven bleek dat hij toch nog met een been in de misdaad was blijven staan. Ik heb af en toe nog wel contact met Van Rijn. Hij was een tijd geleden bij me in Amsterdam. Dat was nadat ik een gestolen Byzantijns mozaïek uit Cyprus had opgespoord, dat door kenners op een waarde van 10 miljoen euro wordt geschat. Ik had dat werk een week lang in mijn huis laten hangen om ervan te genieten. Hij zag het en zei: “Klasse dat jij het hebt teruggevonden, ik moet je eerlijk zeggen dat dat mij niet zou zijn gelukt.”’
IK MERK DAT CRIMINE LEN DIE IK TEGENKOM ERVAN OVERTUIGD ZIJN DAT IK ONKREUKBAAR BEN. DAAR HEBBEN ZE WEL RESPECT VOOR
Valse Chagall
‘Van Rijn is een geraffineerde man,’ zegt Brand. ‘Bij lezingen die ik vaak geef, vertel ik altijd het verhaal dat hij een vals schilderij van Marc Chagall bezat. Een nieuw werk, maar wel helemaal in zijn stijl. Bijzonder goed gemaakt, dat moest ook wel want er zijn nogal wat valse Chagalls in omloop. Maar het probleem van een vals schilderij is altijd de provenence; waar is het schilderij geweest nadat het geschilderd was door de kunstenaar? Nou, daar had hij het volgende op bedacht: hij is brutaalweg naar Chagall toegegaan en heeft hem het valse schilderij laten zien. De toen al stokoude kunstenaar zei: “Ik vind het een fantastisch goed schilderij. Ik had het zo kunnen schilderen, maar ik heb het echter niet geschilderd.”’
Brand vervolgt: ‘Dan zou je zeggen einde verhaal. Maar niet bij Michel van Rijn. Een paar jaar later na zijn bezoek stierf Chagall. Van Rijn is direct naar Amerika gevlogen en heeft daar het valse schilderij voor een paar miljoen aan een museum verkocht. Wat was daar zijn verhaal? Hij vertelde de museumdirectie dat hij het schilderij rechtstreeks van Chagall had gekocht. En als bewijs haalde hij een paar foto’s tevoorschijn die bij zijn bezoek aan Chagall door zijn assis-tent waren gemaakt. En daarop stonden Chagall en Van Rijn met het valse schilderij tussen hen in. Aan welk Amerikaans museum hij het verkocht heeft, heeft hij zelfs niet tegen mij gezegd. Hij is natuurlijk benauwd dat het museum alsnog een schadeclaim bij hem indient. Na af loop van zo’n lezing vraag ik altijd aan de mensen in de zaal: “Wie zou hier niet zijn ingetrapt?” Tot dusver is er nog niemand geweest die zijn vinger heeft opgestoken.’
Onkreukbaar
Arthur Brand glimlacht. ‘Bij het terugbrengen van het Byzantijnse mozaïek van Markos uit Cyprus heb ik hulp gehad van Bill. Hij wilde dat zijn zoon daar getuige van was. Ook van andere grote criminelen heb ik wel hulp gehad bij het opsporen van verdwenen kunstwerken. Vaak betrekken ze hun kinderen erbij omdat ze willen laten zien dat vader toch niet zo slecht is als iedereen op hun schoolplein zegt. En als dan de goede af loop van zo’n kunstroof op de voorpagina’s staat, is toch wel bewezen dat papa ook wel goede dingen doet. Ik merk ook dat de criminelen die ik tegenkom ervan overtuigd zijn dat ik onkreukbaar ben. Daar hebben ze wel respect voor. Ik zeg ze eerlijk dat ik samenwerk met de politie en verzekeringsmaatschappijen, maar ik ben er niet op uit om hen in de gevangenis te krijgen. Ik kom pas in actie nadat het politieonderzoek is doodgebloed. En dan is die gestolen kunst allang niet meer in handen van de oorspronkelijke dieven. Mijn voornaamste taak vind ik dan om die kunst terug te brengen. Vaak is die in handen van andere criminelen, maar inmiddels al vele malen van eigenaar veranderd. Ook kan het zijn dat die kunst in bezit is van mensen die totaal niet wisten dat het geroofde kunst was. Zij willen er direct afstand van doen als ze er zeker van zijn dat hun naam niet wordt genoemd. Net als die Engelse familie bij de Spaanse reliëfs. Als dat lukt, zijn ze me daar dankbaar voor. Ik ken ook gevallen van roofkunst, schilderijen die door de nazi’s zijn gestolen van de joodse eigenaren en nooit zijn teruggegeven aan de nabestaanden. Ik heb zo roof kunstschilderijen opgespoord die in het Louvre en het Amsterdam Museum hingen en nu gelukkig weer bij de families terug zijn.’
De heilige graal
En nu? ‘Nu ben ik nog bezig met het terugbrengen van een gestolen Picasso, maar ook nog met de Boston-roof uit 1990, de grootste kunstroof aller tijden als je die van de nazi’s buiten beschouwing laat. Er werd daar uit het Isabella Stewart Gardner Museum voor een half miljard aan schilderijen gestolen, waaronder drie schilderijen van Rembrandt, één van Vermeer, een werk van Govert Flinck, een Monet en een Degas. In Boston belden twee politieagenten bij het museum aan en de bewakers, twee nauwelijks getrainde werkstudenten, lieten hen binnen. Toen trokken ze hun wapens, boeiden de studenten en stalen acht schilderijen. Ze moesten twee keer lopen om alle werken in de auto te krijgen en reden pas na 81 minuten weg. De FBI heeft na een enorm onderzoek wel ontdekt wie de inbrekers waren, maar ook dat ze beiden waren vermoord. Daarna werd de maffiabaas Robert Gentile verdacht. Maar ook toen hem strafvermindering voor andere zaken werd geboden, wilde hij – en ik denk kón – hij niet zeggen waar de schilderijen waren.’ Brand vervolgt: ‘Die Boston-roof is natuurlijk de heilige graal. Als ik die zaak zou oplossen, dan moet ik bijna wel gaan stoppen, want dat is nooit meer te overtreffen. Maar heel misschien lukt het. Ik heb sterke aanwijzingen dat de schilderijen nu in het bezit zijn van de mensen van de IRA. Boston is een stad waar veel Ieren huizen, dus die verbinding is zo gelegd. Ik heb een persoon die het contact tussen mij en de IRA heeft gelegd. Ik ben er twee keer naar toe gevlogen en heb besprekingen gehad, maar de IRA-vertegenwoordigers zeiden steeds dat zij er niets mee te maken hadden. Niet zo lang geleden heeft de IRA echter mijn contactpersoon benaderd met de boodschap: “Stel dat we er nu toch iets mee te maken hebben, zou het dan mogelijk zijn dat Arthur Brand ons een gunst verleent? Dan zouden we eventueel kunnen praten over teruggave van een deel van de buit.” Ik kan op dit moment nog niets zeggen over welke gunst ik hen moet verlenen, maar wel dat ik de zaak al met de politie en justitie in Nederland heb besproken en zij willen meewerken.
DIE BOSTON-ROOF IS DE HEILIGE GRAAL. ALS IK DIE ZAAK ZOU OPLOSSEN, DAN MOET IK BIJNA WEL GAAN STOPPEN, WANT DAT IS NOOIT MEER TE OVERTREFFEN
De ogen van Brand fonkelen achter zijn brillenglazen, als hij enthousiast besluit: ‘Ja, alles kan nog fout gaan, maar er bestaat een kans dat ik binnen afzienbare tijd wellicht een paar schilderijen van Rembrandt en een Vermeer in mijn handen kan houden. Hoe gaaf zou dat zijn?’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP, HH, Getty Images