Premium

 ‘Het is beter om geen opinies te hebben’

De 36 interviews die Alissa Morriën voor Nieuwe Revu deed, zijn op één na allemaal gepubliceerd. Het gesprek dat ze in 1979 in Brussel met Kuifje-schepper Hergé had, vond nooit zijn weg naar het blad – tot nu. ‘Ik had niet het idee dat de tekeningetjes die ik maakte van belang waren.’

Alissa Morriën en Hergé

Van sommige dingen weet je meteen dat je er weg van bent, terwijl je je tegelijk afvraagt of dat niet gek is. Dat komt omdat ze anders zijn dan wat je kent en je dus ook niet goed weet waar je ze moet plaatsen. Ik had dat met de muziek van West Side Story, die ik voor het eerst hoorde zonder te weten wat het was. Ik vond het geweldig, maar ik kon het niet thuis brengen. Ik had het ook met de boeken van Kuifje, toen ik er als 11-jarige door een vriend van mijn ouders mee in aanraking kwam. Het was een ontdekking, iets waar je verslaafd aan raakte. Ik heb Kuifjes gelezen en herlezen door de jaren heen. Ze blijven spannend, grappig en gezellig. Ouderwets gezellig, omdat Kuifje altijd Kuifje is en kapitein Haddock altijd kapitein Haddock. En de tekeningen zijn prachtig en helder. Ieder plaatje is een compositie. Je kunt er eindeloos naar kijken.

Onlangs was ik in het Hergé-museum in Louvain-la-Neuve, zeer de moeite waard. Daarom ging ik opnieuw Kuifjes herlezen en ook zocht ik het interview op dat ik in 1979 maakte met Hergé, in opdracht van Nieuwe Revu. Het werd niet gepubliceerd, omdat de toenmalige redactie er niet enthousiast over was. In mijn herinnering had ik het daarom weggezet als niet zo geslaagd, maar nu veertig jaar later, denk ik daar heel anders over.

(...)

Ik word door Hergé op zijn kantoor in Brussel ontvangen. Hergé is het pseudoniem van Georges Remie en ontstond uit de initialen van beide namen, maar dan omgekeerd. Kuifje bestaat op dit moment vijftig jaar, al is hij geen dag ouder geworden. Charles de Gaulle heeft hem zijn enige buitenlandse rivaal genoemd, zijn avonturen zijn vertaald in meer dan twintig talen, waaronder het Mandarijn, het Catalaans en het Hebreeuws. In Nederland alleen al worden er per jaar zo’n 600.000 albums verkocht. De omzet van de stripboeken is bijna overal ter wereld nog steeds stijgende. Hergé werkt met een team van medewerkers. We spreken Frans, want Hergé spreekt geen Vlaams, maar een Brussels dialect, een mengsel van Frans en Nederlands dat voor een buitenstaander moeilijk te verstaan is.

Hoe werkt u? Verzint u het verhaal?

‘Ja, ik verzin eerst het verhaal en daarna knip ik het verhaal in stukken.’

Waarom?

‘Omdat het in stukken op de bladzijden verschijnt en er een zeker ritme in moet zitten. Dat neemt heel veel tijd in beslag. Je moet eerst een algemeen idee hebben en daarna de ingrediënten bij elkaar zoeken. Daarna knip ik het in stukken, dat duurt heel erg lang.’

Hoelang?

‘Dat is moeilijk te zeggen, maar als ik nu met een nieuw album zou beginnen en ik zou niets anders doen dan dat, zou ik toch minstens twee jaar nodig hebben. Maar omdat ik ook altijd andere dingen doe, duurt het langer.’

Wat doen uw medewerkers?

‘Twee dingen. Ten eerste: voor het album zijn er de achtergronden, de decors, de kostuums, de apparaten. Er is een helikopter, een boot, de architectuur, een heleboel van dat soort dingen. Nu zijn we bezig met een verhaal dat zich zou kunnen afspelen op Ischia, voor de kust van Napels. Ik hou erg van eilanden, ik weet niet waarom, maar in ieder geval ook van Ischia en ik zou daar een villa willen vinden, een luxe villa met een zwembad, genre-James Bond. Een van mijn medewerkers zou daarnaartoe moeten gaan. Dat soort dingen doen ze. En verder allerlei dingen naar buiten toe, voor de publiciteit.’

Lijkt u op Kuifje?

‘Dat moet haast wel. Zodra je iets met inzet doet, stop je er dingen van jezelf in. Dus misschien zelfs, zonder dat ik me ervan bewust ben, moet ik wel op Kuifje lijken of liever Kuifje op mij.’

Is er een eigenschap van Kuifje waarvan u kunt zeggen dat u hem ook heeft?

Hergé lacht. ‘Dan zou ik mezelf op de borst moeten slaan.’ En, dan weer ernstig: ‘Wat ik vooral probeer is loyaal te zijn. Dat is niet altijd makkelijk, maar ik streef er wel naar. Kuifje komt op voor de zwakkeren en ik zou dat ook wel willen, maar het komt er niet altijd van. Heel zelden zelfs.’

Wat bedoelt u met loyaal zijn?

‘Het is moeilijk er een definitie van te geven. Ik weet niet of het betekent dat je de waarheid zegt... Ik geloof niet dat het ’m per se daarin zit. Maar het houdt wel in dat je trouw bent aan iets, bijvoorbeeld trouw aan een gegeven woord. Kuifje is trouw aan zijn vrienden en ik zeg niet dat ik ook zo ben, maar het is wel een ideaal. Je bent alleen niet altijd zoals je zou willen zijn.’

Ik heb als kind veel Kuifjes gelezen en ook nu nog wel, en het is me opgevallen dat er nooit mooie vrouwen in voorkomen.

‘Dat is zo, maar er komen ook nooit mooie mannen in voor. Het zijn allemaal karikaturen. Maar het komt ook omdat ik padvinder was toen ik dertien was en toen waren er geen meisjes in het jongensbestaan. Dat was gescheiden. De meisjes speelden in principe met poppen en jongens speelden oorlogje. En ik geloof dat dat me bij is gebleven, dat het een mannenavontuur is waarin de vrouw enkel als karikaturaal element voorkomt. Maar ook Kapitein Haddock is een karikatuur, Professor Zonnebloem ook... Het zijn allemaal karikaturen, dus de vrouwen ook.’

Georges Remie wordt op 22 mei 1907 geboren in de Brusselse voorstad Etterbeek. Zijn vader is loodgieter. Als kind zit hij overal en altijd te tekenen, zelfs op school, maar als hem iets gevraagd wordt, weet hij altijd het antwoord. Hij behoort tot de beste leerlingen. Op zijn elfde wordt hij lid van de padvinderij en vijf jaar later verschijnen zijn eerste tekeningen bij het katholieke clubblad Le Boy-Scout Belge.

Na de middelbare school te hebben doorlopen, wordt hij assistent-fotograaf bij dagblad Le Vingtième Siècle. Wanneer er op donderdag een kinderbijlage wordt gemaakt, mag Hergé die illustreren. Hij begint een eigen strip, en op 10 januari 1929 worden Kuifje en zijn hond Bobbie geboren. Op donderdagen is de omzet van de krant twee tot driemaal zo hoog als normaal.

Heeft u een gelukkige jeugd gehad?

‘Dat kan ik niet zeggen, maar ook geen ongelukkige. Het had iets grauws, iets kleurloos. Ik hield van mijn ouders en zij hielden van mij, maar eigenlijk was er niets wat mijn interesse wekte. Mijn belangstelling voor de dingen om me heen, zelfs voor mijn werk, is pas tegen mijn 25ste opgekomen. Eigenlijk kwam ik er toen pas achter dat er ook andere mensen waren. Niet alleen andere mensen in mijn omgeving, maar ook andere beschavingen, andere manieren om te leven.’

Was u opgewonden toen u succes begon te krijgen?

‘Ik was verbaasd. Ik vond het ook leuk, maar ik was vooral verbaasd, omdat ik niet het idee had dat de tekeningetjes die ik maakte van belang waren. Ik zag het meer als een grap dan als een vak. Ik wilde eigenlijk schilder worden, of journalist.’

Hergés kantoor, dat in alle artikelen die ik over hem gelezen heb wordt beschreven, is gevestigd op de vijfde verdieping van een onopvallend flatgebouw. Zijn secretaris, die voor hij bij Hergé kwam werken danser was bij het ballet van de Franse choreograaf Maurice Béjart en net vader van een tweeling is geworden, is al even vriendelijk als alle andere medewerkers die ik, zij het maar heel eventjes, meemaak. Sommige van hen, waaronder Bob de Moor die gespecialiseerd is in het tekenen van de decors, werken hier al langer dan 25 jaar.

We zitten in een kamer waar Hergé tekent en de post beantwoordt, en waar werk hangt van de Franse kunstenaar Jean-Pierre Raynaud. Hergé houdt van schilderijen en is een bewonderaar van Joan Mirò, Roy Lichtenstein en Andy Warhol.

Kuifje komt op voor de zwakkeren en ik zou dat ook wel willen, maar het komt er niet altijd van. Heel zelden zelfs

Is er iets in het leven dat u het belangrijkst vindt?

‘Ik denk dat het l’amour is. Ik laat het Franse woord staan, omdat ik niet weet of ‘de liefde’ een goede vertaling is. Het klinkt voor mij gepassioneerder dan de liefde. ‘L’amour,’ zegt hij, ‘niet alleen voor een ander mens, maar ook voor andere wezens en voor landschappen en voor dingen. Ik geloof dat dat heel belangrijk is.’

Heeft u een politiek ideaal?

‘Geen enkel,’ zegt hij lachend.

Nooit gehad?

‘Nee, maar minder en minder, zou ik zeggen.’

Waarom?

‘Omdat ik geloof dat iemand die vasthoudt aan een politieke of religieuze overtuiging onverdraagzaam wordt. Als je denkt dat jij gelijk hebt en die ander ongelijk, ga je ruziemaken. Je slaat iemand op zijn gezicht, schiet hem dood of stopt hem in de gevangenis. Daarom is het geloof ik beter om geen opinies te hebben.’

Heeft u niet de behoefte de wereld te veranderen?

‘O nee. De wereld verandert vanzelf wel. Toen ik jong was, heb ik die neiging wel gehad, hoewel ik nooit lid ben geweest van een politieke partij, maar in mijn onschuld dacht ik dat goed tegenover kwaad stond. Maar zo simpel is het niet.’

Het leven niet?

‘Ja, dat is niet eenvoudig.’

Waarom niet?

‘Omdat alles aan het veranderen is. De techniek, de communicatie, de vliegtuigen, de auto’s, de televisie. Alles verandert, niets is meer stabiel. Niets geeft houvast.’

Heeft u daar last van?

‘Ik niet, nee. Maar ik begrijp heel goed dat je er last van kunt hebben. Ik heb er geen last van, omdat, ik weet niet hoe ik het moet zeggen, omdat de dingen die essentieel zijn niets met die veranderingen te maken hebben. Het zit hem in jezelf, geloof ik. Uiteindelijk zou je het wijsheid kunnen noemen. Vrede hebben met jezelf. Weten wat je zo ongeveer aan jezelf hebt. Het is een filosofie die in mijn geval sterk beïnvloed is door filosofen uit het Verre Oosten. Tao, Zen, die twee vooral.’

Wat heeft u daaraan ontleend?

‘Dat weet ik niet precies. Het is een filosofie die leert dat alles onophoudelijk verandert en dat het ik, dat wat je bent, van heel weinig belang is. Want je verandert zelf ook voortdurend. Niets ligt vast. Het enige waaruit je ik bestaat, zijn herinneringen. Wat is er anders?’

Voelt u zich anders sinds u zich met die filosofieën bezighoudt?

‘O, ja. Heel veel beter, heel veel beter.’

Was u daarvoor ongelukkig?

‘Niet gelukkig en ook niet ongelukkig. Ik was rusteloos, ik was altijd op zoek naar iets. Nu leef ik veel meer in het heden. Wat gebeurd is, is gebeurd en wat nog komen gaat, weet je toch niet. Maar u bent nog te jong om... Hoewel het geen kwaad kan om alvast te weten dat zoiets bestaat.’

Ik ben heel gelukkig.

‘Dat doet me plezier, dat is mooi. Maar u rookt nog wel veel te veel. U bent toch nog niet helemaal waar u wezen moet.’

Bent u getrouwd?

‘Ja. Ik ben heel lang getrouwd geweest en toen ben ik gescheiden, maar nu ben ik hertrouwd.’

Gelooft u in het huwelijk?

‘Ja, maar het is niet makkelijk, hè?’

Waarom niet?

‘Omdat het twee mensen betreft met andere achtergronden, een ander milieu. Die komen elkaar tegen en ze gaan samenleven. Dat is nooit makkelijk. Maar ik geloof dat het heel goed is.’

Beschouwt u uw vrouw als een vriendin? Iemand tegen wie je alles zeggen kunt?

‘Je kunt nooit alles zeggen. Ik geloof dat dat een theorie is die niet opgaat. Je moet het wel hebben over de dingen waar het om gaat. Het moet iemand zijn waarmee je goed praten kunt. En niet alleen over wat de boter kost, maar over alles. Mijn vrouw houdt zich vooral bezig met de Indiase filosofie, het hindoeïsme spreekt haar erg aan. En dat is uitstekend, daar discussiëren we over. Daar maken we zelfs ruzie over: wel waar, niet waar... Dat gaat er heftig aan toe.’

Heeft u een hekel aan mensen die liegen?

‘Dat hangt ervan af. Ik ken liegende mensen waar ik toch van hou. Mensen die liegen zoals ze ademhalen en daar leg ik me bij neer, omdat je ze toch niet kunt veranderen. Om nou te zeggen dat ik ze vertrouw, dat niet, maar ik neem het ze niet kwalijk omdat ze niet anders kunnen. Een kat miauwt en zal niet opeens gaan blaffen.’

Liegt u niet?

‘Ik zal niet zeggen dat ik het nooit doe.’ We moeten allebei lachen. ‘Ik hou er niet van om te liegen, omdat het altijd ingewikkeld is. Het is eenvoudiger om de waarheid te zeggen, als hij gezegd moet worden. Een grappige filosofie misschien, maar toch...’

Wilt u zeggen waarom u bent gescheiden?

‘Dat is moeilijk te zeggen. Ik geloof dat het voornamelijk kwam omdat ik me op een andere manier heb ontwikkeld en omgekeerd. Alleen merk je het niet meteen als er niet een ander in het spel is. Pas later merk je dat je uit elkaar gegroeid bent.’

Bent u nog met elkaar bevriend?

‘Ja, ja... Ik zeg het met een zekere aarzeling omdat ik het vooral heel erg graag zou willen. Maar het is moeilijk, niet?’ Ik vraag niet waarom. Als je overal het ‘waarom’ van wilt weten, raken mensen soms geïrriteerd. Even een ander onderwerp.

Heeft u zichzelf weleens lelijk gevonden?

‘O, ja, heel vaak. Vooral toen ik jong was, was dat vreselijk. Heeft U dat ook gehad?’
‘Ja,’ zeg ik. ‘Ik vond mijn achterste lelijk. Ik probeerde te voorkomen dat mensen het zouden zien. Ik zorgde dat mijn tas ervoor hing of ik liep quasi-nonchalant achterwaarts de kamer uit.’

‘Ja, ik ken dat. Het heeft bij mij alleen nooit grote vormen aangenomen. Als ik me schoor en in de spiegel keek, vond ik mezelf lelijk. Maar het is niet echt belangrijk, geloof ik. Als alles erop en eraan zit en je bent gezond, mag je blij zijn. Ik ken trouwens niet één vrouw die tevreden is met haar uiterlijk. Het is altijd te dik of te dun, te grote of te kleine neus, te veel of te weinig borst.’

‘Ik ben heel tevreden nu,’ zeg ik.

‘O ja?’ zegt Hergé. ‘Dat komt zelden voor.’

Ik hou er niet van om te liegen, omdat het altijd ingewikkeld is. Het is eenvoudiger om de waarheid te zeggen

Bent u weleens bij een psychiater geweest?

‘Ja, ik was bij een leerling van Jung. Die ben ik in Zürich gaan opzoeken en nadat ik hem alles verteld had en hem mijn dromen had uitgelegd, zei hij dat hij me niet verder helpen kon. “U heeft alle elementen in handen,” zei hij. “U kunt zelf de oplossing vinden. U moet een besluit nemen.”’

Heeft u dat gedaan?

‘Ja.’ Het is even stil in de kamer.

Wat voor besluit?

‘Ik ben bij mijn vrouw weggegaan.’

Was dat moeilijk?

‘Verschrikkelijk moeilijk.’

Had u het idee dat u niet loyaal was?

‘Precies. Ik had haar mijn woord gegeven en ik heb het moeten terugnemen. Het was afschuwelijk. Ik heb er ontzettend onder geleden, maar ik moest er doorheen. Het was een van de meest dramatische dingen die je je kunt voorstellen.’

Wat beschouwt u als een van de heerlijkste dingen van uw leven?

‘Ik geloof dat ik heb ontdekt wat het is om gelukkig te zijn. Het tweede leven dat ik leid nu ik hertrouwd ben. Hoe heerlijk het is om samen met een ander gelukkig te zijn en in goede verstandhouding te leven.’

Bewondert u uw vrouw?

‘Ja, zeer. Om haar begrip, haar schoonheid, haar zachtheid, omdat ze een grote bienveillance heeft. Ik weet niet hoe je dat in het Nederlands zou zeggen. Ik zal het aan Bob vragen.’ Hij telefoneert. ‘Bob, hoe zeg je in het Nederlands bienveillance? Ah bon. O, je komt hierheen...’ Hij hangt op. ‘Bob gaat het opzoeken in het woordenboek.’ Bob komt binnen en zegt: ‘Het betekent welwillend.’ ‘Ah,’ zegt Hergé, ‘het tegenovergestelde van kwaadwillend. Iemand die meteen iets negatiefs ziet bij anderen. Ik heb meer de neiging om het karikatuur in mensen te zien. Niet dat ik kwaadwillend ben, maar ik zie wel de gebreken, terwijl mijn vrouw vooral de positieve dingen ziet.’

Hoelang bent u nu getrouwd?

‘Tweeënhalf jaar,’ zegt hij, stralend lachend. ‘Jong gehuwden, hè? ’t Oud zot, zeggen ze in het Vlaams. La vielle folie n’est ce pas?

Is het anders om verliefd te zijn als je zeventig bent?

‘O nee, het bewijs is wel dat ik weer getrouwd ben. Écoutez, ik heb een vriend van 82 die verliefd is. Hij vertelde me wat hij meemaakte en toen zei ik: “Je bent gewoon verliefd.” En hij zei: “Maar dat is belachelijk!” “Welnee, dat is heerlijk,” zei ik. En hij zei: “Maar ik gedraag me als een kleine jongen.” “Het is heerlijk als je je als een kleine jongen gedraagt,” zei ik. “Misschien lijkt het belachelijk, maar het is het niet.”’

Nadat Hergé me heeft laten zien hoe hij tekent (hij krast soms zo hard en zo lang op het papier dat hij er dwars doorheen gaat) en nadat we hebben afgesproken dat we in het Wolvendaelpark op de foto gaan bij het standbeeld van Kuifje, kom ik nog eens terug op ons gesprek.

Ik las dat u nooit vragen over uw privéleven beantwoordde?

‘Meestal doe ik dat ook niet. Dit is de eerste keer dat ik tegen een journalist over mijn echtscheiding heb gesproken. Ik merkte dat u niet op sensatie uit was. Dat u dingen vraagt, gewoon uit belangstelling. Gewoon om te praten. Voilà.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Interview
  • Willie van Klink