Premium

Tante Trijntje was in gesprek

In 1987 werd bejaardenverzorgster Ina Post veroordeeld wegens doodslag op een hoogbejaarde vrouw. Ze bleef haar onschuld volhouden, en werd in 2010 vrij­ gesproken.

Ina Post

Een voorpublicatie van De Negende Vrouw, een roman gebaseerd op het waargebeurde moordonderzoek in de zaak­Ina Post, die deze week verschijnt.

De smalle meanderende wegen van het Hoogeland, in het uiterste noorden van het oude Groningerland, liggen er verlaten bij wanneer Gerrit Hakkenberg onderweg is naar Janneke Mulder die gisteravond, kort na 19.00 uur, in Noorderlicht het ontzielde lichaam van mevrouw Froma, haar tante, had gevonden. Ze was die avond ongerust geworden omdat zij haar tante niet aan de telefoon kreeg. De beelden van de videofilm die hij kort daarvoor in het politiebureau van Delfzijl had bekeken, spoken voortdurend door zijn hoofd. Zijn gemoed zegt hem dat je heel laag moet zijn gezonken om zoiets te kunnen doen: een oud vrouwtje...

De dreigende lucht boven de Eems voor de kust van Oost-Friesland oogt even feeëriek als onheilspellend. In het zuidoosten breekt de zon schuchter door en omlijst het zwerk boven de smalle zeearm met een betoverend mooie regenboog. Tegen de inktzwarte achtergrond in het oosten lichten talloze witte, beweeglijke stipjes op. Het zijn meeuwen die moeiteloos de elementen trotseren en zich laten dragen door de opstijgende warme lucht. Het heeft iets kameleonachtigs wanneer deze kunstige zwevers met hun wijd uitgespreide vleugels bij elke koerswijziging plotseling van kleur lijken te veranderen.

Zij schijnt de financiële zaken van ons slachtoffer te behartigen en er is waarschijnlijk geld uit de woning verdwenen

Boeven vangen

In de verte, boven het groen van het Langbos, glinsteren de rode dakpannen van de toren van de Sebastiaankerk die worden gevangen door een straal zonlicht. Daarachter, op het natte kerkhof, ligt zij begraven. Vijf jaar was hij, toen zijn moeder hem uit pure wanhoop naar de bewaarschool in dit dorp had gebracht. Zij had er schoon genoeg van gehad om steeds weer op zoek te gaan naar haar oudste zoon, die al op jonge leeftijd onbekommerd rondzwierf, soms uren spoorloos was en regelmatig kletsnat en met kroos in zijn haren weer opdook. Hij was een lastig, balsturig kind dat regelmatig kans zag om ook aan de aandacht van de kleuterjuffrouw te ontsnappen, dat veel liever kikkers ving of een uit een nest gevallen kraai in zijn kamertje verzorgde. Zijn moeder had nog een foto van zijn kleuterklas bewaard die tijdens een wandeling door het dorp was gemaakt. Blonde meisjes met strikken in het haar, jongens in korte broeken met alpinomutsen op en klompen aan, aangevoerd door de streng toekijkende juf Lalkens – met een leiband in haar linkerhand. Hij loopt pal naast haar. Duidelijk is te zien dat hij door haar als een hondje wordt uitgelaten.

‘Gerrit is nog geen steek veranderd, hij wil nog altijd de hort op,’ had Gerrits vrouw Corrie meesmuilend tegen zijn moeder gezegd nadat ze zich op een zondagmiddag kostelijk hadden vermaakt met het bekijken van foto’s van vroeger. ‘Ja, ik geef het je te doen,’ zei zijn moeder, ‘ik heb nooit goed kunnen begrijpen dat ze Gerrit bij de politie konden gebruiken. De directeur van de ULO snapte er ook niks van. “Gerrit, een gezagsdrager? Wel heb ik ooit,” zei hij. Gerrits vader, die zich met een zakdoek over z’n ogen al die tijd op de bank slapend had gehouden, zei daarop: “Ik wel. Boeven moet je met boeven vangen.”’

Gisteravond, al vrij laat, had Gerrits vader hem opgebeld, kort voordat Smid, zijn chef, hem had gebeld met de mededeling dat hij naar zijn vrije weekend kon fluiten. ‘Morgenvroeg om 08.00 uur present zijn aan het bureau in Delfzijl, Gerrit. Ze zitten daar met een smerige moord. Tot morgen. Daar hoor je meer. Welterusten.’

Voordat hij iets had kunnen vragen, had Smid de verbinding alweer verbroken. Corrie was pisnijdig geweest; nu moest ze alleen met de kinderen naar de dierentuin in Emmen. Vader Hakkenbergs stem had gisteravond wat gejaagd geklonken. ‘Wat is er, pa, zo laat nog? Is er iets met je?’ Met hem was alles goed. Niet in het dorp. ‘Heb je het al gehoord?’ had zijn vader gevraagd. ‘Ik heb niks gehoord, pa.’

‘Daar snap ik niks van. Ze hebben hier in Noorderlicht een oud mens de hersens ingeslagen, met haar eigen wandelstok. Wie het is, weet ik nog niet. Maar daar kom ik nog wel achter. Gerrit, er klopt iets niet, daar in Noorderlicht. Ik weet zeker dat jullie met Albertje Noordhof, onze oud-buurvrouw, een paar jaar geleden enorm hebben geblunderd.’

‘Jullie?’

‘Ja, jullie, de politie. De politie van hier. Ja, wat dat maakt dat nou uit, het is toch allemaal één pot nat?’

‘Geblunderd?’

‘Geblunderd, ja.’

‘Albertje Noordhof is toch overleden aan een hartstilstand?’

‘Ja ja, maar kort na haar dood werden er wel cheques van haar ingewisseld.’

Nieuwe sigaret

‘Meestal rond 18.30 uur belde ik tante Trijntje op,’ zegt Janneke Mulder. Gerrit Hakkenberg had haar meteen herkend als de goedlachse vrouw van wie er foto’s op de secretaire van mevrouw Froma-Retsema staan. Nu rookt ze de ene filtersigaret na de andere. Haar handen trillen soms zo erg dat ze met moeite een nieuwe sigaret kan aansteken.

Evert Blomberg, de coördinator van het rechercheteam, had hem alleen op haar afgestuurd en hem op het hart gedrukt haar nog niet het hemd van het lijf te gaan vragen. ‘Gisteravond is er kort met haar gesproken. Heel kort. Ze was te overstuur. Zij schijnt de financiële zaken van ons slachtoffer te behartigen en er is waarschijnlijk geld uit de woning van mevrouw Froma verdwenen. We weten nog bijna niets van haar. Pak het daarom nog wat voorzichtig aan. Zij zou iets over het motief kunnen vertellen. Probeer een indruk van haar te krijgen, hoe we haar moeten inschatten, je weet hoe het werkt.’

Hij had tegengesputterd, omdat het niet erg slim is om als man in je eentje een vrouw te gaan verhoren.

‘Ja, dat weet ik ook wel, maar we zitten vandaag nog slecht in de mensen en haar man is ook thuis,’ had Blomberg ter geruststelling gezegd.

‘En gisteravond?’ vraagt Hakkenberg.

‘Ja, gisteravond ook, ze nam toen niet op. Ik dacht: die zit zeker even op het toilet, ik bel straks wel weer.

‘En toen?’

Zijn moeder werd er vroeger helemaal gek van: van dat ‘En toen?’ en ‘Waarom is dat?’ Wat moet ik nou toch weer tegen dat jong zeggen, had ze vaak gedacht. Het duurt dan ook even voordat Janneke Mulder antwoordt. Ondertussen laat Gerrit Hakkenberg zijn ogen rondgaan in de huiskamer van de nerveuze nicht van mevrouw Froma. Haar huis staat direct achter de zeedijk, waar Nederland ophoudt, in een gehucht met de groteske naam Nieuwstad, zo’n drie kilometer ten noorden van het dorp. Haar man Hendrik rommelt wat in de keuken en laat zich zo min mogelijk zien.

‘Toen heb ik haar een paar minuten later weer gebeld. Ze nam weer niet op. Ik heb de telefoon helemaal uit laten rinkelen. Toen begon ik me een beetje ongerust te maken. Meestal zat ze na het eten in haar stoel, voor de televisie. Ze is moeilijk ter been, nee: ze wás moeilijk ter been,’ verbetert ze zichzelf. ‘Och, gottegot, die arme tante Trijntje.’

Opgeblazen armleuningen

Janneke Mulder begint zachtjes te huilen. Ze snuit haar neus en legt het natte, verfrommelde, papieren zakdoekje op haar schoot, waarop al een paar natte tissues liggen. Hendrik komt even bij haar staan en streelt haar liefdevol door het haar. Hij haalt de tissues van haar schoot.

‘Gaat het weer?’

Ze knikt.

‘Wat was haar plekje?’

‘Je bedoelt haar stoel?’

Hakkenberg knikt.

‘De stoel voor het woonkamerraam, naast haar leestafeltje.’

Hakkenberg herinnert zich die stoel, de stoel met de opgeblazen armleuningen. In een hoekje naast die stoel stond een bijzettafeltje. Er lagen een krant op, een bril en een haakwerkje en ook de telefoon stond erop.

‘Ik heb haar kamer in een flits gezien. Haar leestafeltje... Zegt me even niets. Help me even op weg,’ liegt Gerrit Hakkenberg.

‘Naast haar stoel staat een klein leestafeltje, in de hoek. Haar telefoon staat er ook op. Is dat allemaal belangrijk?’

‘Alles kan belangrijk zijn. Ik probeer me voor te stellen hoe het allemaal gebeurd kan zijn.’ Ondertussen maakt hij in zijn schrijfmap een ruwe schets van de woonkamer. Voor het raam tekent hij de stoel en het tafeltje, en hij laat de tekening aan Janneke Mulder zien.

‘En?’

‘Ja, dat was haar hoekje, naast de telefoon, voor de televisie.

‘En toen?’

‘Ze ging eigenlijk nooit meer haar huis uit, behalve wanneer ik er was. Nadat ze haar heup had gebroken, was ze voor een groot deel afhankelijk van haar rolstoel. Binnen schuifelde ze nog wel wat met haar wandelstok rond. Ik was bang dat ze weer was gevallen. Daarom heb ik mevrouw De Boer gebeld die haar in de weekeinden verzorgt. Mevrouw De Boer is een vrijwilligster die vlakbij haar woont. Zij heeft ook een sleutel van het appartement. Zij wist niet of er wat met tante Trijntje aan de hand was.’

‘Heb je gevraagd of ze langs wilde gaan?’

‘Nee, dat geloof ik niet.’

‘En toen?’

‘Enkele minuten daarna belde ik tante Trijntje weer op. Ik hoorde toen dat haar telefoon in gesprek was. Ik vermoedde dat mevrouw De Boer mijn tante op dat moment aan de lijn had. Ik was helemaal opgelucht.’

Meisje met de pop

Hakkenberg krabbelt wat in zijn schrijfmap en sluit even zijn ogen. Eerst nam ze niet op. Dan een ingesprektoon. Raar. De beelden van de videofilm f litsen weer door zijn hoofd: de stoel, het tafeltje, de telefoon waarvan de hoorn op de haak lag. Is dat zo? Ja. Hij twijfelt niet. Janneke Mulders verhaal betekent dat de hoorn op een gegeven moment van de haak moet zijn geweest. Mevrouw De Boer? Had die toen gebeld? Die wordt belangrijk, evenals de telefoongegevens van Janneke Mulder. Liegt ze? De hoorn. Hoe kwam de hoorn weer op de haak? Zou ze nog gecheckt hebben of die mevrouw De Boer haar tante heeft gebeld? Wat zou ik in haar plaats gedaan hebben?

‘Heb je daarna nog een keer met je tante gebeld?’

‘O ja, nog verschillende keren. Steeds een ingesprektoon.’

‘Hoe lang heeft dat geduurd?’

‘Dat ik haar probeerde te bellen?’

Hakkenberg knikt.

‘Een kwartier? Twintig minuten? Zoiets.’

‘En toen?’

‘Ik zei tegen Hendrik: “Hendrik, ik vertrouw het niet. We gaan even langs tante Trijntje.”’

‘Ja, zo is het gegaan,’ zegt Hendrik Mulder die in de deuropening van de kamer staat, waar hij al minutenlang stond.

De foto’s op de secretaire, denkt Gerrit Hakkenberg.

‘Had je tante kinderen?’

Janneke Mulder kijkt even verbaasd op nu het gesprek een andere wending lijkt te krijgen.

‘Nee.’

‘Ooit gehad?’

Ze schudt haar hoofd en blaast een rookwolk richting het plafond.

‘Haar man?’

‘Hij is niet oud geworden.’

Wie is dan dat meisje met de pop? Zou zij dat ook zijn? Ze belde haar tante dagelijks op, vertelde ze me net.

‘Hoe was jouw band met je tante?’

‘Goed.’

Ach ja. ‘Goed’ is voor een Groninger het kortere synoniem van ‘het kon minder’. Ze houdt iets achter, vermoedt Hakkenberg. Janneke Mulder steekt een nieuwe sigaret op en kijkt weg. Hendrik, met een natte theedoek in z’n hand, pakt de volle asbak op en loopt ermee naar de keuken. Even later is hij terug en zet de geleegde asbak naast zijn vrouw neer. Hakkenberg ziet dat er even oogcontact tussen die twee is.

Ik zou alles maar vertellen, Janneke,’ zegt Hendrik.

De Negende Vrouw, Gerard Olinga, Just Publishers, €20,00
Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct