Premium

Voorpublicatie: SAS: de gijzeling, het bloedige drama in de Iraanse ambassade

In zijn nieuwste boek beschrijft Ben Macintyre een gewaagde reddingsactie uit 1980, toen zes schutters de Iraanse ambassade in Londen bestormden en 26 gijzelaars namen.

in London

Op 30 april 1980 om 11.26 uur bevonden er zich 31 mensen in de Iraanse ambassade in Londen, die geen van allen iets interessants of belangrijks deden. Weer een Iraanse student, dacht agent Lock bij het zien van een jongeman die naar de half openstaande voordeur toe kwam. Toen zag hij het machinepistool.

De eerste kogel sloeg door de glazen veiligheidsdeur, waardoor Lock een lading scherven in zijn gezicht kreeg. Hij wankelde achteruit en de overvaller vuurde nog een reeks schoten af, terwijl hij in het Arabisch schreeuwde. De koffiekop en schotel sloegen op de marmeren vloer kapot. Bloed stroomde in Locks ogen en hij werd achterwaarts de hal in gedrukt toen nog twee gewapende mannen, hun gezicht verborgen achter een keffiyeh, het gebouw binnenstormden en in de lucht schoten. ‘Blijf staan!’ schreeuwde de schutter voorop in het Engels. ‘Handen in de lucht! Tegen de muur!’ Instinctief reikte Lock naar de zender op zijn revers en drukte de noodknop in. Een seconde later werd de zender door de eerste indringer van zijn uniform gerukt. In het centrum van Londen, 5 kilometer verderop, klonk er een alarm in de informatieruimte van Scotland Yard.

Chris Cramer, nieuwsproducent bij de BBC, stond in de centrale hal toen de aanvallers door de voordeur kwamen binnengestormd. Hij wankelde achteruit de wachtruimte in, waar de andere bezoekers al overeind waren gekomen. ‘Er zijn daar schutters,’ hijgde hij. Twee aanvallers stormden al in de lucht schietend met pistolen en schreeuwend de trap op. Lock stak zijn handen in de lucht en liep achterwaarts naar de muur van de receptie, waar Fallahi al met grote ogen stond, de koffiepot nog in zijn hand.

De schutter trok zijn keffiyeh omlaag. ‘Wees niet bang,’ zei hij. ‘We halen iedereen in het pand bij elkaar, houden een paar toespraken en dan gaan we weer.’ Door het bloed kon Lock hem amper zien. De stem klonk helder en vreemd kalm. ‘Geen zorgen, er overkomt jullie niets. Jullie zijn allemaal onze vrienden.’ Maar terwijl hij stond te praten, pakte een tweede schutter, langer dan de eerste, een groene handgranaat uit de zak van zijn anorak en schoof zijn vinger in de ring die de slagpin op zijn plek hield. Zijn handen trilden.

Bij het horen van de commotie op de lager gelegen verdieping rende Afrouz naar de deur van zijn kantoor en deed die op slot, juist toen de aanvallers de overloop op kwamen. De zaakgelastigde en zijn interviewers staarden elkaar sprakeloos aan, terwijl de indringers met hun geweren op de deur bonsden en schreeuwden dat wie daarbinnen zat open moest doen. Afrouz kende genoeg Arabisch om te weten wat ze zeiden: ‘Dit is zijn kantoor, Ali Afrouz (...) laat hem niet ontsnappen.’ Toen klonk het geluid van voetstappen die de trap naar de volgende verdieping op denderden.

Gillend de straat op

In het hele gebouw probeerden doodsbange mensen te ontsnappen: vijf slaagden daarin. Twee vrouwen deden de voordeur open en stoven gillend de straat op. Het hoofd van de gezondheidsdienst greep een oudere Iraanse kantoorbeambte bij zijn arm en samen klommen ze door het raam van haar kantoor aan de achterkant op de begane grond naar buiten. De Iraanse consul-generaal klom op het achterbalkon en sprong vervolgens naar het balkon van de naastgelegen Ethiopische ambassade, en ging daar door het raam naar binnen.

In het hele gebouw probeerden doodsbange mensen te ontsnappen: vijf slaagden daarin. Twee vrouwen deden de voordeur open en stoven gillend de straat op. Het hoofd van de gezondheidsdienst greep een oudere Iraanse kantoorbeambte bij zijn arm en samen klommen ze door het raam van haar kantoor aan de achterkant op de begane grond naar buiten. De Iraanse consul-generaal klom op het achterbalkon en sprong vervolgens naar het balkon van de naastgelegen Ethiopische ambassade, en ging daar door het raam naar binnen.

Even werden de mensen in de wachtruimte niet in de gaten gehouden. Onder hen bevond zich Simeon Harris, geluidstechnicus bij de BBC, die bekendstond als ‘Sim’. Harris was een doorgewinterde verslaggever, een van de miskende, maar vitale technici die het geluidsspoor bij het nieuws opnemen. Vijftien jaar lang had hij de wereld over gereisd om verslag te doen van oorlogen, conflicten en onrust, en van binnenlands nieuws. Een jaar eerder had hij in Teheran deel uitgemaakt van het BBC-team dat verslag deed van de terugkeer van de ayatollah uit ballingschap en de straatgevechten waarmee die gepaard ging. Bij het horen van het geschreeuw ging Harris er eerst van uit dat ‘dit aanhangers van Khomeini moesten zijn’ die een of andere demonstratie hadden georganiseerd. Ze doen altijd vreemde dingen, dacht hij. Terwijl zijn collega Chris Cramer probeerde het raam naar de straat te openen (dat niet open kon), had Harris geen zin in gedoe: ‘Ze komen naar binnengestormd en rennen schreeuwend rond, en uiteindelijk worden ze door de politie verwijderd.’

Een nieuwe schutter stoof naar binnen. ‘Geen beweging,’ zei hij en hij wees met zijn machinegeweer naar Cramers hoofd. ‘Als je je beweegt, doden we je.’

Harde klap

Een groep van acht of negen ambassademedewerkers haastte zich voor de schutters uit de trap op en dook een kleine ongebruikte ruimte op de bovenste verdieping in. De hoogste secretaresse, de 25-jarige Roya Kaghachi, deed de deur op slot. Terwijl het geschreeuw dichterbij kwam, drukten ze zich tegen de muur: ‘Zoek de ambassadeur! Zorg dat alle kamers goed worden doorzocht.’ Plotseling begon Frieda Mozafarian, een andere jonge secretaresse, onbeheersbaar te gillen. Roya gaf haar een harde klap, maar het was te laat. Met een dreun werd de deur opengeschopt en een schutter schoot in het plafond. ‘Dasta bala,’ schreeuwde hij in het Farsi, de taal van Iran. ‘Handen op je hoofd! Ga tegen de muur staan!’ Weer gilde Frieda en toen viel ze flauw.

Vervolgens wendde de ene schutter zich in een onwerkelijk moment tot de ander, schakelde over van het Farsi naar het Arabisch en vroeg: ‘Wat doen we nu?’

Gholam-Ali Afrouz deed zijn kantoordeur van het slot en opende die een klein stukje. De overloop was verlaten. Hij sprintte naar de achterkant van het gebouw en gooide het raam open dat uitkeek over de tuin. Bijna zeven meter onder hem lag een met stenen geplaveid terras en de trap naar de kelder met ijzeren reling. Op de richel bleef Afrouz staan. Hij was te dik en niet in vorm. Hij liep al te hijgen van de inspanning. Toen sprong hij.

Een paar seconden nadat Lock op zijn noodknop had gedrukt stuurde de dienstdoende sergeant bij het schakelbord van Scotland Yard een radio-alarmsignaal naar elke gewapende Diplomatic Protection-eenheid. Binnen drie minuten kwamen er vier op nabijgelegen ambassades gestationeerde DPG-medewerkers op motoren bij elkaar bij Princes Gate. Nog eens vijf verschenen in twee politieauto’s, twee minuten later. Ze hadden allemaal een .38 revolver bij zich.

Al snel volgde er een melding op de hoofdradiofrequentie van de Metropolitan Police: ‘Gewapende terroristen hebben de Iraanse ambassade aangevallen en ingenomen.’ In een tweede aankondiging werd gemeld dat Lock de noodoproep in werking had gesteld en niet op zijn zender reageerde: ‘De directe noodlijn tussen de Iraanse ambassade en Scotland Yard is geactiveerd. Alle beschikbare eenheden direct ter plaatse.’ Weldra scheurde elke politieauto in de omgeving met gillende sirene naar de ambassade. In het politielogboek wordt gemeld: ‘Onbevestigde meldingen dat ambassadepersoneel uit de ramen aan de achterkant springt om te ontsnappen.’

Rauw drama

Schrijver en verslaggever Rebecca West zat werkeloos uit het raam te staren van haar flat in Kingston House North, dat uitkeek over de tuinen van de ambassade, toen ze een mollige man op de vensterbank van het gebouw aan de overkant zag klimmen en eraf zag springen. Hij stuiterde tegen de smeedijzeren reling en landde met een afschuwelijk geknars met gespreide armen en benen op de betegelde patio. Dame Rebecca was 87 jaar oud. Ze had verslag gedaan van het vooroorlogse Joegoslavië, de Neurenbergprocessen en van Zuid-Afrika ten tijde van de apartheid.

De doorgewinterde verslaggever ‘was reusachtig blij dat het drama zich 50 meter verderop ontvouwde’, trok een stoel bij, deed het raam open om duidelijk te horen wat er gaande was en begon aantekeningen te maken. De dreiging van geweld vlakbij, zo schreef ze later, ‘zorgde voor een gevoel in de maag en darmen dat lijkt op het soort zeeziekte waarbij overgeven niet helpt. Deze ellende treft alleen iemand in vredestijd. In oorlogstijd zijn de zenuwen voorbereid op verschrikkingen. In vredestijd vallen ze rauw op je dak.’ Rauw drama speelde zich nu onder haar eigen raam af en ze zou er geen minuut van missen. Twee mannen met een Arabische hoofddoek om kwamen uit de kelder, pakten het logge lichaam beet en sleepten dat naar binnen.

‘Geen beweging,’zei de schutter en hij wees met zijn machinegeweer naar Chris Cramers hoofd. ‘Als je je beweegt, doden we je’

Agent Dusty Gray had dienst in West-Londen toen hij de noodoproep op zijn zender doorkreeg. Gray had negentien jaar in Squadron D van het 22e SAS gediend (de reguliere component van het regiment, anders dan de reservisten), waaronder twee jaar bij het antiterrorismeteam, voordat hij zich als hondentrainer bij de politie aansloot. Hij vertrok naar de ambassade, voerde een snelle en ongeautoriseerde verkenning van de omgeving uit en zocht vervolgens een telefooncel om Bradbury Lines te bellen, het SAS-hoofdkwartier in Hereford, dat ook wel bekendstaat als ‘het Kremlin’. Om 12.07 uur verbond de centralist Gray rechtstreeks door met kolonel-luitenant Michael Rose, commandant van het 22e SAS. ‘Ik sta buiten de Iraanse ambassade in Londen en die is zojuist door een aantal gewapende terroristen overgenomen.’

‘Neem je me in de maling, Dusty?’ wilde de kolonel weten. ‘Weet je dat honderd procent zeker?’

‘Baas, ik heb gewapende terroristen in het pand zien lopen. Dit is zeer ernstig.’

Direct belde Rose met brigadecommandant Peter de la Billière, directeur van de Special Forces op het ministerie van Defensie in Londen. Vervolgens gaf hij majoor Hector Gullan, commandant van Squadron B, de opdracht om alle mogelijke informatie te verzamelen en een eerste briefing te geven zodra de mannen waren verzameld. ‘Zeg dat ze allemaal opschieten, voor het geval we snel tot actie moeten overgaan.’ Zonder op officiële toestemming van het ministerie van Defensie te wachten, gaf Rose het squadron opdracht direct naar Londen te vertrekken.

Squadron B was het huidige Special Projects-team op Hereford, de vaste antiterrorisme-eenheid; dat was onderverdeeld in twee teams: Rood en Blauw. Elk team bestond uit twintig man: twaalf die getraind waren in de aanval en acht sluipschutters (deze laatsten hadden ook een aanvalstraining gevolgd), plus officieren en anderen. Team Rood volgde een vuurwapentraining, maar met lunchtijd zaten de meeste mannen in de veldkeuken. De mannen van Team Blauw bevonden zich buiten het kamp, waren thuis aan het ontspannen of zaten, in sommige gevallen, in de pub. Om 11.48 uur, ongeveer twintig minuten nadat de schutters de ambassade waren binnengedrongen, verscheen de ‘code voor een live-operatie’ op tientallen elektronische piepers, ‘9999’, gevolgd door een boodschap: ‘Dit is echt.’

Met een verkreukelde tissue probeerde Chris Cramer het bloed van het gezicht van agent Lock te vegen. ‘Geen zorgen,’ herhaalde de agent maar steeds, net zozeer tegen zichzelf als tegen de anderen. ‘Ik mankeer niets. We hopen dat alles goedkomt.

Losse flodders

Op dat moment werden er nog eens drie mannelijke gegijzelden de volle kamer in geduwd, onder wie een jongeman in een felgeel gebreid vest. ‘Afrouz is gesprongen,’ jammerde hij. ‘Ik heb hem buiten op de grond zien liggen. Dr. Afrouz is dood. Hij ligt daar maar dood te zijn!’ Sommige vrouwen begonnen te snikken. Agent Lock sprak de kamer toe: ‘Laten we allemaal rustig blijven, vooral jullie, dames,’ drong hij aan. ‘Ze schieten alleen met losse flodders. Er gaat niemand gewond raken. Laten we rustig blijven.’ De politieagent zag grauw en uit tientallen glassneetjes druppelde het bloed langs zijn gezicht. Harris vond dat hij ‘eruitzag alsof hij met hagel was beschoten’. De eerdere zorgeloosheid van de BBC-geluidstechnicus was verdwenen. Hij zag dat zijn eigen handen trilden.

Alle gijzelnemers hadden hun keffiyeh afgedaan en voor het eerst zagen de gegijzelden de gezichten van hun gijzelnemers. Het leed geen twijfel wie er de baas was. De hoofdterrorist was slank en klein en had een sikje, ‘eind twintig, met een rond, haast sereen gezicht en zware wenkbrauwen. Hij bewoog zich ontspannen en hield een machinepistool in beide handen.’ Harris had het uitzonderlijke talent details te zien die anderen wellicht ontgingen: het viel hem op hoe goedgekleed de indringers waren. Hun leider had met zijn schone spijkerbroek, een fris zwart katoenen overhemd en duur uitziende rood-met-witte gympen zo uit een fotoreportage voor een dure modewinkel weggelopen kunnen zijn. De andere schutter luisterde gebiologeerd naar ‘elk woord dat hij zei en elke beweging die hij maakte. Niemand ging tegen zijn bevelen in.’ Ze noemden hem ‘Salim’.

Chris Cramer was de 32-jarige zoon van een politieman en iemand die zijn innerlijke angst verborg achter een masker van zelfverzekerdheid. Hij zag eruit als een potige hippie, meer dan 1,80 meter lang, met lang haar en een baard. Cramer vond dit een geschikt moment om naar de leider toe te lopen en hem een open pakje sigaretten aan te bieden: ‘Wat wilt u dat wij doen? Hoe kunnen we u helpen?’ De leider deinsde terug en hief zijn wapen: ‘Terug naar de andere kant van de kamer,’ snauwde hij in vlekkeloos Engels. Toen voegde hij daar vriendelijker aan toe: ‘Zeg alsjeblieft niets. Volgens mij is het het beste als jullie zwijgen. Ja?’

Daarna schakelde hij over op Arabisch. ‘Zijn dit alle gegijzelden?’ vroeg hij.

‘Ja, dat geloof ik wel,’ antwoordde de lange schutter naast hem, zijn rechterhand.

Vanuit de gang klonk de stem van de derde schutter. ‘Salim, kom hier. De ambassadeur is er niet. Zijn kantoor is leeg.’

Salim schreeuwde terug: ‘Ik kom eraan, pas op, ga weer helemaal naar boven en controleer de kamers een voor een, niet schieten (...) niet schieten, oké?’ Hij wendde zich tot zijn plaatsvervanger: ‘Faisal, fouilleer ze.’ De manier waarop de schutters elkaar aanspraken had iets vreemd formeels. Dit waren blijkbaar niet hun echte namen.
Faisal beklopte Harris en de geluidstechnicus van de BBC kon hem beter bekijken: ‘Een typische woestijn-Arabier,’ was Harris’ oordeel, met ‘fijne trekken en een lichte haakneus, zijn zwarte haar in een ‘afrostijl’ en een hangsnor.’

Werkpieper

De schutter vond de elektrische pieper die aan Harris’ riem geklemd zat en bekeek die achterdochtig.

‘Wat is dit?’ wilde hij weten.

‘Dat is mijn werkpieper.’

‘Maakt die contact met de politie?’

‘Nee, natuurlijk niet.’

Faisal gooide het apparaatje op een bureau. De volgende was Lock. De lange schutter beklopte zijn zakken, voelde de uitstulping van het wapen in zijn zij en keek vragend naar de agent. ‘Notitieboekjes, kaarten, en dat soort spul,’ zei Lock snel. Hij trok half een notitieboekje uit zijn zak, een instinctief bedrog dat mogelijk zijn leven redde. Hij was niet van plan geweest zijn politierevolver verborgen te houden. Direct vroeg hij zich af of hij hen allemaal nog meer in gevaar had gebracht door het wel te doen.

Zonder uitleg werden de gegijzelden naar de grotere aangrenzende kamer gebracht, het General Office, met ramen die uitkeken op de achtertuin. ‘Gordijn dicht,’ beval de leider Cramer en Harris, alvorens de fluorescerende neonplafondlampen aan te doen, waardoor de ruimte in een mistroostige gelige gloed baadde. Ze begonnen de gegijzelden in groepen te verdelen. Vrouwen in de ene hoek, Iraanse mannen in een andere en een derde groep bestaande uit de zeven niet-Iraniërs: twee Pakistanen, een Syriër en vier Britse burgers.

Hun leider had met zijn schone spijker-broek, een fris zwart katoenen overhemden duur uitziende rood-met-witte gympenzo uit een fotoreportage voor een duremodewinkel weggelopen kunnen zijn

Een paar tellen later sleepten twee andere schutters Afrouz de kamer in. Het bloed stroomde uit een snee aan de zijkant van zijn gezicht en zijn rechteroog was zo dik dat het dichtzat. De diplomaat wankelde een paar passen, waarbij de broekspijp van zijn donkerbruine pak flapperde op de plek waar de naad was gescheurd, en zakte zwaar op de vloer in elkaar. Frieda Mozafarian gilde en viel opnieuw flauw. Bij zijn mislukte ontsnapping uit het raam had de zaakgelastigde zijn kaak en een paar ribben gebroken. Hij leefde nog, maar was te wazig om een woord uit te brengen.

Ron Morris knielde bij hem neer om zijn hartslag te controleren. ‘O, meneer, nee, wat hebben ze met u gedaan?’ Vervolgens richtte hij zich tot de schutter. ‘Wat hebben jullie met hem gedaan? Bel direct een dokter! Deze man is er heel slecht aan toe.’

Voor hij antwoordde, overlegde Salim kort met Faisal: ‘Dat kan niet. Het gaat prima met hem.’

‘Haal een dokter. Hij kan wel doodgaan,’ smeekte Morris.

‘Stil, alsjeblieft.’ De stem klonk beslist.

Weer deed Lock zijn mond open. ‘Als jullie mij mijn zender geven, dan kan ik met de politie praten en een dokter regelen.’

Salim glimlachte. Het was geen nare glimlach. ‘Je probeert slim te zijn,’ zei hij zachtjes. ‘Stil, alsjeblieft. Ik wil dat iedereen stil is.’

Barricade

Van onder hen klonk het geluid van zware meubels waarmee werd gesleept: de aanvallers wierpen een barricade op. Het General Office werd weinig gebruikt en er stonden niet veel meubels: alleen grijze, lege archiefkasten en drie stalen bureaus. De gegijzelden zaten op het vaalgroene tapijt van Wilton geschokt naar de muren te staren of zachtjes in groepjes te praten. De lange schutter bewaakte de deur. Er kwam geen bloed meer uit de rijtwonden in het gezicht van de politieman, maar zijn oog werd steeds dikker. Cramer kwam naar hem toe en fluisterde: ‘Hoe heet je?’

‘Agent Trevor Lock.’

‘Hoe zijn ze binnengekomen?’

‘Ik kon niet snel genoeg bij mijn wapen.’ Lock keek om zich heen en ging nog zachter praten. ‘Ze hebben het niet. Ze hebben het niet gevonden.’

De ontdekking dat de agent nog steeds gewapend was, was bemoedigend, maar ook doodeng.

‘Ben je van plan het te gebruiken?’ vroeg Cramer.

‘Op dit moment niet. Ik heb erover nagedacht. Ik kan er twee tegelijk uitschakelen, hooguit.’

Er kwam een andere verontrustende gedachte bij Cramer op. Stel dat Lock zelf werd neergeschoten?

‘Ik wil niet morbide doen, maar stel dat er iets gebeurt, waar heb je het en hoe moet ik het gebruiken?’

Lock knikte naar zijn heup. ‘Onder mijn trui. Er zit geen veiligheidspal op. Gewoon de trekker overhalen.’

Plotseling ging er een telefoon over. Iedereen schrok. Niemand bewoog.

‘Waarschijnlijk de politie,’ fluisterde Cramer tegen Lock. ‘Die weet nu in elk geval dat we hier zitten.’

De politie wist niet wie er zich in de ambassade bevonden. Ze wist alleen dat er gewapende mannen waren binnengedrongen, dat er schoten waren gelost en dat er gegijzelden binnen zaten, onder wie een politieagent. Iemand was bij een sprong uit een raam gewond geraakt en daarna door gemaskerde mannen weer naar binnen gesleurd.

Maar die paar vage details waren voldoende om een van de meest dramatische antiterrorismeoperaties ooit in Londen in gang te zetten.

Trevor Lock.

De politie wist niet wie er zich in de ambassade bevonden. Ze wist alleen dat er gewapende mannen waren binnengedrongen, dat er schoten waren gelost en dat er gegijzelden binnen zaten, onder wie een politieagent. Iemand was bij een sprong uit een raam gewond geraakt en daarna door gemaskerde mannen weer naar binnen gesleurd.

Maar die paar vage details waren voldoende om een van de meest dramatische antiterrorismeoperaties ooit in Londen in gang te zetten.

SAS de gijzeling van Ben Macintyre is uitgegeven door Boekerij en is vanaf 14 november te koop.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Mens & Maatschappij
  • David Juster, Uitgeverij Boekerij