De gewapende strijd is over, maar de verwerking is nog lang niet voorbij. ‘Ik probeer de haat niet door te geven aan mijn zoon. Ik zal hem nooit zeggen wie zijn oma heeft vermoord, maar het is nog steeds moeilijk voor me om die man elke dag te zien.’
Wie met de vier uur durende treinrit van Bilbao naar San Sebastian door het groene landschap van Baskenland slingert, kan zich niet voorstellen dat deze lief lijke regio een terroristische groepering huisvestte die decennialang Spanje de stuipen op het lijf joeg. De separatistische Euskadi Ta Askatasuna (Baskisch Thuisland en Vrijheid, afgekort: ETA) maakte zich meer dan veertig jaar schuldig aan liquidaties en bomaanslagen op militairen, politie, zakenmensen, politici, rechters en andersdenkenden, waaronder universitair docenten en journalisten. Ook de economische schade was enorm, onder meer door aanvallen op spoorlijnen, toeristische attracties en winkelcentra.
Tot op de dag van vandaag zijn er discussies over cijfers, maar grofweg wordt ervan uitgegaan dat de Baskische afscheidingsbeweging in de periode 1968-2010 meer dan drieduizend aanslagen pleegde met ruim 2500 gewonden en achthonderd doden – waarvan bijna de helft burgerdoden.
Politiek gemotiveerd banditisme
De ETA werd in 1959 opgericht toen Spanje met harde hand werd geleid door generaal Franco, en uitingen van de Baskische taal en cultuur verboden waren. Hoewel Baskenland na de dood van Franco in 1975 meer zelfbestuur en vrijheid kreeg en de Baskische taal officieel werd erkend, betekende dat niet dat de ETA haar gewelddadigheden staakte. Sterker nog, vanaf de jaren 80 was de strijd bloediger dan ooit tevoren. Totdat de ETA in 2010 besloot alle gewapende activiteiten stop te zetten omdat het nauwelijks nog draagvlak onder de bevolking had. Twee jaar geleden liet de organisatie in een brief weten dat zij zichzelf had ontbonden.
Eind goed, al goed? Nou nee. 40 procent van de aanslagen waarbij doden vielen, zijn nog altijd niet opgelost. Tot aan 2011 zaten nog ruim zevenhonderd mensen vast vanwege hun activiteiten voor de ETA of aan de ETA gelieerde organisaties.
Terroristen kunnen niet worden geëerd in een samenleving die zoveel moeite heeft gestoken in vrede. Het is moreel en politiek laakbaar
Hoewel de Spaanse overheid ze graag langer zou willen vastzetten, moest het op last van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens de afgelopen jaren in plukjes terroristen vrijlaten die forse straffen hadden uitgezeten. Tegenwoordig zitten nog zo’n 230 ETA-gevangenen in de cel, die nog zullen vrijkomen. Maar de strijd waarvoor zij vastzitten, wordt niet meer gevoerd. En meer dan 370 politieke misdaden zijn nog altijd niet opgelost. Hoe gaat Baskenland nu verder?
Hoewel een aanzienlijk deel van de Spanjaarden vindt dat alle ETA-gevangenen terroristen zijn, gaat het hier om een weinig homogene groep. Zo hebben ze niet allemaal moorden gepleegd. Volgens Etxerat (letterlijk: thuiswaarts), een organisatie die familieleden bijstaat van Baskische gevangenen die vastzitten voor politiek geweld, heeft de helft geen gewelddadige misdaden gepleegd. Wie bijvoorbeeld tijdens rellen een gebouw beschadigde of een pinautomaat in brand stak, kon zeker rekenen op vijftien jaar gevangenisstraf voor ‘politiek gemotiveerd banditisme’. Daarbij kwam nog de aanklacht van ‘samenwerken met een terroristische organisatie’ wanneer ervan uit werd gegaan dat de rellen door de ETA zouden zijn gestart. En dat is oneerlijk, meent Etxerat, want wie dezelfde misdaad in Cordoba of Sevilla zou plegen, zou een lagere straf hebben gekregen.
Als helden onthaald
Etxerat werd in 1989 opgericht nadat de Spaanse overheid besloot ETA-gevangenen te verdelen over heel Spanje. In oktober 2018 zaten bijvoorbeeld nog 125 gevangenen op meer dan 1050 kilometer afstand van hun familieleden, die maandelijks ruim dertig uur heen en weer moeten reizen om hen te bezoeken. Nadat de ETA in 2018 zichzelf ophief én excuses aanbood, hoopt Etxerat dat de gevangenen dichterbij huis worden gehuisvest. Maar liever nog: dat ze snel vrijkomen, omdat ze nog altijd worden gezien als slachtoffers van Spaanse repressie. Zo werden duizenden Baskische gevangenen na hun arrestatie gemarteld, een praktijk waarvoor meerdere overheidsdienaren zijn veroordeeld.
Wie na een jarenlange gevangenisstraf weer naar buiten kan wandelen, wordt door vrienden en familie als een held onthaald – compleet met straatfeesten, spandoeken en Baskische vlaggen. Die vieringen zijn niet alleen een doorn in het oog van overlevenden en nabestaanden, maar ook van de huidige regering. Vicepremier Carmen Calvo noemde afgelopen jaar de vieringen ‘een belediging van slachtoffers van terrorisme en de samenleving in het algemeen’. Ook zei ze: ‘Terroristen kunnen niet worden geëerd in een samenleving die zoveel moeite heeft gestoken in vrede. Het is moreel en politiek laakbaar.’
Nabestaanden worstelen ermee dat zij soms in hetzelfde dorp wonen als degene die hun familie heeft vermoord. Zo vertelt Ivan Ramos, wiens moeder in 1987 omkwam nadat de ETA een brandbom in het gebouw gooide waar zij op dat moment was, aan verschillende media dat hij de dader regelmatig tegenkomt. ‘Ik lag deze zomer aan het zwembad en naast me lag op een handdoek degene die mijn moeder heeft vermoord. Ik zie hem de hele tijd in mijn woonplaats. Ik probeer de haat niet door te geven aan mijn zoon. Ik zal hem nooit zeggen dat deze man zijn oma heeft vermoord. Maar het is nog steeds moeilijk voor me om die man elke dag te zien.’
Geen schaamte, maar trots
Covite, een organisatie van nabestaanden, vindt dat voormalig ETA-leden te makkelijk over hun daden heen stappen. ‘Ze willen gewoon de klok terugdraaien alsof er niks is gebeurd,’ zei Covite-voorzitter Consuelo Ordóñez in 2018 tegen Die Welt. Haar broer Gregorio werd in 1995 doodgeschoten bij een café, hij was op dat moment locoburgemeester van San Sebastian en uitte regelmatig kritiek op de ETA. Hij liet een vrouw en een kind achter. Maar daarmee was het nog niet over. Na de moord moest Consuelo zelf wegens bedreigingen de stad ontvluchten en ook het graf van haar broer werd meerdere malen vernield. Ze is sceptisch over oproepen om gevangenen vrij te laten. ‘Gevangenen geloven dat ze ideologische vijanden hebben vermoord. Als iedere gevangene geweld zou afzweren, dan hebben wij er geen moeite mee dat ze naar Baskenland komen. Maar dat doen ze niet, dat is een brug te ver voor hen. Ze hebben geen spijt.’
Hoewel de ETA bij de ontbinding haar excuses heeft aangeboden voor de gewelddadigheden, hebben lang niet alle voormalige leden spijt van hun daden, zo concludeerden ook terrorisme-onderzoekers Rogelio Alonso en Javier Díaz Bada in 2015 nadat zij daders interviewden. ‘Meestal was er geen schaamte of schuldgevoel, maar eerder trots over hun gewelddadige verleden. Hooguit vermoeden ze fouten te hebben gemaakt, maar zonder dat zij daar ook maar enige verantwoordelijkheid voor nemen of ook maar denken aan de slachtoffers van hun aanslagen.’
Zo zei een voormalige ETA-terrorist tegen hen: ‘Ik ben geen moordenaar. Ik doodde mensen uit historische noodzaak.’
Naast de ruim driehonderd onopgeloste zaken zijn er nog honderden ETA-verdachten die door de Spaanse justitie worden gezocht. In mei vorig jaar werd ETA-kopstuk Josu Ternera aangehouden in een Frans bergdorp, nadat hij meer dan zestien jaar voortvluchtig was. Hij leidde de ETA in de jaren 70 en 80 en wordt gezien als de ideoloog van de organisatie. Ternera zou hebben meegewerkt aan ontbinding van de organisatie, maar werd nog altijd gezocht voor betrokkenheid bij de bomaanslag in 1987 op de barakken van de Guardia Civil, waarbij elf mensen omkwamen, waaronder zes kinderen. Ook was hij betrokken bij een bomaanslag op een winkelcentrum in Barcelona, waarbij 21 doden vielen. In Frankrijk deed Ternera zich voor als een Venezolaanse schrijver die naar de regio was gekomen om in een afgelegen berghut aan een boek te werken.
Meer pijn dan noodzakelijk
Het is de vraag hoe Baskenland verder moet. Aan de ene kant zijn er de nabestaanden en slachtoffers die erkenning willen voor wat hen is aangedaan. Aan de andere kant zijn er de voormalige ETA-leden en mensen die nog altijd met het gedachtegoed sympathiseren. Zij vinden eveneens dat ze slachtoffers zijn van een te hard optreden door de Spaanse overheid. Hoewel er verbindende projecten en praatgroepen zijn om meer onderling begrip te kweken, onder andere door priester Manu Arrue en het Nanclares-programma in de gevangenis, zijn de wonden nog lang niet geheeld. Het helpt daarbij ook niet dat politici elkaar voortdurend in de haren vliegen. Vorig jaar nog haalde voormalig ETA-lid Arnaldo Otegi, die meerdere malen in de gevangenis zat voor onder meer kidnapping en tegenwoordig politicus is voor de nationalistische partij EH Bildu, zich nog de woede van veel Spanjaarden op de hals. Hij weigerde in een tv-interview met de publieke omroep TVE om de geweldsdaden van de organisatie te veroordelen. Wel zei hij dat het hem speet ‘als we slachtoffers meer pijn hebben gedaan dan noodzakelijk of gerechtvaardigd was’. Albert Rivera van de centrumrechtse partij Ciudadanos twitterde daarop als reactie: ‘Je had geen enkel recht om democraten te vermoorden, te martelen en te mishandelen.’
Het kweken van meer onderling begrip lijkt vooralsnog te liggen bij schrijvers, kunstenaars en theatermakers. Zo publiceerde Fernando Aramburu in 2016 de novelle Patria (Vaderland), dat zowel in Baskenland als in de rest van Spanje in 2019 een bestseller werd. Aramburu vertelt het verhaal van twee bevriende gezinnen in een klein Baskisch dorpje dat wordt verscheurd door ETA-geweld. Het tragische relaas laat zien hoe Baskische jongens voor de ideologie vielen, blind bevelen opvolgden en met hun geweld voor ongelofelijk veel leed zorgden.
De novelle van Aramburu is een eerste noodzakelijke stap om zowel slachtoffers als terroristen en hun sympathisanten zich bewust te laten worden van het lijden van de andere kant. De ETA mag dan wel ontbonden zijn, haar ideologie wordt nog altijd overgedragen op volgende generaties. Zo hebben sommige ETA-terroristen binnen de gevangenismuren kinderen verwekt bij hun penvriendinnen, die ze eens per maand een uurtje alleen mogen zien. En ook sympathisanten geven de verhalen door, bijvoorbeeld bij de straatvieringen wanneer er weer een ETA-gevangene vrijkomt. Daarover zei Covite-voorzitter Ordóñez in Die Welt: ‘Er zijn kinderen in het publiek, die al op jonge leeftijd leren om terroristen te respecteren die bloed aan hun handen hebben. En trots te zijn op wat ze hebben gedaan. Dit creëert gevaarlijke voorwaarden voor de toekomst.’
GEWELDDADIGE AANSLAGEN VAN DE ETA
1986, bomaanslag Madrid
Op de Plaza República Dominicana gaat een autobom af in de buurt van een politiekonvooi, waarbij 21 agenten van de Guardia Civil omkomen en 32 gewond raken.
1987, bomaanslag Hipercor
Bij het Hipercor-winkelcentrum in Barcelona gaat een autobom af, waarbij 21 mensen omkomen en 45 mensen gewond raken. Hoewel de ETA de bomaanslag telefonisch had aangekondigd, was het winkelcentrum niet ontruimd omdat het niet de eerste keer was dat er een bommelding werd gedaan.
1997, de moord op Miguel Ángel Blanco
De jonge Miguel Ángel Blanco (29) is een politicus die door de ETA wordt gekidnapt. In ruil voor zijn vrijlating eist de ETA de vrijlating van alle gevangenen. Een half miljoen Spanjaarden gaan de straat op om te demonstreren voor de vrijlating van Ángel, die vijftig minuten na het verstrijken van de deadline in zijn achterhoofd wordt geschoten. De moord zorgt voor een flinke afname van de publieke steun aan de ETA en ook tientallen leden in de gevangenis nemen afstand.
MOST WANTED ETA-LEDEN
Arturo Cubillas
Wordt ervan verdacht een uitwisseling te hebben geregeld waarbij ETA-leden militair werden getraind door de Colombiaanse FARC en deelname aan het Oker-commando dat diverse moorden pleegde. Na het mislukken van vredesbesprekingen tussen de ETA en Spanje in Algiers in 1989 werd Cubillas vanuit Algerije naar Venezuela gedeporteerd. Als politiek vluchteling kreeg hij er asiel en kon hij naturaliseren tot Venezolaan, waar hij inmiddels een hooggeplaatste ambtenaar is. De Spaanse regering vroeg in 2010 om zijn uitlevering, maar Venezuela kent geen uitleveringsverdragen.
José Luis Eciolaza Galán
Wordt gezien als de leider van de militaire tak van de ETA en wordt verdacht van talrijke aanvallen en zes moorden. Maakte deel uit van het Gohierri Kosta-commando, dat tussen 1980 en 1983 in totaal 22 moorden pleegden. Werd in 2005 in Mexico gesignaleerd, en zou zich momenteel ook in Venezuela bevinden.
Jose Ignacio de Juana Chaos
Wordt beschuldigd van deelname aan elf terroristische aanslagen die aan 25 mensen het leven hebben gekost. Zat 21 jaar in de gevangenis en was daar de hoofdrolspeler in twee hongerstakingen. Verhuisde na zijn vrijlating in 2008 naar Ierland. Nadat Spanje opnieuw om zijn uitlevering vroeg en Chaos op borgtocht vrijkwam, meldde hij zich niet meer bij de politie en vluchtte ook hij naar Venezuela.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP, Getty, HH