Sommige artiesten zijn al van jongs af aan bezig, maar jij bent relatief laat doorgebroken.
‘Omdat het nooit mijn ambitie is geweest om bekend te worden of als artiest aan de slag te gaan. Ik wilde de grootste sloper van Nederland worden. Mijn ouders hebben een bedrijf in sloopwerken. Veel mensen denken dan direct aan een autosloperij, maar dat doen wij niet. Wij slopen alles wat een ander heeft gebouwd; van fabrieken tot keukentjes en van zwembaden tot rijtjeshuizen: alles wat plat moet, gooien wij plat. Daarnaast zitten we in de verkoop van bouwmaterialen. Dat is ooit begonnen met het meenemen van materialen vanaf de sloop. Een goede balk, een paar prima planken of een stel dakpannen: dat vonden we zonde om weg te gooien. Die spullen gingen mee naar de zaak en die werden dan weer verkocht. De zaak was eigenlijk gewoon het woonhuis van mijn ouders, dus de voor- en achtertuin stonden altijd vol met allerlei bouwmateriaal. Van kinds af aan heb ik er rondgelopen. Vrienden gingen de stad in om te chillen, ik ging lekker bij mijn ouders aan het werk: planken stapelen, heftruck rijden, hutten bouwen. Allemaal leuke, stoere jongensdingen. Ik heb altijd gezegd dat ik de grootste sloper van Nederland wilde worden. Dat was mijn grotere doel.’
Wat zorgde voor een ommekeer?
‘De omslag kwam niet helemaal uit het niets. Als kind heb ik altijd al een grote passie voor muziek gehad én een heel grote liefde voor André Hazes. Hij is nog steeds mijn grote voorbeeld. Nederlandstalig was altijd wel mijn ding, maar ik luisterde ook naar Tom Jones, Engelbert Humperdinck en Roy Orbinson. Vanuit mijn affiniteit met muziek draaide ik als dj plaatjes bij drive-in-shows. Het bedrijf dat die shows verzorgde, ging op een gegeven moment ook artiestenbegeleiding doen. Ik ging als geluidstechnicus mee en testte vaak de microfoon. Dat “one-two, one-two” in de microfoon roepen vond ik maar niks, dus ik zette liever een orkestband aan en liep dan al zingend de zaal door om in elke hoek het geluid te kunnen uitproberen. Maar als ik op stap was, pakte ik ook weleens de microfoon. Achter de bar, op de bar, voor de bar: ik zong graag even een paar liedjes voor de lol. Totdat er iemand bij me kwam wiens dochter ging trouwen. Hij vroeg me om een paar liedjes te komen zingen. Dat was natuurlijk wel even een ander verhaal, want wat ga je dan zingen? Uiteindelijk werd het een bonte mix van Hazes en andere Nederlandstalige liedjes. De aanwezigen vonden het leuk en daaruit vloeide nog een optreden voort. Zo ging het balletje rollen en voor ik het wist, stond ik zeventig of tachtig keer per jaar te zingen, van kleine feestjes in een woonkamer tot evenementen op een marktplein.’
Jouw passie voor het sloopbedrijf van je familie is nog altijd groot, maar je zwaait zelf niet meer met de sloopkogel?
‘Als het moet wel, hoor! Kijk, mijn vader is iets meer dan een half jaar terug overleden. Mijn moeder en mijn twee zussen runnen nu de zaak, ik doe daarin mee als een soort vliegende keep. Als het echt even nodig is, stap ik zelf op de sloopkraan. Ik heb vorig jaar nog een klein projectje zelf meegedraaid. Ook stap ik gerust op de vrachtwagen om dingen weg te brengen, bakken te legen of een container ergens naar toe te rijden. Het blijft spannend en fascinerend en bovendien: het is mannenspeelgoed. Welke man wil nou niet op een kraan zitten om een gebouw omver te gooien? Dat is toch heerlijk?’
Wat doe je verder in het bedrijf ?
‘Ik help soms om projecten aan te nemen. Vlak achter mijn woning bevindt zich het openbare zwembad van Tiel, dat gaat tegen de grond. Dat project heb ik mede aangenomen. Het zwembad gaan we dit jaar nog slopen. Er komt een stukje verderop, maar wel op dezelfde locatie, een nieuw zwembad. Slopen is een sport, ik doe het mijn leven lang al. Het aannemen van een klus is keer op keer een uitdaging, want je moet met veel dingen rekening houden, de situatie goed kunnen inschatten en dan hopen dat je er wat aan verdient.’
Zie je jezelf meer als zanger of als ondernemer?
‘Ik ben beide, maar mijn carrière draait nu vooral om het zingen. Al zit het sloop-gen gewoon voor altijd in me. Je zou me de zingende sloper kunnen noemen, haha. Ik ben trots op ons bedrijf, dat blijft zo. De zaak staat op 2,5 hectare met 1 hectare onder de kap, zoals we dat noemen. Die loods staat vol met bouwmaterialen. Ik vind dat een heerlijke plek om te zijn, het hoort bij mijn achtergrond en bij mijn leven.’
Lees het hele interview in Nieuwe Revu 10 of op Blendle.