Herman den Blijker: 'Ik had eigenlijk allang dood had moeten zijn'

In zijn nieuwe restaurant in Rotterdam, Goud, vertelt chef-kok Herman den Blijker hoe eten hem groot én bijna dood maakte. 'Op mijn toppunt was ik een soort neanderthaler van 155 kilo. Eten is een gekke verslaving waar mijn lichaam maar om blijft vragen.'

Herman den Blijker

In andere landen eten ze ook andere dieren, zoals hond.
‘Heb ik ook gegeten, net als cavia’s en ratten. Als ik het hier serveer, heb ik direct een probleem, maar in andere culturen zijn het vaste gebruiken. In Afrika heb ik kinderen een kip zien pakken, die ze de kop omdraaiden en gaar kookten op een klein vuurtje op het zand. De ingewanden werden er ter plekke uitgetrokken en de kip werd vervolgens opgegeten. Als je geen Albert Heijn om de hoek hebt, moet je wel, hè. In Korea gingen ze nog een stap verder en werden er met twee stokjes levende inktvissen uit een glibberig kommetje gehaald. Als een soort opgerolde lolly stopte je ze vervolgens in je mond. Terwijl je je tanden voelt pulseren op het vlees, kruipt het beest met zijn tentakels in alle sinussen van je hoofd, soms tot ver in je neusholte. Mij gaat dat net iets te ver, maar ik heb wel levende maden en wormen uit bomen gehaald en die dood gekauwd voordat ze in mijn tong konden bijten. Hele volksstammen leven op dat spul.’

Voor het RTL-programma Herman Tegen de Rest ontdek je wederom nieuwe gerechten.
‘Ik reis de wereld rond en krijg steeds op Schiphol pas te horen waar ik naartoe ga. Eenmaal aangekomen, in bijvoorbeeld Portugal of Israël, zie ik met welke collega-chef ik de strijd aan ga. Aan ons de taak om een voorgeschoteld lokaal gerecht na te maken, zonder recept. Eerst goed kijken, proeven en ruiken, daarna kopiëren. Soms lukt dat, soms ook helemaal niet. Het programma is een competitie, maar dan vooral met mezelf. Als het klaar is, worden onze gerechten beoordeeld en krijgen we de uitslag in een dichte envelop mee naar huis. In Nederland kijken we samen naar elkaars beelden en geven we commentaar, met uiteindelijk een winnaar.’

Je bent in oktober zestig geworden. Een mooie leeftijd, toch?
‘Ik was er in mijn jonge jaren van overtuigd niet ouder dan dertig te worden. Ik heb dus extra goed geleefd. Reizen, snoepen, geld opgemaakt... Dan had ik het in ieder geval allemaal meegemaakt. Drugs dan weer niet, als ik die neem, ben ik bang dat ik het lekker ga vinden. Ik ga liever een keer goed op mijn bek dan dat ik dat spul aanraak. Had ik die discipline maar met eten gehad, dan was ik nu geen 126 kilo geweest. Ik heb wat dat betreft een aantal slopende jaren achter de rug waarbij ik aan behoorlijke zelfdestructie heb gedaan. Ook omdat ik tegelijkertijd zoveel werkuren maakte. Op mijn toppunt was ik een soort neanderthaler van 155 kilo die eigenlijk allang dood had moeten zijn. Alles wat ik er nu nog probeer af te krijgen, is een soort race tegen de klok. Eten is een gekke verslaving, waar mijn lichaam maar om blijft vragen, maar ik ben begin dit jaar weer begonnen met zes dagen per week sporten. Elke dag op dezelfde tijd om structuur op te bouwen, met als bijkomend voordeel dat het eten ook anders gaat smaken als je waardes en vetpercentage zakken. Bovendien maakt het me helder van geest, positiever en geduldiger. Ik ben nu zestig en als ik die kleine van mij dertig wil zien worden, moet ik zelf een jaar of 85 gaan halen. Dat is lastig zat, maar ik ga er wel voor.’

Lees het hele interview op Blendle.