— Pas op: satire! Elke week beledigt de onderschatte Vlaamse schrijver Herman Brusselmans een overschat persoon uit de wereldgeschiedenis. ‘Een stilistische oefening in iemand uitschelden’, zoals hij het zelf noemt. Dat kun je grappig vinden, of niet. —
Eigenlijk had die apartheid wel iets: blanken zaten op blanke scholen en kantoren, en zwarten dansten in een strooien rokje in de brousse. Waar zat het probleem? Nergens, maar toen begonnen pipo’s als Nelson Mandela zich ermee te bemoeien, aan de hand van het ANC, het Afrikaans Nationaal Congres, en ze gooiden met stenen en stront naar de blanke machthebbers en dat soort ongein.
Geef toe, als jij een blanke machthebber zou zijn en iemand à la Nelson Mandela zou stront naar je gooien, zou je die hele Mandela dan ook niet opsluiten op Robbeneiland en hem daar laten gedurende pakweg vele lange jaren? Plus, zo slecht had Mandela het niet in z’n gevangenis. Hij mocht daar ademen en om de drie dagen iets eten, sterker nog, later mocht hij nog heel wat andere dingen, zoals rotsblokken in stukjes houwen, nummerplaten van auto’s maken, papieren zakjes vouwen, en kakkerlakken vangen en trucjes leren. Z’n vrijheden werden steeds onbeperkter en van lieverlede kreeg hij de toestemming om te kaarten met andere gevangenen, liedjes te zingen (O mijn Sarie Marijs op de ossewâ) en aan z’n roede te sjorren, waar hij naar het schijnt een kampioen in was.
Z’n geluk bleef maar duren en hij werd, jazeker, vrijgelaten. Hoe oud hij mocht zijn, en hoe versleten in z’n bovenkamer (hij kende niet eens het verschil meer tussen een tros bananen en een transistorradio), toch werd hij verkozen tot president van de republiek, en ging hij zich volop bezighouden met het bezoeken van Olympische Spelen, Wereldkampioenschappen Voetbal, het Afrikaans Songfestival voor Halfbloeden, al die evenementen die hij beter links had laten liggen om het land op een ordentelijke manier te besturen. Alsof dat hem een bal interesseerde. Het enige wat hem nauw aan het hart lag was z’n wereldberoemdheid, z’n ontmoetingen met Clinton, Bono en prins Willem-Alexander, en het uit de maat dansen met folkloristische Afrikaanse stammen, zeker als de danseressen hun beha hadden thuisgelaten.
Zuid-Afrika werd onder Mandela een puinhoop, en hij deed z’n bijnaam, Madiba (wat betekent: ouwe zeur) alle eer aan. Aan z’n toespraken was geen touw vast te knopen, z’n kennis van buitenlandse politiek was lamentabel (hij dacht dat Clinton de bassist was van U2 en dat Bono en prins Willem-Alexander het eerste homokoppel van Soweto waren), en hij plaste sproeiend, zodat – ook tijdens z’n presidentiële taken – de voorkant van z’n broek continu nat was.
In 2013 werd z’n kaars ten slotte toch nog uitgeblazen en kon men in Zuid-Afrika eindelijk aan het echte werk beginnen.