Premium

Zwarte wijnboeren in een witte wereld: 'Ze voelen zich bedreigd'

De Zuid-Afrikaanse wijnwereld is wit, gesloten en elitair. Het is dan ook bijna een wonder dat zwarte wijnboeren zich ertussen hebben gewrongen. Zoals Paul Siguqa en Nondumiso Pikashe. De laatste presenteert met trots haar eigen wijnlabel: Ses’fikile. ‘Als je bent opgegroeid in een township onder de apartheid, dan leer je een hoop over weerbaarheid en doorzettingsvermogen.’

Paul Siguqa

*Paul Siguqa, de trotse eigenaar van Klein Goederust.

‘Ik had vroeger vreselijk de pest aan wijn,’ zegt Nondumiso Pikashe op een Kaapse lunchplek. ‘In Gugulethu hadden we taverns met hele goedkope wijn, en mijn broer was daar het slachtoffer van.’ Zodoende associeerde ze wijn met dronkenschap, liederlijk gedrag en vechtpartijen. Toen ze klein was, had ze zelfs geen idee dat wijn van druiven kwam. Geen idee dat het bocht dat haar broer zo onvoorspelbaar maakte uit dat zoete fruit kwam. En zie nu, de 56-jarige Nondumiso heeft haar eigen wijnlabel: Ses’fikile.

Gugulethu, waar ze opgroeide, is een zwarte township niet ver van de luchthaven van Kaapstad. Er wonen ongeveer 100.000 mensen, hutjemutje op elkaar. ‘Gugs’ werd tijdens de apartheid opgezet om zwarte nieuwkomers uit andere delen van Zuid-Afrika te huisvesten. Het is het bekende verhaal van belabberde woonomstandigheden, hoge werkloosheid, alcoholisme en geweld, met jaarlijks ruim veertig moorden. Het is, kortom, geen plek met een verfijnde wijncultuur, zoals je die 40 kilometer verderop in het elegante, eeuwenoude Stellenbosch wel in optima forma aantreft. ‘Maar dankzij reclames en series op de televisie begreep ik dat wijn veel meer is dan die goedkope troep die ze in de taverns schenken,’ zegt Nondumiso. ‘Ik zag dat het te maken had met hoe je je glas vasthoudt, de elegantie, alles heel stijlvol. Het concept van een terroir... Maar al die mensen waren wit!’

Zuid-Afrika hield in 1994 zijn beroemde democratische verkiezingen, waarna Nelson Mandela als eerste zwarte president werd ingehuldigd. Er is de afgelopen dertig jaar veel veranderd, zelfs het nationale rugbyteam, van oudsher een bolwerk voor witte reuzen, kreeg zwarte en bruine spelers. Gezamenlijk zorgden ze ervoor dat de Springbokken vorig jaar voor de vierde keer wereldkampioen werden.

Nondumiso Pikashe van Ses 'fikile toont de 'oogst' met een goede vriendin.

Maar in de wijnindustrie, gecentreerd rond de magnifiek gelegen stadjes Stellenbosch, Franschhoek en Paarl, is nog weinig veranderd. Het is een wereld die wordt gedomineerd door witte mannen. Johann Rupert, telg van de rijkste familie in Zuid-Afrika, is verbonden aan wijnproducenten als Anthonij Rupert, Rupert & Rothschild Vignerons en L’Ormarins. De beroemdste wijnjournalist heet Michael Fridjhon. De nationale wijnbijbel Platter’s Wine Guide werd opgezet door twee witte journalisten en van de huidige dertien proevers zijn er elf wit. In de industrie regent het Afrikaner namen zoals Louw, De Wet, Engelbrecht en Gaus.

Experimenten

Volgens de website Great Wine Capitals zijn er alleen al in de Westkaap-provincie 2690 wijnboerderijen. Nog geen honderd daarvan hebben een zwart meerderheidsaandeel. Sommige, zoals Epicurean Wine, zijn gekoppeld aan zakenlui en (ex-)politici, en gelden als vanity projects. Andere, zoals Solms-Delta, waren experimenten die bedoeld waren om de donkere landarbeiders iets terug te geven na decennia van uitbuiting. Maar door gebrek aan kapitaal en ervaring liepen die projecten vaak uit op een fiasco.

Alhoewel er steeds meer met ‘diversiteit’ wordt geschermd is de wijnwereld gesloten en elitair. Als buitenstaander wring je je er niet gemakkelijk tussen, zeker niet als je een zwarte vrouw uit de townships bent zonder kapitaal. Toch besloot Nondumiso om het erop te wagen. ‘Ik wilde iets anders, mijn blik verruimen,’ zegt ze. ‘Als je bent opgegroeid in Gugulethu onder de apartheid, dan leer je een hoop over weerbaarheid en doorzettingsvermogen.’

‘Er waren een stuk of vier zwarte gezichten. Wij waren de pioniers. Ik leerde om te proeven, te ruiken en onderscheid te maken tussen de verschillende druivenvarianten’

In 2006 zegde ze haar baan als onderwijzeres op en stortte ze zich volledig op de wijn. Ze deed cursussen bij de de Black Association of the Wine and Spirits Industry en South African Wine Industry Trust. ‘Er waren een stuk of vier zwarte gezichten. Wij waren de pioniers. Ik leerde om te proeven en te ruiken, en onderscheid te maken tussen de verschillende druivenvarianten.’

In 2006 lanceerde ze haar eigen product, Ses’fikile, wat in haar moedertaal ‘we zijn er!’ betekent. Nondumiso noemt het ‘een metafoor voor ons als land, voor ons als zwarte mensen en voor ons als vrouwen’. Ses’fikile is een eenvrouwsbedrijfje. Nondumiso selecteert haar wijn na veel proeven en keuren uit de druiven van Leeuwenkuil Family Vine Yards ten noordwesten van Paarl. Ze laat die dan bottelen met haar label op de fles. Ze verkoopt vijf soorten, drie daarvan zijn blends.

In eigen land is het, zonder goede contacten met restaurants en supermarkten, lastig om het product aan de man te brengen. Maar in het buitenland zijn ze wel geïnteresseerd in het heroïsche verhaal van een zwarte vrouw uit een arme township die kwalitatief goede wijnen produceert. Twee weken na ons interview vliegt ze naar Londen om daar deel te nemen aan de prestigieuze Ellis Wines Portfolio Testing, die plaatsvindt in de Royal Opera House in Covent Garden, waar ze tussen 65 anderen uit de hele wereld haar producten zal aanbieden. En ook in Amerika kennen ze haar, zegt ze trots. ‘Klik maar eens op gotherewines.com.’ Inderdaad, ze wordt er uitgebreid belicht in de categorie inspiring wine makers, samen met collega’s uit landen als Georgië en Libanon. Maar, zegt ze op een onbewaakt moment, het liefst zou ze een stuk land kopen om haar eigen druiven te verbouwen om zo de eerste echte zwarte wijnboer van Stellenbosch te worden.

Stellenbosch

Stellenbosch is een begrijpelijke keuze. Dit is het hart van de wijnindustrie, en het stadje met zijn oude centrum vol historische panden, gebouwd in de elegante Cape-Dutch-stijl heeft het imago van verfijnd en exclusief. Maar het Stellenbosch-snobisme verbleekt bij dat van het 30 kilometer verderop gelegen Franschhoek. In Stellenbosch voel je je dankzij de universiteit en de grote zwarte township nog steeds in Zuid-Afrika. In Franschhoek daarentegen waan je je onderdeel van een mondiale elite. Het dorp draait volledig op buitenlanders. De restaurants hebben vrijwel zonder uitzondering Franse namen. Russische oligarchen en Indiase multimiljonairs hebben hier flink geïnvesteerd. Europese en Amerikaanse toeristen hoppen van galerie naar boetiek naar wijnproeverij om zich tegoed te doen aan uitmuntende drankjes en spijzen. Het is een wereld van parelkettingen en parfums, geruite broeken en gele sweaters.

In de omgeving vind je een aantal van de meest exclusieve landgoederen van Zuid-Afrika, waaronder La Motte en Leeu Estates, waar je een identiteitsbewijs moet tonen om zelfs maar langs de slagboom te komen. Om je daar als beginnend zwarte wijnboer tussen te vestigen, getuigt van lef, veel lef. Maar zie daar, niet ver van de dorpskern ligt de wijnboerderij Klein Goederust, dat wordt gerund door Paul Siguqa, een 43-jarige zwarte zakenman.

Paul groeide op een wine farm iets verderop op, waar zijn moeder, een arme migrant uit de Oostkaap, in de jaren zeventig emplooi vond. Paul had aanvankelijk een afkeer van wijn, vooral vanwege het zogenaamde dopsysteem dat ontelbare Zuid-Afrikaanse wijnboerderijen tot begin jaren negentig toepasten: je betaalt je arbeiders deels uit in goedkope wijn, papsak, verpakt in zakken. Het systeem leidde tot alcoholisme en resulteerde in een relatief groot aantal kinderen dat werd geboren met het Foetal Alcohol Syndroom dat zich onder meer uit in gezichtsafwijkingen en hersenbeschadigingen. Het was een verfoeilijk systeem dat pas in 2003 strafbaar werd gesteld. ‘Ik haatte de wijnindustrie,’ zegt Paul.

Pauls moeder wilde een goede toekomst voor haar kind. Ze zorgde ervoor dat hij een tertiaire opleiding kreeg, eerst hogeschool en daarna business school. In de tussentijd was Paul teruggekomen op zijn afkeer van wijn. Hij begreep dat wijn en status perfect samengaan. Net als Nondumiso droomde hij ervan om de witte dominantie te ontwrichten. Zijn bedrijven in Johannesburg liepen goed, en hij legde regelmatig geld opzij om ooit een wijnboerderij in Franschhoek te kopen. Op een dag stuitte hij op Klein Goederust, in 1905 opgezet, totaal verwaarloosd en al acht jaar te koop. Paul had een kleine 2 miljoen euro gespaard. Die investeerde hij in de rehabilitatie van het landgoed, met als doel om hoogstaande wijnen te produceren. ‘Het ging me om de kwaliteit en minder om de kwantiteit.’ zegt hij.

Koloniale naam

Hij riep de hulp in van zijn vriend Rodney, die eveneens op een boerderij was opgegroeid en inmiddels 21 jaar ervaring had als wijnmaker. Drie jaar later produceerde Klein Goederust zijn eerste wijn. Inmiddels zijn er zes typen, inclusief een zoete dessertwijn. Ondanks zijn zwarte trots besloot Paul om de koloniale naam te houden. ‘Als ik het Siguqa Wines zou noemen, dan zou niemand geïnteresseerd zijn.’

‘Wij schamen ons niet voor wie we zijn,’ grinnikt Paul. Evenmin schaamt hij zich ervoor om de wijnen tegen pittige prijzen op de markt te brengen

Het label oogt chic, compleet met een wapen. Maar als je goed kijkt, zie je de beeltenis van de zuidelijke hoornraaf, de intsingizi, die in de Afrikaanse cultuur wordt vereerd als beschermer tegen boze geesten en ander kwaad. ‘Wij schamen ons niet voor wie we zijn,’ grinnikt Paul. Evenmin schaamt hij zich ervoor om de wijnen tegen pittige prijzen op de markt te brengen. De topper is een Méthode Cap Classique, de Zuid-Afrikaanse versie van champagne, die 695 rand kost, 35 euro. Deze bubbelwijn heet Nomaroma, vernoemd naar Pauls moeder. ‘Dat is in essentie ons verhaal. Ik ben het kind van landarbeiders en we hebben iets buitengewoons bereikt.’

Zijn huidskleur is zijn kapitaal. Buitenlandse toeristen willen graag weten wat een zwarte wijnboer presteert. En zwarte Zuid-Afrikanen zijn eveneens tuk op Klein Goederust, waar bijna alle werknemers zwart of bruin zijn. Niemand zal je hier geringschattend aankijken als je niet precies weet hoe je je glas moet vasthouden of hoe je de wijn moeten laten cirkelen. Er is duidelijk een omslag gaande, zegt Paul. Goede wijn wordt steeds populairder onder zwarte Zuid-Afrikanen. Dat is vooral te danken aan Facebook en Instagram, waar het hippe, goedgeklede volkje poseert met een glas in de hand om de boodschap ‘I am fab!’ te verkondigen.

Mosheen Moosa en Daphne Neethling, eigenaars van Paar-denkloof Wine Farm.

Klein Goederust ligt ook op de route van de wijntram die toeristen door Franschhoek leidt en ‘aanlegt’ bij verschillende proefplekken. ‘We krijgen veel zwarte Amerikanen die black excellence willen zien,’ zegt Paul en vertelt over het bezoek van de vorige dag, een stuk of zestig Amerikaanse congresleden. Paul schonk de glazen vol, en de kok braaide een schaap aan het spit, geserveerd met roosterbrood en salades – the African experience. Fantaaaastic, vonden ze het.

Het klinkt als een jongensdroom, het succes van Kleine Goederust. De plek ziet er prachtig uit, schoon, goed onderhouden, met een flinke dosis old school authenticiteit. ‘We hebben het uitgemest en sexy gemaakt,’ zegt Paul over de formule. En de buren, al die witte wijnsnobs, die bleken onverwacht behulpzaam. Hij noemt met name Hein Koegelenberg en zijn vrouw Hanneli, telg van de puissant rijke Rupert-dynastie (geschat vermogen 10 miljard dollar). ‘Hein en Hanneli waren mijn mentors,’ zegt Paul. ‘Als ik bijvoorbeeld een ploeg nodig had, dan gaf Hein me een contact, en kreeg ik zijn korting.’ Maar dergelijke sprookjes zijn een zeldzaamheid. Buiten de toeristische driehoek Stellenbosch-Franschhoek-Paarl is het een stuk lastiger om als niet-blanke een succesvol wijnbedrijf op te zetten.

Wijnranken

Botrivier ligt op zo’n anderhalf uur rijden van Kaapstad. Toeristen op weg naar de walvissen van Hermanus laten het plaatsje letterlijk links liggen. De nieuwsgierige reiziger die toch de N2 verlaat, komt bij een soort plein met een benzinestation en een paar kleine winkels. Veruit de belangrijkste trekpleister is het uit 1890 stammende Botrivier Hotel. De bar is in zijn oude staat hersteld. Uit de luidsprekers klinkt de Ierse bluesgitarist Rory Gallagher, muziek die perfect aansluit bij het rustieke interieur. ‘Ja, we draaien veel jazz en blues, omdat dat bij de sfeer past,’ vertelt Mosheen Moosa (61), die samen met zijn partner Daphne Neethling sinds een paar jaar eigenaar is van het hotel.

Hij wijst op een berg in de verte, de Simonsberg, hoger dan de Tafelberg. Aan de voet daarvan ligt zijn Paardenkloof Wine Farm. Het is een fabelachtige plek om druiven te kweken, verzekert hij. Er lopen twee rivieren door het 1430 hectaren tellende landgoed, en er zijn zeven dammen. Dankzij de hoogteverschillen en de bewatering is er sprake van een uniek terroir, met verschillende bodemsoorten. ‘Maar wij waren nooit van plan om wijnranken te planten,’ bekent Mosheen.

Mosheen is een Johannesburg boykie met een inmiddels grijze kuif. Hij woonde lange tijd in het voor ‘Indiërs’ opgezette township Lenasia. Hij studeerde rechten en ontwikkelde zich als antiapartheidsactivist, wat hem een verblijf in de gevangenis opleverde. Zijn partner Daphne groeide op in wat destijds ‘kleurlingengemeenschap’ heette in het plaatsje Worcester, zo’n 90 kilometer van Botrivier.

In 2002 besloten ze om van Johannesburg naar de Kaap te verhuizen om er te boeren. Tijdens hun zoektocht naar een geschikt stuk grond stuitten ze op Paardenkloof. Het verhaal gaat dat daar een probleem gerezen was tussen de eigenaar en zijn zoon, die gay bleek te zijn. Pa kon dat niet verkroppen en besloot om de boerderij die hij aan de jongen had geschonken te verkopen.

Het was een fruit- en schapenbedrijf. ‘Maar op een dag zaten we een biertje op de stoep te drinken en stopte er een man die zich voorstelde als Louis Kriel,’ vertelt Mosheen. Kriel was jarenlang CEO van Stellenbosch Vineyards geweest. Hij ging voor Daphne en Mosheen staan en sprak streng: ‘Jullie moeten hier druiven verbouwen! Want dit is een van de meest unieke terroirs van Zuid-Afrika.’ En hij gebaarde: sauvignon blanc hier, shiraz daar, en cabarnet sauvignon en pinot noir daar. Aldus geschiedde: op 23 hectare vonden 88.000 wijnranken een plekje.

‘Ze kleineren en bruuskeren je, want ze voelen zich bedreigd: hoe durft een ‘kleurling’, een vrouw nog wel, zich met de wijnindustrie te bemoeien?’

Argusogen

De verrichtingen van de nieuwkomers werden door de locals met argusogen gevolgd. Daphne, die tot nu toe het praten grotendeels aan Mosheen heeft overgelaten, verheft haar stem. ‘Het was een treurige en lange weg. De steun van de gemeenschap en de omliggende wijnboerderijen was minimaal. Ze kleineren en bruuskeren je, want ze voelen zich bedreigd: hoe durft een “kleurling”, een vrouw nog wel, zich met de wijnindustrie te bemoeien? Van oudsher behoren kleurlingen zich te beperken tot het bewerken van de grond. Ze moeten zich niet met het eindproduct bemoeien. En zeker niet als onafhankelijk producent, als gelijke, want dat is een gotspe. Ze probeerden zelfs een stuk van ons land af te pakken.’

De ingang van Klein Goederust.

Ach, die lui kennen de geschiedenis niet, betoogt ze. Zij zet juist een traditie voort die zo’n driehonderd jaar geleden van start ging. Terwijl er koffie en samosa’s worden neergezet, vertellen Daphne en Mosheen over Anna de Koning, wier moeder in 1657 door de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) uit Bengalen als tot slaaf gemaakte naar de Kaap was gebracht. Ze kwam na een paar jaar vrij. Haar dochter Anna trouwde met Olaf Bergh. Toen de man in 1724 overleed, erfde Anna zijn bezit, waaronder de wijnboerderij, een van de eerste van Zuid-Afrika. Dus eigenlijk, concludeert Daphne, begon de wijncultuur met een vrouwelijke afstammeling van een tot slaaf gemaakte, bruin, net als zij.

Daphne en Mosheen wilden hun wijnen een eigen verhaal geven en kozen ervoor om werken van de bruine kunstenaar Peter Clarke (1929-2014) op het label af te beelden. De internationaal bejubelde Clarke was een van de honderdduizenden slachtoffers van de gedwongen verhuizingen die de apartheidsautoriteiten in de jaren zestig en zeventig in gang zetten om raciaal gemengde buurten weer hagelwit te maken. Paardenkloof produceert vier Peter Clarke-wijnen: Bend in the Road, The Kiss, The Long Road en Gaiety. Koop je de wijn, dan krijg je dus meteen een subtiele geschiedenisles.

Het Klein Goederust-team met eigenaar Paul Siguqa.

We gaan terug naar het bargedeelte. De wijnindustrie is intrinsiek racistisch, herhaalt Mosheen. Het is een netwerk van old white boys die het proces beheersen: van de wijnkelders, de transport, de distributie en de wijnmakersgilde tot de recensies in de Platter’s Guide. Maar hij en Daphne gaan onverdroten verder. Zij hebben Botrivier nieuw leven ingeblazen. Op de boerderij en in het restaurant geven ze 53 mensen werk. ‘Dat betekent dat wij iedere dag ruim driehonderd magen vullen,’ zegt Mosheen. Binnenkort gaan ze naar Düsseldorf voor de ProWein Trade Fair. Mosheen pakt wat wijn in. ‘Hou je van pinot noir?’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Mens & Maatschappij
  • Fred de Vries