50 jaar dood: Martin Luther King én muziekstad Memphis

Op 4 april 1968 maakte James Earl Ray een eind aan het leven van Martin Luther King. De moord bleek ook de genadeklap voor muziekstad Memphis, dankzij Elvis Presley, Otis Redding en Johnny Cash het muzikale middelpunt van de wereld.

Beale Street

Memphis, Tennessee is een stad van geesten – goede en kwade, muzikale en politieke. Het begint meteen als je vanuit Nashville komt aanrijden op de Isaac Hayes Memorial Highway, een eerbetoon aan de in 2008 overleden soulzanger met zijn diepbronzen stem. Wil je daarna naar Graceland, dan ga je over Elvis Presley Boulevard. Het Memphis Rock ’n Soul Museum bereik je via B.B. King Boulevard. Zoek je geesten uit de Amerikaanse Burgeroorlog, dan kun je naar Forrest Park (herdoopt tot Health Sciences Park), waar generaal Nathan Bedford Forrest begraven ligt, die in 1866 leider werd van de lynchende Ku Klux Klan.

Vlak naast dat duistere park staat de Sun Studio, waar blues, soul en country elkaar in de jaren 50 ontmoetten en een nieuwe muzieksoort baarden: rock-’n-roll. Denk aan de historische opnamen die Johnny Cash, Jerry Lee Lewis en Elvis Presley hier maakten. En een blok verderop begint de Dr. M. L. King Jr. Boulevard, vernoemd naar Amerika’s beroemdste burgerrechtenactivist, die maar liefst 44 jaar moest wachten op dit eerbetoon in de stad waar hij op 4 april 1968 werd vermoord.

De moord werd toegedicht aan ene James Earl Ray, een onbeduidende crimineel uit Illinois, die had vastgezeten vanwege berovingen en inbraken. Hij was de oudste van negen kinderen. Pa had een strafblad, ma was ‘simpel’. Ray hoopte op een carrière in het leger, maar oneervol ontslag maakte een einde aan die droom. Hij bewonderde Adolf Hitler en haatte zwarten – King in het bijzonder.

Volgens collega-gedetineerden (hij was een jaar voor de moord ontsnapt uit een gevangenis in Missouri) ontstak hij steevast in woede als hij de dominee op de televisie zag. Hij zwoer dat hij hem zou vermoorden. Dat deed hij. En niet alleen vermoordde hij King, maar ook Memphis, en de toenadering tussen wit en zwart. Alles schoot hij met die ene kogel uit een Remington Model 760-geweer aan arden. Memphis was klaar. ‘There’s a Riot Goin’ On,’ zou Sly Stone twee jaar later zingen.

Memphis is een plek vol tegenstrijdigheden. Tot diep in de jaren 60 was het muziekgebeuren hier uniek, in de zin dat blank en zwart hier, middenin dat door rassenhaat verziekte Diepe Zuiden, samen op het toneel stonden en muziek maakten. Memphis, schrijft Robert Gordon in zijn pakkende memoir It Came From Memphis is een stad die werd gebouwd op racistische fundamenten, met inwoners in wier mond het woord ‘nigger’ bestorven lag. Het was die nigger die op de zuidelijke plantages de katoen plukte die in Memphis werd verhandeld en verscheept. Het was die nigger die Memphis rijk maakte. Maar Memphis vond dat hem geen dank verschuldigd was. Zelfs in 1971 meende het stadsbestuur nog dat het een puik idee was om de openbare zwembaden te sluiten om zo te voorkomen dat witte en zwarte kinderen in hetzelfde water zouden spartelen.

Rock-’n-roll was het tegengif – het stond voor rebellie, seks en ongebreidelde energie. ‘Rock-’n-roll was een muzikale vergaarbak. Het verwierp het idee van gedwongen segregatie en propageerde de culturele mix,’ schrijft Gordon. Hij geeft levendige beschrijvingen van de multiculturele party in downtown Beale Street en aan de andere kant van de Mississippi, in West-Memphis, waar bands als The Mar-Keys en Mud Boy and the Neutrons het publiek gek maakten. Was het wit? Was het zwart? Who cares, zolang je maar kon dansen, knokken en vrijen. Aan dat multiraciale feestje kwam een einde toen Dr. King in het Lorraine Motel werd doodgeschoten.

Anno 2018 voelt het alsof die schok nog steeds niet is verwerkt, alsof Memphis lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. In vergelijking met Nashville, Atlanta, Georgia en zelfs het conservatieve Birmingham, Alabama ontbreekt het hier aan kleur en vitaliteit. Memphis oogt onaf, somber en ongemakkelijk. Een harde, betonnen stad vol gaten, die in tweeën is gedeeld door een brede rivier. Zoek je tragiek, dan kun je in Memphis je lol op. Slenter langs het bruine water van de Mississippi en denk aan de 30-jarige rockzanger Jeff Buckley die hier in 1997 naartoe kwam om inspiratie op te doen, na het enorme succes van zijn debuutalbum Grace. Op 29 mei ging hij een stukje zwemmen. Hij verdween uit zicht. Zes dagen later werd zijn lichaam gevonden. Buckley was alleen nog herkenbaar aan een paarse navelpiercing en zijn groen geverfde teennagels.

Of ga naar Graceland, het landgoed van Elvis Presley, en vergaap je aan de kitsch in het huis waar ’s werelds grootste popster op 16 augustus 1977 overleed na eenzame jaren vol junkfood en pijnstillers. Kijk in het Stax Museum naar fantastische liveopnamen van soulzanger Otis Redding, en bedenk dat hij op 10 december 1967 bij een vliegtuigongeluk om het leven kwam. Of ga naar Goner Records, een lokaal platenlabel dat zich toelegt op moderne bluespunk. Hun grootste ster was Jay Reatard. Die overleed op 13 januari 2010 als 29-jarige na een fatale hoeveelheid drugs en drank.

Lees het hele artikel op Blendle.