Yvonne van Gennip: 'Nederlandse schaatsers gebruiken geen doping'

Drievoudig olympisch schaatskampioene Yvonne van Gennip (53) over doping op de Olympische Spelen. ‘Als de DDR-schaatsters niet hadden vals gespeeld, had mijn carrière er anders uit kunnen zien. Ik werd altijd tweede of derde achter die meiden.’

Yvonne van Gennip

Welk gevoel overheerste in 1989, na de val van De Muur, toen duidelijk werd wat iedereen eigenlijk al dacht: dat de DDR-dames, jouw concurrenten, op grote schaal doping hadden gebruikt?

‘Hetzelfde als vorig jaar natuurlijk: boos én teleurgesteld. Maar dat niet alleen. Ik trok het toen ook verder. Ik besefte me voor het eerst dat mijn sportcarrière er veel anders uit had kunnen zien. Ik bedoel: op een EK of WK was ik altijd tweede of derde achter die meiden. Wat als zij niet hadden valsgespeeld? Dan was ik misschien wel eerste geworden.’

En had je misschien op de Olympische Spelen van 1984 ook wel goud gepakt...

‘Dat had inderdaad zomaar gekund. Ik heb later nog eens de uitslagen van Sarajevo erbij gepakt. Dat was best even schrikken. Zo had ik op de 1000 meter, waar ik zesde werd, drie Oost-Duitse dames en twee Russische voor me, terwijl ik op de 3000 meter vijfde werd achter drie Oost-Duitse meiden en één Russische... Iedereen weet nu: dat is allemaal één pot nat.’

Toch sta je nog altijd als zesde en vijfde in de boeken, want er is nooit iemand gestraft of gepakt, laat staan dat ze hun medailles hebben moeten inleveren. Is dat niet merkwaardig?

‘Inderdaad, ook omdat het tegenwoordig wel gebeurt. Neem Margot Boer. Zij werd in Sochi derde op de 500 meter, maar vanwege de dopingstraf van Olga Fatkoelina, in 2014 goed voor zilver, schuift zij een plekje op in de uitslag. Mooi voor Boer, absoluut. Dat heet gerechtigheid, hoewel het natuurlijk wel mosterd na de maaltijd is. In mijn geval kan het zeker niet verjaard zijn. Zo kwam het dopinggebruik van de Oost-Duitse dames in de jaren 80 vrij snel naar buiten. Al moet je je natuurlijk afvragen of je daar echt blij van wordt als de uitslag alsnog wordt aangepast. Net bij als Boer maak je het moment suprême immers niet meer mee.’

Had jij vermoedens dat die Oost-Duitse dames het spel niet eerlijk speelden?

‘Vermoedens wel. Ik vergeet nooit meer Angela Stahnke, die ik bij de junioren tegenkwam. Ze had toen al een heel zware stem, niet normaal meer. Maar ja, ik vind niet dat je iemand in een verdomhoekje mag zetten als je niet iets zeker weet. Dan moet je je kop houden.’

Maar de geruchten werden wel steeds sterker.

‘Absoluut. En je hoorde ook de raarste verhalen. Dat vrouwen expres zwanger werden gemaakt, om vervolgens bewust een abortus te laten plegen. Dat zou hen dan sterker maken. Natuurlijk denk je: dat zijn cowboyverhalen. Maar tegelijkertijd denk je ook: het zou toch niet écht waar zijn? Daardoor ging je toch anders naar ze kijken. Maar waar ik het meest verbaasd over was, was dat meiden als Karin Kania, Andrea Ehrig en Christa Rothenburger zo ongeloof lijk hard hun warming-up deden. Zo konden ze pal voor een grote wedstrijd bij wijze van spreken wel honderd rondjes op volle kracht rijden. Toen ik dat voor het eerst zag, dacht ik: dat kan niet. Dat is niet menselijk. Dat is onmogelijk.’

Dat moet toch gigantisch frustrerend zijn. Je traint als een dolle, maar je wist dat je normaal gesproken niet zou winnen.

‘Jawel, maar moedeloos werd ik niet. Ik wist namelijk dat ik wel kans had als zij een slechte dag zouden hebben. Dat bleek ook wel in 1987, toen ik ze tijdens een World Cup had verslagen. Al wist ik natuurlijk ook wel dat de kans heel klein was dat zij in Calgary een slechte dag zouden hebben. Zij waren natuurlijk volledig geprepareerd en geprogrammeerd om juist daar, voor het oog van de hele wereld, goed voor de dag te komen. Daarom was ik al blij als ik überhaupt een medaille zou winnen. Helemaal omdat mijn voorbereiding verre van ideaal was. Zo had ik kort daarvoor niet alleen mijn arm gebroken, maar had ik tevens problemen met mijn voet waardoor ik kort voor Calgary zelfs nog moest worden geopereerd.’

Durf je jouw handen in het vuur te steken dat de Nederlandse schaatsers schoon zijn?

‘Ja, daar ben ik van overtuigd.’

Maar dat dachten we in 1992 ook. Toen is het schijnbaar wel gebeurd...

‘Ik kan me niet voorstellen dat ze nu iets zouden pakken. Ik ken de coaches, ik ken de schaatsers. Die doen dat echt niet. Dat zit ook niet in de mentaliteit van deze generatie. Ik zou het ook niet begrijpen. Waarom zou je als goede schaatser – want daar wordt natuurlijk vooral naar gekeken – zo’n risico nemen? Waarom zou je het doen als je toch al wint? Voordat je het weet, ben je alles kwijt.’

Wat denk je: wordt er in Zuid-Korea opnieuw valsgespeeld?

‘Dat weet je nooit zeker. Ik hoop het niet, zeg. Maar het lijkt me niet. De uitsluiting van veel Russen heeft toch wel een enorm schrikeffect teweeg gebracht. Bovendien neem je een groot risico. Zeker nu, met al die aandacht.’

Lees het hele artikel op Blendle.