Jerry Hormone

'De postkamer van de Belastingdienst is one step up from de sociale werkplaats'

Columnist Jerry Hormone werkte ooit op de postkamer van de Belastingdienst, waar hij brieven las van een BN'er die hij kende uit de Playboy, een ondernemer die hem geen gitaar wilde verkopen en iemand die z'n overburen verlinkte.

Jerry Hormone

Het klopt dat ik jaren geleden via een uitzendbureau op de postkamer van het belastingkantoor in Rotterdam-Zuid werkte. Werken was en is niks voor mij, maar met de band waarin ik toen speelde, verdiende ik per optreden net genoeg om op de terugweg bij de benzinepomp een pakje Lucky Strike, twee BiFi’s en een blikje Chocomel te kopen. Dan waren m’n centen alweer op. Dus ik kon niet anders. Ik moest tenslotte maandelijks 150 euro huur voor een aftandse zolderkamer opschokken en wat knaken overhouden voor halve liters Best Bier en diepvriespizza’s (dat moesten wel Dr. Oetker Ristorantes zijn, want ik ben een diepvriespizzasnob).

De meeste van mijn collega’s op de postkamer waren slechts anderhalve IQ-punt verwijderd van zwakzinnigheid. De arbeid vereiste dan ook weinig geestelijke pk’s. Binnengekomen post over rode kratten verdelen. IB-aangiftes in het kratje IB-aangiftes. Aanvragen zorgtoeslag in het kratje aanvragen zorgtoeslag. One step up from de sociale werkplaats.

Stapels en stapels dezelfde formulieren. Gedrukt op roze en lila papier, als ik me goed herinner. Kettingrokend (het was het laatste jaar dat je mocht paffen op kantoor) en rillerig speedy van de automatenkoffie die ik plastic bekertje na plastic bekertje gedachteloos achterover goot, wierp ik ze in hun kratten. Verschrikkelijk geestdodend, maar soms zat er iets aardigs tussen. Een bezwaarschrift van een BN’er die een tijdje terug nog in de Playboy stond. Geil. Of de kwartaalaangifte van een muziekwinkeltje in de stad waar ik laatst naar binnen was gelopen omdat er een toffe gitaar in de etalage stond. Wat voor muziek ik van plan was op het instrument te gaan spelen, wilde de grijs gesnorde eigenaar van het zaakje weten. ‘Punk,’ antwoordde ik. ‘In dat geval is ie niet te koop,’ zei de vent en hij bonjourde me de winkel uit. Nu gaf hij een omzet voor de afgelopen drie maanden van amper 400 euro op. Niet veel later was ie failliet. Lekker voor ’m.

En er zat een keer een anonieme klikbrief tussen. Bij de overburen hadden ze een vrouw die drie dagen in de week oppaste. Zus en zo heette die vrouw en dit en dat was d’r adres. De Belastingdienst moest haar maar eens doorlichten, want ze droeg vast geen belasting af over het geld dat ze met oppassen verdiende. ‘Bovendien heeft ze een bijstandsuitkering! Dat mag toch helemaal niet, zwartwerken naast een uitkering?!’ Ik stak de brief in m’n zak en deed ’m thuis in een prop bij het vuilnis.

Dus ja, het is waar, ik heb bij de Belastingdienst gewerkt, maar om met Shaggy te spreken: ‘It wasn’t me.’ Ik heb er nooit aan meegedaan, aan dat mensen die het al niet heel breed hebben he-le-maal kapot verneuken. Zeker niet met behulp van etnisch profileren. Sowieso wilde ik alleen maar bier en pizza.