Premium

De beste handbiker van Nederland

Elke week gaan we op bezoek bij een van de vele winnaars die Nederland rijk is. Deze keer: handbiker Chiel Albers.

Chiel Albers

Het is 12 maart. Nederland denkt nog niet aan een exitstrategie in de coronacrisis. Sterker nog: Nederland is nog niet eens in de intelligente lockdown beland. We staan aan de vooravond van de coronacrisis en Papendal beleeft haar laatste dag dat er nog mensen op het olympisch sportcomplex welkom zijn. Ik ben in de laatste dagen voor de lockdown op weg naar Chiel Albers, de beste handbiker van Nederland. Vorig jaar won hij goud op het NK.

Chiel zit op me te wachten in een van de sportcafés van Papendal. Speciaal voor vandaag heeft hij zijn medaille meegenomen. Het goud weerkaatst het licht van de lampen die zo sfeervol mogelijk boven de tafels geplaatst zijn. Ik ga naast hem zitten en probeer anderhalve meter afstand te houden, omdat ik onlangs op Het Journaal zag dat dat een van de dingen waren die ik kon doen om niet per ongeluk wat virussen binnen te krijgen of over te dragen.

Giftige wereld

Ha, Chiel! Wat fijn dat je tijd vrij kon maken. Vind je het goed dat ik het gesprek opneem? Ik wil je niet verkeerd citeren, anders krijg je straks de hele handbikewereld achter je aan.

‘Ja, dan worden ze boos.’

Oh? Is het zo’n giftige wereld dan?

‘Als je de verkeerde dingen erover zegt, dan kan het wel giftig worden, ja. De concurrentiestrijd is sowieso erg heftig. Kijk, dat is natuurlijk ook wel gewoon een ding dat je vaak ziet in de top-sportcultuur. Ik bedoel: er kan er maar één de beste zijn, en iedereen wil op die positie komen. Ik zie mijn concurrenten ook echt als concurrenten, niet als gezellige collega’s of zo.’

Maar je leest best vaak dat atleten zeggen van: ‘Ah joh, we zijn een team, het gaat om de teamgeest, we doen het samen,’ maar jij zegt gewoon: niks daarvan, ik ben de beste en dat wil ik blijven ook.

‘Ja, precies. Je rijdt uiteindelijk toch voor jezelf. En aan het einde van de rit sta jij met die gouden plak. En dan kan je het wel met het hele team gedaan hebben, maar jij bent degene die het echt heeft gepresteerd.’

Even valt Chiel stil. Samen kijken we naar de medaille die tussen ons in ligt te glimmen.

Als ik in het midden start, gaan de ellebogen uit elkaar. Dan hou ik met niemand rekening

Nou, daar ligt ie dan.

‘Nou ja, dit is natuurlijk geen echte gouden plak, dit is van het NK, maar het begin is er. De Paralympische Spelen van Parijs in 2024, daar moet het voor mij gaan gebeuren. Tokio komt nog wat te vroeg, dan zou ik echt een trainingsschema moeten gaan volgen dat gewoon niet haalbaar is.’

Dan moet je echt onmenselijk veel gaan trainen?

‘Ja, dan zou ik echt naar de drie, vier keer per dag moeten. Maar Parijs 2024, daar ben ik al wel voor in training. Ik heb met mijn coach en de bondscoach een heel stappenplan gemaakt, ook over welke wedstrijden ik moet gaan rijden, zodat ik tegenstanders ontmoet die ik daar, in Parijs, ook zal gaan treffen. Ik wil het liefst meerdere keren tegen dat soort mensen gereden hebben. Liefst nog in verschillende weersomstandigheden.’

En wat wordt het? Hoe schat je je kansen in?

‘Nou, de verwachting is dat ik dit jaar het WK ga rijden, en daar wordt toch wel een toptienplaats van me verwacht.’

Is dat reëel?

‘Jawel, dat moet kunnen lukken. Onderin de toptien is voor mij al heel wat. Ik rij nu twee jaar professioneel.’

Bergopwaarts

Hoe word je profhandbiker? Ik bedoel: je bent best wel jong, toch?

‘Ik heb al best wel aan veel sporten gedaan. Rolstoelhockey, rolstoeltennis. Als rolstoelhockeyer heb ik Jong Oranje gehaald, maar dat werd na een tijdje niet meer ondersteund door de hockeybond, dus daar ben ik mee gestopt. Na een hockeytraining zag ik een flyer van een handbikebattle in Oostenrijk. Dan moet je twintig kilometer bergopwaarts, met stijgingspercentages van 17 procent.

Dat is een straffe klim.

‘Ja.’

Ik zou het liftje pakken.

‘De meeste mensen zouden daar wel voor kiezen, maar ik zie er toch de uitdaging in om boven te komen. En daarna werd ik gescout. Mijn huidige coach zag wat in me. En, nou ja, nu zit ik hier.’

En nu ben je de beste van Nederland.

‘Nou ja, de regerend wereldkampioen in mijn klasse is ook een Nederlander, dat staat wel leuk, natuurlijk.’

Maar jij hebt het NK gewonnen. Dus je hebt de wereldkampioen verslagen.

‘Ja, dat klopt. Met een klein beetje geluk wel. Maar vooruit, ik heb hem wel verslagen, ja.’

Chiel Albers (1999) is de beste handbiker van Nederland. Ambitie: de Paralympische Spelen van 2024 winnen.

En die wedstrijd, hoe ging dat in z’n werk? Ik bedoel: jij staat aan de start, ziet die wereldkampioen en denkt: dit wordt een taaie middag, of wat?

‘Ik dacht: een derde plek is ook leuk, en dan pakken we in en gaan we weer naar huis. Maar we waren één ronde bezig, ik reed op kop en ik dacht: waar is ie nou? Op een gegeven moment haalden we hem zelfs in, bleek ie een lekke band te hebben. Je krijgt wel compensatie voor een bandenwissel, maar we gingen hem twee keer voorbij. Hij is heel sterk, maar twee rondes inhalen was hem toch echt te veel.’

Een echte kampioen moet af en toe ook wat geluk hebben.

‘Ja, vooruit dan maar.’

In het wielrennen gaat het er soms best weleens vuil aan toe. Is dat bij jullie ook?

‘Ja, vooral bij de start kan het heftig zijn. Ik noem dat altijd een Formule 1-start. Je start met heel veel, en je wil toch in dat voorste groepje komen. Dus als je in het midden start, gaan de ellebogen uit elkaar. Dan hou ik met niemand rekening. Daar ben ik zelf dan toch ook best wel erg in. Als je niet goed aan de kant wil gaan, dan zorg ik wel dat je aan de kant gaat.’

En in Parijs? Gaan ze daar voor je aan de kant? Olympisch goud, is dat de ambitie?

‘Dat is wel het einddoel, ja.’ 

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Sport
  • William van der Voort