Stephanie-Joy Eerhart

'Ik kan niet vergeven of begrijpen zoals jij'

Columnist Stephanie-Joy Eerhart houdt haar adem in als Davy begint te vertellen over zijn familie.

Stephanie-Joy Eerhart

‘Ik wil er niet over praten,’ zegt Davy als ik vraag naar zijn familie. ‘Er is gewoon te veel gebeurd. Ik kan niet begrijpen dat je je bloedeigen kind of je broer op straat laat staan. Ik zou het echt niet kunnen.’ Abrupt staat hij op. ‘Zijn we klaar met dit gesprek?’ vraagt hij op een toon die zegt dat het hem te veel wordt. ‘We zijn klaar,’ zeg ik zacht. ‘Voor nu...’ zeg ik erachteraan. Davy lacht als een boer met kiespijn. 

‘Ik heb nooit een eigen huisje gehad, hè,’ zegt Davy de volgende dag. Hij had liggen malen van ons gesprek gisteren. ‘Toen ik op mijn zestiende uit huis ging, mocht ik bij mijn vriendinnetje en haar ouders wonen. Zolang ik maar ging werken, dat moest van haar vader. En dat heb ik ook gedaan. Eerst in de supermarkt. Later als glazenwasser. Tot die relatie uitging, toen kon ik op de bank bij mijn moeder. En daarna bij mijn zus. Ik ging werken en als ik thuiskwam, nam ik een bakje eten en ging ik zitten gamen. Meer had ik niet nodig. Totdat ze het zat waren en me niet meer binnenlieten.’ 

Ik zie de pijn in zijn donkere ogen. Davy krabt wat over een vers litteken op zijn arm om me niet aan te hoeven kijken. ‘Ik ben niet zoals jij. Ik kan niet vergeven of begrijpen zoals jij! Als ik een kind had gehad zou ik hem nooit op straat laten staan, nooit,’ zegt Davy resoluut. ‘Nee, familie is voor mij een gesloten boek. Weet je, ik heb ook helemaal geen zin in dat overleg dat je gepland hebt. Ik weet toch al wat jullie gaan zeggen. Net werk en zo. Ik heb al gezegd dat ik het daar niet over wil hebben,’ zegt hij terwijl hij een wegwerpgebaar maakt. ‘Begin erover en ik loop zo weg uit het overleg!’ 

Het is een paar weken later als Davy aanschuift bij het overleg met alle zorgverleners. Hij heeft een hoodie over zijn kaalgeschoren hoofd en klinkt schor als hij begint te praten. ‘Ik heb mijn moeder gisteren gebeld.’ Ik hou mijn adem in. ‘Voor het eerst in drie jaar,’ zegt Davy zacht. Het moment is zo breekbaar dat ik me niet durf te verroeren. Mijn collega reageert als eerste door hem te feliciteren. Davy vertelt hoe zijn moeder hem gezegd  heeft hoe het gelopen is en zegt dan: ‘Misschien is het ook wel goed geweest, anders zou ik daar misschien nog zijn. Bijna veertig en dan op de bank bij mijn moeder. Met mijn controller en bakje eten.’