Longread | zo maakte Richard Klinkhamer een eind aan zijn leven

Een jaar geleden overleed Richard Klinkhamer, de man die bekend werd door zijn vrouw Hannie met een breekijzer dood te s...

Een jaar geleden overleed Richard Klinkhamer, de man die bekend werd door zijn vrouw Hannie met een breekijzer dood te slaan en er een boek over te schrijven – Woensdag Gehaktdag. Biograaf Martijn Meijer blikt in een exclusieve voorpublicatie terug op het leven van voormalig Nieuwe Revu-medewerker Klinkhamer, die met hem openlijk sprak over een aanstaande zelfmoord, die op 19 januari 2016 plaatsvond. ‘Ik heb een paar jaar geleden in België een revolver gekocht, een Magnum Colt. Pang, een kogel door je kop en dan ben je er vanaf.’

Fotografie Laura Cnossen

Het is een stil straatje, de Egelantiersstraat in Amsterdam. Af en toe komt er een toerist voorbij of een buurtbewoner. Rond het middaguur wordt het drukker, dan zie je er daklozen en verslaafden lopen, op weg naar de gratis maaltijd bij de Missionaries of Charity, even verderop. Sinds 2003 woonde Richard Klinkhamer in de Egelantiersstraat. Op 1 oktober van dat jaar was hij uit de gevangenis gekomen, maar hij moest nog een jaar onder elektronisch toezicht blijven. Zijn komst naar de Jordaan verliep niet bepaald geruisloos: er werden Kamervragen gesteld over zijn vervroegde vrijlating, een verslaggever van Tros Vermist stond met een camera voor zijn raam. De buurtbewoners lieten ook van zich horen. Klinkhamer kreeg een ei tegen zijn raam en een anonieme brief in de brievenbus. We weten dat jij hier woont, was de strekking, we zijn niet bang voor je. ‘Moet je nog een schep hebben voor het volgende slachtoffer?’

Zwijnenstal

Regelmatig verklaarde Klinkhamer dat hij niemand nodig had, dat hij gelukkig was in zijn isolement. Toch was het opvallend hoezeer hij prijs stelde op contacten met de andere bewoners, ook al was het maar kort en oppervlakkig. Sommige buren keken hem niet aan en negeerden zijn groet, maar anderen leenden hem boeken en brachten soms een maaltijd langs. Voor een misantroop was hij af en toe zeer sociaal. Het was de tegenstelling die de psycholoog Ernst Ameling van het Pieter Baan Centrum ook al constateerde toen hij Klinkhamer kort na zijn arrestatie in 2000 onderzocht: Klinkhamer verlangde naar onvoorwaardelijk contact, maar omdat hij andere mensen niet kon vertrouwen, hield hij ze met zijn harde houding op een afstand. Ameling: ‘Hij wijst anderen af, zodat hij nooit meer afgewezen kan worden.’ Klinkhamer had zijn pantser nodig om zijn kwetsbare kant te beschermen. Helaas hield dat pantser hem ook gevangen. ‘Een ordentelijke brave burger,’ schreef Klinkhamer, ‘zal mijn armoedige onderkomen ongetwijfeld als zwijnenstal bestempelen.’

De mensen die zijn huis betraden, keken in ieder geval hun ogen uit. De vloer was bezaaid met kranten, tijdschriften, boeken. Op de muren van de gang en de huiskamer was een enorme collage geplakt van foto’s, schilderijen en illustraties, uit kranten en tijdschriften geknipt. Verder hingen er foto’s uit het Franse Vreemdelingenlegioen en een portret van hemzelf als 23-jarige – hij leek op die foto wel wat op Elvis, kreeg hij vaak te horen. Ook hingen er foto’s van Hannie. Elke dag groette hij haar. Naast zijn computer stond een portret van zijn vrouw. ‘Zij kijkt als ik aan het schrijven ben,’ zei hij.

Ook bij zijn verhalen, in zijn boeken (die van hemzelf en van anderen) en in zijn agenda’s plakte hij plaatjes en foto’s. In alle boeken die hij las maakte hij aantekeningen, vaak met balpen. Soms een opmerking of kritiek, soms een anekdote die hem te binnen schoot. Bijvoorbeeld in een aantal verhalenbundels van Carmiggelt die hij in 2010 kocht met Koninginnedag. Carmiggelt vertelt in een van de verhalen dat hij als 20-jarige in een hotelbed heeft geplast in zijn slaap, veroorzaakt door het geluid van een nabije waterval. Klinkhamer schreef in de marge: ‘Mij ook overkomen in Düsseldorf na een doorzopen nacht, in een achenebbisj hotelletje.’

Er waren meer opmerkelijke zaken in zijn huis te zien. Op een spiegel in de woonkamer had hij met viltstift geschreven: ‘Bij overlijden bellen met het AMC’. Er hing een brief bij met het telefoonnummer dat gebeld moest worden, zodat ze zijn stoffelijk overschot zouden komen ophalen. (Al in 1970 had hij zijn lichaam ter beschikking gesteld van de wetenschap.) In de gang hing zijn oude slagersbijl aan een spijker, voor het geval er een indringer kwam. ‘Wer mich erblickt, der scheidet vom Lebenslicht,’ stond erop geschreven, een citaat uit Wagners Ring des Nibelungen.

Steeds spartaanser

Zijn dag kende een vaste indeling. Hij stond vroeg op, vaak al om zes of zeven uur, en voerde de duiven die al op zijn vensterbank zaten te wachten. Een paar uur zat hij achter zijn computer te schrijven. Hij at een broodje en maakte een wandeling door de buurt. Als hij terugkwam, rond twee uur, ging het eerste pilsje open. Dan las hij urenlang – boeken, de NRC, Vrij Nederland, Nieuwe Revu, De Groene Amsterdammer. Het leek alsof hij vooral zoveel las om te zoeken naar verhalen die zijn nihilistisch wereldbeeld zouden bevestigen. De voorbeelden die hij haalde uit de krant en de passages die hij aanstreepte in boeken, moesten steeds de domheid en het egoïsme van het mensdom aantonen. Zo hield hij een knipselmap bij met berichten over recordbedragen die op veilingen betaald waren. De jurk van Marilyn Monroe geveild voor 4,6 miljoen dollar, een haarlok van Maria Callas verkocht voor 20.000 dollar, de aansteker van Pim Fortuyn (die hij bij zich droeg toen hij werd vermoord) van de hand gedaan voor 9100 euro – dat soort berichten waren voor hem getuigenissen van de menselijke waanzin. Hij bleef zich erover verbazen.

Klinkhamer dronk vier of vijf pijpjes Grolsch op een middag, nooit meer. Dat wist hij zeker, want iedere dag tekende hij in zijn agenda aan hoeveel hij gedronken had. Vaak rookte hij nog een paar pijpjes wiet, maar daar stopte hij radicaal mee in het voorjaar van 2012. De baas van zijn vaste coffeeshop was gearresteerd en hij had geen zin om naar een ander te gaan. Stoppen leverde geen problemen op.

Zo werden de laatste jaren van zijn leven steeds spartaanser. Hij kon met steeds minder toe en leek het ook een sport te vinden om zo minimaal mogelijk te leven. Hij bewaarde nauwelijks meer iets, kocht alleen het hoognodige. ‘Ich reise mit leichtem Gepäck,’ zei hij soms. Zijn woning was ingericht met meubels die hij voor een deel bij het grofvuil vandaan had gehaald. Er werd nauwelijks schoongemaakt. Als het licht in de keuken het niet meer deed of de wasmachine kapotging, dan liet hij het zo. Hij had zijn interesse in de dagelijkse dingen verloren.

‘Je wordt geboren om dood te gaan’

Eind 2008 had Klinkhamer veel pijn in zijn schouders. De dokter gaf hem in eerste instantie pijnstillers mee, maar die hielpen niet zo goed. Klinkhamer had een sterke af keer van ziekte; hij had al vaker gezegd dat hij er een eind aan zou maken als hij ‘makkes’ zou krijgen. Hij vroeg aan mij of ik hem nog een interview wilde afnemen dat na zijn dood gepubliceerd kon worden. Met deze laatste woorden wilde hij ‘voorkomen dat men nog meer onzin over mij verkondigt, bijvoorbeeld dat ik uit wroeging of zielenpijn er een eind aan heb gemaakt,’ zoals hij zei.

Ik interviewde hem, we spraken ongeveer een uur. Een paar dagen later werd het probleem opgelost toen de dokter hem het ontstekingsremmende cortison gaf. Het interview dat ik toen afnam, blijkt na Klinkhamers dood in 2016 niets van zijn zeggingskracht te hebben verloren. Hij vertelde toen dat hij niet kon slapen van de pijn in zijn schouders: ‘De nachten zijn een verschrikking en daar heb ik geen trek meer in. Als het zo verder gaat, maak ik er een eind aan.’

Waarom zo radicaal?

‘Ik heb er geen vertrouwen in. De medicijnen helpen niet echt.’

Heb je dan niets meer om voor te leven?

‘Als je zo oud bent als ik, heeft het leven sowieso niet zoveel meer in petto. Ik leef nogal geïsoleerd; ik verwacht niets meer van het leven of van andere mensen.’

Je hebt de laatste jaren toch wel wat literair succes gekend? Uitgeverij Just heeft Woensdag Gehaktdag uitgegeven en dat is goed ontvangen. Je krijgt brieven van liefhebbers van je werk. Je bent op weg een gelau- werde auteur te worden.

‘Dat is allemaal déjà vu, ik heb het al een keer meegemaakt met mijn eerste boeken en dat herhaalt zich nu. De literaire onsterfelijkheid zal me worst wezen.’

Maar kun je nu dan niet genieten van de aandacht?

‘Er valt niet veel te genieten. En de interesse van de mensheid stelt weinig voor, het is vooral sensatiezucht. Men is niet echt in mij geïnteresseerd.’

Hoe ga je het aanpakken?

‘Ik kan een overdosis medicijnen nemen, maar dat is omslachtig en de kans bestaat dat het alsnog misgaat. En het vergt veel voorbereiding. Het moet spontaan kunnen gebeuren, je moet niet een half uur bezig zijn om het voor te bereiden. Pang, een kogel door je kop en dan ben je er vanaf.’

Begrijp ik dat je een pistool in huis hebt?

Klinkhamer aarzelde even. ‘Hier moet ik voorzichtig mee zijn. Als dit verhaal in verkeerde handen komt, dan maak ik me schuldig aan verboden wapenbezit, daar heb ik geen trek in. Ik wil het er wel over hebben, maar…’ Ik beloof dat ik er met niemand over zal praten.

‘Goed. Ik heb een paar jaar geleden in België een revolver gekocht, een Magnum Colt.’

In een interview uit 1994 heb je eens gezegd dat je zelfmoord op de Dam zou plegen, met een fotograaf erbij.

‘Ja, toen verkeerde ik nog in de fase dat ik graag publiciteit wilde. Maar dat is te gênant, dat hoeft niet, daar ben ik overheen gegroeid.’

Ook toen al had je blijkbaar het idee dat je er op een zeker moment een eind aan zou maken.

‘Juist. Met dit soort dingen ben ik nooit ziekelijk bezig geweest, hoor. Het is gewoon een kwestie van realisme. Ieder mens houdt zich ermee bezig, je leeft en je gaat dood. De vraag is op welke manier. Daar kun je over nadenken, dat heb ik gedaan.’

Maar jij praat er wel erg nuchter over.

‘Dat komt door mijn achtergrond. Die ouweheer van mij, mijn stiefvader, die heeft me dat ingeprent. Hij zei altijd: “Als ik doodga, dan kunnen ze me op de mestvaalt gooien of met de vuilnisman meegeven, want daarna is er toch niks meer.” Dat heeft indruk op me gemaakt.’

Geen crematie of begrafenis dus?

‘Nee, dat is enorm vervuilend voor het milieu. En het kost tegenwoordig ook nog zes, zevenduizend euro.’

Denk je niet dat de mensen straks zullen zeggen: die Klinkhamer deed altijd alsof hij zo’n harde jongen was, maar als het even tegenzit knijpt hij er tussenuit.

‘Er is meer moed voor nodig om er op mijn manier tussenuit te knijpen dan om het einde lijdzaam af te wachten.’

De Romeinen beschouwden zelfmoord als een eervol einde…

‘Ja, de Romeinen waren hun tijd ver vooruit. Het meest prettige einde voor een Romein was om in een badkuip met warm water te gaan liggen en de aderen te openen, en dan zo zachtjes leeglopen. Dat lijkt me geweldig. Maar een schot door je hoofd is ook afdoende. Als je dat doet, moet je wel zorgen dat je er geen smeerboel van maakt. Een pan over je hoofd doen of zoiets, zodat je hersens niet tegen het plafond spatten. Dat kun je mensen die jou vinden niet aandoen, dat moet allemaal schoongemaakt worden.’

Je hebt altijd nogal nonchalant gesproken en geschreven over de dood. ‘Een onbeduidende verschuiving in de kosmische orde,’ heb je de dood eens genoemd. Begin je er nu wat meer ontzag voor te krijgen?

‘Nee. Je wordt geboren om dood te gaan. Het is een overgang van iets naar niets.’

Heb je geen angst?

‘Zeker niet. Het is mooi geweest, het is minder fraai geweest, het is genoeg geweest.’

Voor mij is het moeilijk voor te stellen dat je met zoveel gelatenheid naar de dood kunt kijken.

‘Daar moet je dus wat ouder voor worden. Over veertig jaar denk jij er misschien ook zo over.’

Hoe moeten de mensen je herinneren?

‘Ze hoeven zich mij niet te herinneren.’

Heb je niet nagedacht over hoe je in de herinnering wilt voortleven?

‘Nee.’

Waarom geef je dit interview dan, als het je niks kan schelen?

‘Er is nu genoeg over mij geschreven en gepraat.

Om te voorkomen dat men nog meer onzin over mij verkondigt, bijvoorbeeld dat ik uit wroeging of zielenpijn er een eind aan heb gemaakt, daarom geef ik dit interview.’

En je naasten? Vraag je je niet af hoe zij over jou zullen denken?

‘Daar hou ik me niet mee bezig.’

Ben je dan werkelijk zo onverschillig?

‘De paar mensen die ik waardeer, die weten hoe de vork in de steel zit. Daar hoef ik niets aan uit te leggen.’

Waar ben je het meest trots op?

‘Dat ik toch een zevental boeken heb geschreven, hoewel ik maar vijf jaar lagere school heb gehad. En mijn desertie uit het Vreemdelingenlegioen. Daar was echt moed voor nodig. Je kunt ook vijf jaar lijdzaam uitdienen, net zoals je het leven lijdzaam kunt uitleven. Ik heb enorme risico’s genomen, ik ben midden in de nacht met een liter water de woestijn ingelopen in de richting van de vrijheid, naar ik hoopte. En dat is wonder boven wonder gelukt. Zo zat ik in elkaar en zo zit ik nog steeds in elkaar. Ik kies voor de radicale oplossing. Dat pakt soms goed en soms slecht uit.’

Waar heb je het meeste spijt van?

‘Dat ik Hannie van het leven heb beroofd.’

Heb je nog wat laatste woorden voor ons?

‘Om Schopenhauer te citeren: “Er is geen mens dat deugt.” Voor mij zijn alle mensen ratten, op een paar na die het tegendeel hebben bewezen.’

Na af loop van het interview liet Klinkhamer zijn revolver zien, die hij verborg in een hol telefoonboek. Hij klapte de cilinder open; er zaten vier kogels in. Eén kogel had hij al afgeschoten, bij wijze van test. ‘Je hoort van die verhalen over oudjes die in hun huis overvallen worden,’ zei hij. ‘Als ze dat bij mij proberen, komen ze van een koude kermis thuis.’

Strop of pistool?

Ik wist dat Klinkhamer in november 2015 een longontsteking had gehad. Dat had hem een klap gegeven. Ik wist ook dat hij enigszins levensmoe was, maar als ik hem bezocht leek hij altijd goedgehumeurd. Zijn dood kwam dus onverwacht.

Op donderdag 21 januari 2016 werd ik gebeld door een buurman, die vertelde dat de politie in Klinkhamers huis was; ze hadden zijn deur opengebroken. (Buren hadden de politie gewaarschuwd omdat ze hem al een paar dagen niet gezien hadden.) Een van de politiemannen had aan de buurman verteld dat Klinkhamer was overleden (waarschijnlijk op dinsdag de 19de) en dat er verder niets bijzonders was opgemerkt. Hij was dus in zijn slaap overleden, concludeerde de buurman.

Het was een verrassing voor mij dat Klinkhamer een ‘natuurlijke dood’ was gestorven. Ook de uitgever werd op de hoogte gesteld en die liet dezelfde middag een persbericht uitgaan: ‘Met spijt deelt uitgeverij Just Publishers mee dat eerder deze week auteur Richard Klinkhamer is overleden. Klinkhamer (1937-2016) overleed in zijn slaap in zijn benedenwoning in de Amsterdamse Jordaan. Hier leidde hij, na zijn terugkeer uit detentie wegens doodslag op zijn vrouw, een teruggetrokken bestaan met dagelijks vaste rituelen.’ Het bericht eindigde met de zin: ‘Klinkhamer heeft zijn lichaam ter beschikking gesteld van de wetenschap.’ Een paar uur later was het nieuws te horen op televisie (het Achtuurjournaal) en op de radio. De volgende dag stond het in de kranten: Richard Klinkhamer is overleden ‘in zijn slaap’.

Een paar dagen later hoorde ik van een rechercheur, die Klinkhamers woning na zijn dood had onderzocht, dat het toch zelfmoord was. Naast zijn lichaam op het bed was een vuurwapen gevonden. Hij had zich toch door zijn hoofd geschoten, precies zoals hij altijd had voorspeld.

Toen ik bij zijn huis ging kijken, zag ik op een tafeltje voor het raam Klinkhamers agenda liggen, opengeslagen. Het was duidelijk dat hij die daar expres had neergelegd. In uit de krant geknipte woorden viel te lezen: ‘Strop [plaatje van een strop] of [plaatje van een pistool] in 2016?’ Ook waren er twee portretjes van Hannie bij geplakt.

Donderdag de 21ste was zijn lichaam weggehaald door uitvaartonderneming Zuid, gevestigd in de Fred Roeskestraat in Amsterdam. Het lichaam, dat inmiddels was overgedragen aan de nabestaanden, lag enkele dagen in het mortuarium. Het bleek dat het AMC niet geïnteresseerd was in het lichaam voor anatomisch onderzoek. (Het lichaam moet namelijk binnen 24 uur na overlijden worden binnengebracht bij de universiteit.) Daarom moest hij toch gecremeerd worden, anders dan Klinkhamer had gewild. De crematie vond plaats op woensdag 27 januari 2016, in stilte, zonder aanwezigen.

Mit leichtem Gepäck

Ik kon er begrip voor opbrengen dat Klinkhamer de hand aan zichzelf zou slaan als zijn leven niet langer draaglijk zou zijn. Maar wat ik niet begrijp, is waarom hij juist op die dag in januari eruit moest stappen. Twee weken voor zijn dood had ik hem nog telefonisch gesproken en toen leek er niets aan de hand te zijn.

Het plan om zelfmoord te plegen, kan waarschijnlijk lang in iemands hoofd sluimeren om zich dan plotseling, bij een kleine of grote aanleiding, met grote kracht op te dringen. Ik weet niet wat die aanleiding geweest is. Ik weet ook niet waar Klinkhamer tijdens zijn laatste uren aan heeft gedacht. En zelfs als ik hem die dag had gesproken, had ik dan meer van zijn daad begrepen? Wie weet er echt wat er in een ander omgaat?

Misschien dat deze notitie van Klinkhamer, die ik aantrof in een verhalenbundel van Carmiggelt, enig licht werpt op zijn einde. ‘De dood heeft niets afschrikwekkends als je oud bent en niemand om jou geeft – jij van niemand houdt – en je geen bezittingen achterlaat. Dan reis je af mit leichtem Gepäck. (Fiat veritas, pereat vita.)’

Deze Latijnse spreuk betekent zoiets als: de waarheid moet tot haar recht komen, al gaat het leven te gronde. Wat Klinkhamer ermee bedoelde, weet ik niet. Waarschijnlijk niet dat met zijn dood de waarheid boven zou komen, want er zijn veel vragen die nooit meer beantwoord zullen worden. Hij had me al gewaarschuwd: 100 procent waarheid zou ik met mijn biografie nooit bereiken.

Hij blijft ongrijpbaar.

Dit artikel is een bewerking van twee hoofdstukken uit Klinkhamer, de biografie, die binnenkort verschijnt bij Just Publishers.