Stephanie-Joy Eerhart

‘Doorweekt kom ik aan bij Willem, die eindelijk zelfstandig woont’

Columnist Stephanie-Joy Eerhart houdt het niet droog als ze op bezoek gaat bij Willem.

Stephanie-Joy Eerhart

‘Weet je zeker dat hij zelfstandig kan wonen?’ mijmert mijn collega Chris. ‘Ik bedoel, hij is zo vaak dronken. Laatst nog, toen hij tegen je zei dat je zulke mooie ogen had, dat het leek alsof je een uil was?’ Ik voel dat ik kleur terwijl ik aan het ongemakkelijke moment terugdenk. Willem had geen idee wat hij aan het raaskallen was toen hij vertelde dat ik net een of andere wijze uil was, zo mooi had hij me nooit eerder gezien.

‘Hier wordt hij ook niet beter, tijdens elk gesprek dat we voeren, vertelt hij hoe moeilijk het is om hier te wonen tussen zoveel andere mensen met problemen. Dat hij er niet meer tegen kan dat zijn was uit de machine gejat wordt of dat iemand het tostiapparaat niet heeft schoongemaakt. Toen ik hem aanmeldde voor een woning, was hij al een tijd van de drank af.’ Ik hoor gezucht van mijn collega’s. We hinken vaker op twee gedachten als we moeten bepalen of bewoners het gaan redden als we ze aanmelden voor een zelfstandige woning met begeleiding op afstand.

‘Ik heb geen glazen bol. Maar Willem komt van goeden huize, hij heeft geen psychische problemen. Die overval van jaren geleden heeft hij wel verwerkt. Hij heeft verslavingszorg die ook met hem weglopen. Hij werkt in de tweedehandswinkel. En ja... hij drinkt en hij gebruikt af en toe ook pillen. Maar hij zegt ook dat het hem aangeboden wordt en hij geen nee kan zeggen.’

‘Ik weet het niet hoor, ik zag hem laatst nog met die agenda. Hoe krijgt hij het voor elkaar, nu snap ik wel dat hij steeds zijn afspraken vergeet!’ roept Alfred. Chris kijkt hem aan met een blik die om verduidelijking vraagt. En wijst dan naar mij. ‘Laat haar het maar uitleggen.’

‘Ja, die agenda, jongens. Willem heeft dus een agenda. Uit 2018. Hij krast gewoon de datum door en verandert deze zodat het klopt, maar dat gaat dus steeds mis.’ Alfred kan het niet laten om te lachen en zegt: ‘Nou, ik ben benieuwd of hij zichzelf kan redden.’

‘Voorlopig is het nog niet droog,’ waarschuwt Chris me als ik een paar maanden later op de fiets spring om op bezoek te gaan bij Willem. In zijn eigen woning. Ik lach een beetje zuur naar hem en trap wat harder. Natgeregend bel ik bij Willem aan. De deur zoemt van het slot en bovenaan de trap staat hij te roepen. ‘Ik had je al geappt, dat als je niet wilde komen, ik het wel begreep hoor, maar ik heb een schone handdoek voor je klaargelegd!’