Onze man in Nieuwegein, tussen de slotracers

Vroeger had elk jongetje van een jaar of tien er wel eentje: een slotracebaan met een paar autootjes met een kammetje en...

Vroeger had elk jongetje van een jaar of tien er wel eentje: een slotracebaan met een paar autootjes met een kammetje en een magneetje in het midden. Tegenwoordig zit Nederland nog maar dun in de slotracers. Onze man zocht ze op tijdens een slotracecompetitieavond in Nieuwegein.

Fotografie Alexander Schippers

De ouderwetse slotracebanen waren de kroonjuwelen van de speelgoedcollectie van vele Nederlandse kinderen en hun ouders. Een racebaan met autootjes en een pistooltje om gas te geven. Het zorgde jarenlang voor eindeloze racesessies, terwijl de kleurentelevisie zachtjes meeknorde en de Yogho Yogho lauwwarm stond te worden op de keukentafel. Toch is het slotracen nog niet helemáál verdwenen. Ergens in achterafkamertjes wordt zelfs nog een slotracecompetitie gespeeld. Toegegeven, in Nederland is het vele malen kleiner dan in Italië, Spanje en Portugal, maar het bestaat nog.

Marco’s Model Cars in Nieuwegein is de thuishaven van een van de nog bestaande slotraceverenigingen in Nederland. De website van Marco komt rechtstreeks uit de jaren 90, en ook de winkel zelf is een prachtige hommage aan de tijden van weleer. Het winkeltje is klein en staat tot het plafond volgeduwd met modelautootjes. Marco laat trots zijn verschillende soorten auto’s zien. Links de auto’s voor de wat specifiekere liefhebbers, in het midden de standaardmodellen voor slotracers, en rechts nog een aantal radiografisch bestuurbare auto’s, naast een rek dat gevuld is met spullen om modelauto’s te pimpen.

Na een korte rondleiding lopen we door naar het met verkeersborden en coureursshirtjes versierde achterzaaltje, waar een enorme racebaan opgebouwd is, compleet met een miniatuurtribune, echt werkende lantaarnpaaltjes en hier en daar een bruggetje waar de gewone miniatuurmensjes overheen zouden kunnen rijden.

Langzaam maar zeker druppelen de mannen van de vereniging binnen.

Marco stelt me aan Kees voor, een vooraanstaand lid van de vereniging. Kees is de beste autosleutelaar van de groep.

Autosleutelaar? Wordt er ook nog aan deze wagentjes gesleuteld?

‘Jazeker,’ antwoordt Kees. ‘Kijk alleen al om te beginnen naar het onderplaatje van zo’n auto,’ begint hij enthousiast, terwijl hij een autootje omdraait en de onderkant laat zien. ‘Kijk, vanuit de winkel kunnen ze eigenlijk nooit hélemaal garanderen dat ze honderd procent vlak zijn. Dus dan stop je ze een tijdje in de magnetron.’

Pardon? In de magnetron?

‘Nu ja, dat wordt wel gedaan, ja. Ik heb zelf een ander systeem, met een waterkoker, en dan daarna even in een bak in de oven.’

Hè? En daarna? De banden nog even in de frituur en rijden maar?

‘Haha, nee. Alleen in de oven. Want daar trekt de onderplaat recht van. Scheelt toch weer een millimetertje of wat. Op de baan kan dat gewoon veel verschil maken. Wat je eigenlijk wil is natuurlijk dat de banden allemaal plat op de baan staan.’ Ach, ja. Natuurlijk.

Kees is op stoom. Hij vertelt dat ook het afmeten van het juiste gewicht van de magneet nog een hele klus is. Hij legt uit dat de magneet zorgt voor een solide wegligging, maar een maximaal gewicht mag hebben. Hoe meer magneet, hoe minder de auto’s uit de bocht vliegen. Maar dat veel van de slotracesleutelaars er dus een sport van gemaakt hebben om de magneten zo dicht bij dat maximale gewicht te krijgen.

‘En dat gaat om fracties hoor! Echt! Mooi is dat!’ Kees lacht enthousiast tijdens zijn uitleg.

Nou en of, Kees. Nou en of!

Warmdraaien

Het heeft iets vertederends, tien volwassen mannen die als jonge jongetjes zo enthousiast naar elkaars miniatuurautootjes kijken, en zelfs met een klein beetje ernst kunnen vertellen dat ze hun bodemplaat een nachtje in de oven leggen om de auto nog beter te maken. Ik kijk mee met Marc, die alvast wat proefrondjes rijdt. Marc is naar eigen zeggen een echte Alfa Romeo-man.

‘Ik wil het liefst rijden met échte auto’s, snap je?

Het moet allemaal wel kloppen. Het moet een auto zijn die in het echt ook gewoon kan bestaan. Mijn favoriete racewagentjes zijn eigenlijk altijd wel de Romeo’s.’

Marc laat zijn wagentje even stoppen en laat hem aan me zien. Kijk, dit is toch prachtig. Klopt helemaal. Ja, in het echt kun je hem niet betalen, maar zo kan ik toch nog een beetje in zo’n auto rijden.’

Net echt.

‘Nou ja, zoiets, in elk geval.’ Marc lacht als hij zichzelf hoort praten. Dan zet hij zijn autootje weer terug op de baan.

Maar, oké, nu gaat de wedstrijd beginnen dan?

Nee, nee,’ antwoordt Marc, ‘eerst moeten alle autootjes nog op de rollerbank, kijken of ze wel reglementair zijn.’

Pardon?

‘Nou ja, het magneetje mag niet te zwaar zijn, het gewicht moet goed zijn, dat soort dingen.’

Oh?

‘Zeker. En dan gaan we nog even inrijden ook, hoor.’

En zo geschiedt. De autootjes gaan door de keuring. Dan gaat er een kleine golf van opluchting door het achterzaaltje: geen van de tien mannen heeft een illegaal autootje meegenomen. Het spel is op de wagen.

Na de metingen beginnen de eerste vier mannen warm te rijden. De omstanders kijken met serieuze gezichten naar de verrichtingen op het parcours. Iemand roept vanachter uit de zaal wat rondetijden door. ‘10,9!’ roept een man achterin. Er wordt gelachen. ‘10,9?!’ antwoordt een van de coureurs. ‘10,9?!’

‘Niet slecht hoor,’ klinkt het bewonderend links van me. Marco, rechts van me, denkt daar anders over: ‘Terug naar de keuring jij! Dit is onmogelijk,’ roept hij schertsend. Alle mannen lachen hard. ‘Zie je,’ duidt hij nog eens, ‘het is hier ook gewoon hartstikke gezellig, hoor.’

Wedstrijdspanning

Na een half uurtje warmrijden, begint de eerste wedstrijd – de wedstrijd van de klasse voor gematigd fanatieke coureurs, legt Marco me uit. Vier mannen staan met hun gaspedaalpistooltjes aan de korte zijde van de racebaan, onder wie Marc, de Romeo-man, en Ome Co, die net nog meehielp in de winkel. Geconcentreerd kijken de mannen, licht met hun neus hun autootjes volgend, hoe de race verloopt. Achterin het rondetijdenhokje staat Kees, die de rondetijden omroept, onder een Formule 1-achtig vlaggetje. Er wordt weinig gepraat. Om de baan heen staat iedereen geconcentreerd te kijken. Bij de linkerhoek vliegt het autootje van Ome Co uit de bocht. Meteen snelt er iemand naartoe om het ding weer terug in de baan te zetten. Dan gooit een van de wat oudere andere mannen ineens gefrustreerd zijn gaspedaalpistooltje neer.

‘Ik stop ermee,’ zegt hij boos.

‘Hè, wat? Hé joh! Waarom nou?’

‘Ja, ik heb gewoon een bloedneus van de concentratie en het voorover staan. Zo schiet het niet op, hoor.’

Hij pakt een zakdoek uit zijn broekzak en loopt met een lang gezicht van de racebaan weg, in de richting van de buitenlucht. Halverwege kijkt hij nog eens in zijn zakdoek. Blijkbaar is het bloeden gestopt. Hij kijkt op, en ziet dat de autootjes ineens allemaal stilgevallen zijn. Marc probeert hem op te beuren.

‘Hier, kijk, ze wisselen nu alle auto’s van baan.

Kun je gewoon weer instappen. Niks aan het handje.’

De bloedneusman kijkt nog één keer in zijn zakdoek en sloft dan toch weer terug. Marc kijkt me even aan.

‘Ja,’ verzucht hij. ‘Dit gaat met bloed, zweet en tranen hier, hoor. Wie heeft er ooit gezegd dat slotracen geen gevaarlijke sport is!’

Alle auto’s staan in hun nieuwe baan. Dan volgt de tweede ronde, maar bij Ome Co begint de concentratie een beetje weg te zakken. Zijn auto vliegt alweer een keer uit de bocht, en komt zelfs overdwars op de baan te liggen. Ome Co wordt baldadig en begint grapjes te maken tijdens het racen. De mannen om hem heen moeten weliswaar een beetje lachen, maar toch krijgt hij even een kleine reprimande. De omstanders vinden dat hij zijn mond moet houden.

‘Ome Co, even concentreren,’ moppert een man op de hoek van de baan.

‘Ga je zo ook nog zingen, Ome Co?’ probeert een ander zijn voorganger de loef af te steken. Ome Co heeft er maling aan; die blijft tot het einde van de rit grapjes maken.

24 uur

‘Weet je,’ vertelt Marco, ‘wat nou ook mooi is?’ Hoopvol kijkt hij me aan, hij wacht even met praten.

Nee?

‘Wat we ook weleens doen, dat is eigenlijk de allermooiste race die we hebben. Dan doen we de 24 uur van Le Mans na.’

De 24 uur van Le Mans?

‘Ken je dat niet?’

Ik heb eigenlijk helemaal niets met autosport. Sorry. Maar, oké, de 24 uur van Le Mans.

‘Ja, dat is dus 24 uur racen. En dat doen wij dus na in een speciale wedstrijd. Beginnen we ’s middags, en dan plakken we hier alle ramen dicht. En dan, en dat moet je je eens voorstellen, dan spelen we dus eerst een serie rondes met gewoon de lampen hier aan, alsof het dag is.’

Oké. En dan?

‘Nou, dan wordt het daarna avond, en dan moeten de auto’s dus in het donker rijden. Moeten alle koplampen werken, en...’ Marco wijst naar een paar kleine straatlantaarntjes naast de racebaan. ‘Dan gaan die lantaarns aan, en daar moeten de coureurs het dan mee doen. Net als in het echt. Nou, en daarna wordt het dus weer licht, dan doen we de lampen weer aan – want we racen natuurlijk niet letterlijk 24 uur.’

Ah ja, nee dat snap ik.

‘Ja, maar, ho! Sommige mensen doen dat wel hoor. Het wordt wel gedaan. Maar dan weet je écht niet wat je meemaakt. Maar wij doen het in elk geval niet. Wij simuleren het, zeg maar.’

Ja, precies.

Even is Marco stil. Samen beelden we ons de ronde van Le Mans in, hier in deze achterzaal van Marcs modelautowinkel. Dan lacht Marco voldaan en kijkt hij me nog eens aan. ‘Mooi hè?’

Nee, ja, zeker.