‘Twintig jaar later maak ik nog steeds herrie. En ik schrijf weer columns’

De hoofdredacteur van Nieuwe Revu heeft mij gevraagd als columnist. Grappig. Ik ben namelijk helemaal geen columnist. Ik...

De hoofdredacteur van Nieuwe Revu heeft mij gevraagd als columnist. Grappig. Ik ben namelijk helemaal geen columnist. Ik maak vooral herrie met m’n bandje, The Jerry Hormone Ego Trip. En ondertussen werk ik wel wat aan een roman. Maar columns? De laatste keer dat ik er een schreef, was toen ik op de havo zat. Voor schoolkrant de Knots. Het zal in 1997 of 1998 geweest zijn.

Ik was weinig succesvol als columnist. De redactie weigerde zo’n beetje al mijn stukjes. Niet omdat ze slecht geschreven waren (al waren ze dat ongetwijfeld), maar om gedonder met leraren en schoolbestuur te voorkomen. Mijn eerste column kwam meteen al niet voor publicatie in aanmerking. Hij heette Potverdikkie! en ging over twee docenten Nederlands. Beiden vrouwen van in de vijftig. Beiden kort, grijs haar. Beiden een bril zonder montuur en een donkergroene kabeltrui. Beiden lesbisch. Met elkaar. Daar werd lacherig over gedaan, want we waren pubers, maar ik schreef: ‘Kom op! We leven in de jaren 90! Homoseksualiteit is niks geks! En wat die twee in hun vrije tijd doen, moeten ze toch zeker lekker zelf weten?’

In de tweede alinea ontspoorde mijn opiniestuk in een erotisch verhaal van zo’n drie kantjes. De twee docenten vingerden, likten en schaarden dat het een lieve lust was en een aard had. ‘Maar,’ zo besloot ik, ‘dat moeten ze dus zelf weten. Dat gaat ons helemaal niets aan.’

Ook mijn column over tekenleraar ‘Mr. Miyagi’ en docent Engels ‘de Beatle’ werd geweigerd. Een jaar eerder waren ze op schoolkamp door leerlingen achter een blokhut met een blowtje betrapt. Ik voerde het tweetal op als een soort Cheech & Chong die een doldwaas, apestoned avontuur beleefden. Om het stukje educatief verantwoord anti-drugsgebruik te maken, liet ik het slecht aflopen. Mr. Miyagi kreeg de munchies en at roze koeken uit de kantine tot hij explodeerde. De Beatle werd zo high dat ie dacht dat ie kon vliegen, uit het raam van zijn lokaal op de tweede verdieping sprong en als vlek op het schoolplein eindigde.

Dan was er nog de column over de leraar Duits die – weer of geen weer – een kort broekje droeg dat zó kort was, dat het een wonder mag heten dat z’n piemeltje nooit uit een van de pijpjes hing. Een bijzonder akelige man die veel schreeuwde en een van zijn dikke Wörterbucher naar je hoofd smeet als je je mit-nach-bei-seit-von-zu-aus-außer-entgegen-gegenüber niet foutloos op wist te dreunen. Ik maakte in mijn stukje een kampbewaarder van hem en wij, zijn leerlingen, droegen gestreepte pyjama’s. Mocht niet.

De enige columns van mijn hand die de Knots wel haalden, waren afzeikstukjes over Martin Gaus van Dierenmanieren en Rolf Wouters met z’n tandenborstelshow. Doorspekt met grappen die ik jatte van Youp van ’t Hek. Het werd geplaatst, maar niemand nam aanstoot. Dus voor mij was de lol van het columns schrijven er wel vanaf. Ik vond al snel een andere uitlaatklep voor mijn puberale drang tot schenenschopperij. Op MTV zag ik clips van Nirvana, Green Day en The Offspring. Ik moest en zou ook een teringherriebandje beginnen.

Bij mijn laatste bezoek aan de redactie van de Knots deed ik in een onbewaakt ogenblik een greep in de kas. Van de buit (ruim 200 gulden) kocht ik mijn eerste elektrische gitaar.

Twintig jaar later maak ik nog steeds herrie. En ik schrijf dus weer columns. Zolang die niet door de redactie worden geweigerd, uiteraard.