In de nacht dat hij verdronk, had Tim Griek grootse plannen voor de toekomst. Het was februari 1988 en hij was pas 43 jaar, maar Griek had zijn sporen ruimschoots verdiend in de muziekindustrie. Eerst als drummer bij de legendarische symfonische rockband Ekseption, later als producent en Artist & Repertoire-manager bij platenmaatschappij EMI. Hij was gedurende zijn carrière betrokken bij platen van Jan Akkerman, Imca Marina, Focus, Elly en Rikkert, The George Baker Selection, Pussycat en Brainbox – to name but a few.
Toch stak één samenwerking er met kop en schouders bovenuit: die met André Hazes. Bloedgabbers waren het, vrienden voor het leven. Hoewel Tim een nette Haarlemse jongen uit een keurig gezin was en André een Amsterdams boefje met een pittige jeugd hadden die twee aan een half woord genoeg. Vooral als het op muziek aankwam.
Dus maakte André onderdeel uit van Tim Grieks grote plan: een platenmaatschappij waar hij zélf de lakens zou uitdelen. Disky, zo heette de platenmaatschappij van een rijke ondernemer uit Hoorn, en Griek zou voor hem het beste wat er in Nederland op muzikaal gebied te krijgen was bij elkaar brengen. En daar hoorde Hazes bij. Die stond nog onder contract bij een andere platenmaatschappij, maar dat contract zou binnenkort aflopen. Kat in het bakkie, wist Griek, al ging het allemaal niet vanzelf: hij werkte soms twintig uur per dag in die maanden. Maar dat was hij gewend en het was een klein offer, vond hij, want als dit van de grond kwam, zou het groots en meeslepend worden. En hij zou na jaren buffelen straks eindelijk weer eens wat meer tijd hebben voor zijn gezin. Voor zijn vrouw Leny, voor dochter Carin en zoon Tim junior. Het lot besliste anders. Tim Griek viel in de ijskoude nacht van 12 op 13 februari 1988 op de Huygendijk in slaap achter het stuur en reed de Ringvaart in. Op steenworp afstand van het huis in Oterleek waar zijn gezin lag te slapen, verdronk Tim Griek. En met hem zijn droom.
‘Wat lijk jij op je vader’
Tim Griek junior (48) zit achter de witte Yamaha-piano in zijn Amsterdamse appartement. Driehoog, hartje Jordaan, ruim en strak, maar warm ingericht. Een paar noten van Billy Joel’s Pianoman, dan houdt ie het voor gezien. Tim staart uit het raam naar de Westertoren. Hij praat niet graag over zichzelf, zegt ie, maar als je het hem op de man af vraagt, wil hij wel toegeven dat het af en toe nog knaagt. Na zijn vaders dood heeft hij het nog even geprobeerd, iets te bereiken in de muziek, in de voetsporen treden van zijn ouweheer. Hij had een piano, een Korg M1-synthesizer en een Atari 1040 ST, destijds dé computer om muziek mee op te nemen. En eigenlijk, zegt Tim, had hij er ook gewoon mee door moeten gaan. Maar hij was te jong. Een stuurloos gastje van veertien wiens vader net was overleden. Dat doet wat met een kind. Dus verkocht hij alles. Er kwam uiteindelijk wel een andere piano in huis, maar hij doet er niet veel mee. En het is goed zo: Tim heeft een puike baan als exportmanager bij een multinational, leeft een comfortabel leven.
Wat niet wil zeggen dat de muziek nooit zal blijven lokken. Het zullen de genen zijn, gokt hij. Dezelfde genen die ervoor zorgden dat hij ongelooflijk veel op zijn vader lijkt. Qua uiterlijk, maar toch vooral in zijn manier van praten, het timbre van z’n stem, zijn houding, de maniertjes. Bijna eng is het.
Vond ook André Hazes. Die schrok zich kapot toen hij Tim junior zestien jaar na het overlijden van senior weer zag in de Passenger Terminal in Amsterdam. Dat was in 2003, op een bedrijfsfeest dat Tims schoonvader had georganiseerd. Er was uitgepakt: iedereen in smoking, Volumia! trad op, Hans Klok deed dingen met zijn windmachine en het slotstuk van de avond was een optreden van Hazes. En Tim was erbij. ‘Mijn schoonvader moest dat feest elk jaar organiseren en besteedde de productie ervan uit bij een ander bedrijf. Die kwamen met een prima plan, waar mijn schoonvader met liefde een krabbel onder wilde zetten. Op één voorwaarde: ik moest er die avond bij kunnen zijn, Hazes mogen ontmoeten. Dus daar stond ik, die avond, te wachten bij de deur om Hazes op te vangen zodra ie arriveerde. Hij kwam binnen met Robert de Waal, zijn bodyguard. “Goedenavond André,” zei ik, “goedenavond Robbie.” Ze mompelden wat terug, liepen door, maar tien meter later stopte André. “Jezus Christus,” zei hij, “wat lijk jij op je vader.”’
Het is even stil in het appartement. Tim kauwt zijn verdriet weg, slikt, gaat verder en vertelt hoe bijzonder dat voelde. Ze hebben nog een tijdje in Hazes’ kleedkamer zitten praten. Over hoe het nu met André ging, en met Tim zelf. Over zijn vader ging het niet. Niet écht in ieder geval. Niet zoals Tim het had gewild. Niet eens per se die avond, maar al eerder, vlak na zijn vaders dood, had Tim graag eens echt met de zanger gepraat. André Hazes en zijn vader waren vrienden, namelijk, dat wist iedereen. ‘Twee handen op één buik,’ zegt Ron Brandsteder over de twee in Kleine Jongen, de afgelopen april uitgezonden vierdelige documentaire over Hazes. En voor wie het niet wist, maakte André het zelf wel duidelijk in de rouwadvertentie, waarin hij Tim Griek ‘onvervangbaar’ noemde. Of in de interviews die hij in de periode na Grieks overlijden gaf. ‘Tim was een vriend,’ zei hij in De Telegraaf van mei 1989, ‘als ik hem nodig had ’s nachts om twaalf uur, of ’s nachts om vijf uur, kwam hij.’ En in een ander interview uit die tijd: ‘Er gaat geen dag voorbij dat ik niet even aan hem denk.’ En dan was er nogBedankt mijn vriend, de ode die Hazes schreef voor Griek, na diens vroegtijdige dood.
Dus ja, hij had het fijn gevonden, zegt Tim junior, als hij iets meer van zijn vader te weten had kunnen komen. Hij opent het platenkoffertje dat hij ooit van zijn vader kreeg. Het zit vol met foto’s, krantenknipsels en tijdschriften. ‘Dit is het enige wat ik nu heb. Kijk naar die foto’s van André en mijn vader: lachen, gieren, brullen, toch? Samen op pad, samen in de studio, slokkie bier op. Daar had ik meer van willen weten, van de verhalen die ze elkaar vertelden, de dingen die er gebeurden, de band die ze hadden. Ik weet wel iets, maar dat is allemaal uit tweede hand. Ik had het van André zelf willen horen. Maar die trok het niet. André vertelde dat die avond van het bedrijfsfeest aan mijn schoonvader. Dat hij niet met mij om kon gaan, dat hij het nooit op had kunnen brengen, omdat ik te veel op mijn vader leek. Het was te pijnlijk. Maar, zei André, hij had wel altijd geweten dat ik op m’n poten terecht zou komen. En hij was blij om te zien dat dat daadwerkelijk was gebeurd. Die avond nodigde hij mij uit voor een concert, later dat jaar. Het was de laatste keer dat ik hem heb zien optreden.’
Muziek was zijn leven
Thiemen – Tim – Griek werd op 3 augustus 1944 geboren. Hij was de zoon van een succesvol echtpaar uit Haarlem: vader Thiemen en moeder Louise bestierden de bekende dansschool Griek in de Noord-Hollandse hoofdstad. ‘Mijn vader was enig kind en hij had het dus goed,’ zegt de jongste Thiemen, vernoemd naar opa en vader.
‘Toen ie wat ouder was, hielp hij mee in de dansschool: hij runde de bar. De hoop van zijn ouders was dat hij de dansschool op den duur van hen zou overnemen, maar mijn vader vond een andere passie. Hij ging drummen en is uiteindelijk in een bandje gaan spelen dat eerst The Jokers heette, vervolgens The Incrowd en uiteindelijk Ekseption. Het was ook de tijd dat hij mijn moeder ontmoette: Leny Kamp. Zij liet die nette jongen uit dat keurige gezin een andere kant van Haarlem zien. Mijn moeder kwam uit een wat vrijer gezin, waar alles kon, alles mocht. Maar die twee waren gek op elkaar. En op muziek. Meer dan op die dansschool, bleek, want toen mijn vaders ouders hem zo rond zijn twintigste vroegen of hij de school wilde overnemen, bedankte hij daar vriendelijk voor. Dat zijn ze hem – en mijn moeder – altijd behoorlijk kwalijk blijven nemen, want het werd toch min of meer verwacht. Die dansschool was hun levenswerk. Maar hij zag het niet zitten. Hij wilde verder met de muziek.’
Dat gebeurde, zij het niet als drummer van Ekseption. Het was 1968 en Tim Griek stapte uit de band wegens muzikale meningsverschillen, zoals dat heet. In datzelfde jaar wees zijn schoonmoeder hem echter op een advertentie van platenmaatschappij EMI Bovema. Ze zochten jonge mensen met een passie voor muziek. Of dat niet wat voor hem was. Het bleek de opstap naar een baan als producent en – later – A&R-manager. Een vaste baan, zegt Tim junior, met een goed salaris, maar wel als ‘broodproducent’: senior moest produceren wat hem werd voorgeschoteld. En of dat nou een groot succes of een gigantische flop was, deed er niet toe, het salaris bleef hetzelfde. ‘Mijn vader is ooit met George Baker – een van de bands die hij tekende in zijn tijd als A&R-manager – naar Amerika gegaan om te kijken hoe producenten het daar aanpakten. “Tim,” zei hij toen hij terug was, “ik had verdomme multimiljonair geweest als ik dit werk in Amerika had gedaan.” Die gasten daar hadden allemaal villa’s met zwembaden, oprijlanen en zes werknemers die de tuin stonden te schoffelen. Dat was hier dus anders.’
Kijk naar die foto’s van André en mijn vader: lachen, gieren, brullen, toch? Samen op pad, samen in de studio, slokkie bier op
Het deerde Tim senior in eerste instantie niet. Hij liet het voetlicht graag aan de artiesten, was blij met zijn rol in de coulissen. Het ging hem om de muziek. Of zoals boven zijn rouwadvertentie stond: muziek was zijn leven. En daar was hij dag in, dag uit mee bezig. Dus kon hij zijn geluk niet op met die baan. Dat het inhield dat hij de ene dag de nieuwe plaat van Focus, Brainbox of Jan Akkerman produceerde om de volgende dag het album van Manke Nelis of het christelijke duo Elly en Rikkert op te nemen, vond hij prima. Het maakte hem bovendien tot een allrounder. Iemand die je om een boodschap kon sturen. Niet alleen als producent, maar ook als A&R-manager, degene die eropuit wordt gestuurd om bandjes te scouten. Maywood, George Baker, Pussycat: allemaal getekend door Tim Griek.
Vergis je overigens niet, zegt Tim junior: zijn vader mocht zich dan prima schikken in zijn rol op de achtergrond, dat gold niet in de studio. Daar was hij de baas, daar bepaalde hij. Niet op een nare manier, trouwens: Tim Griek bleef altijd aardig, deed net alsof hij je gelijk gaf, maar ondertussen kreeg hij het wel voor elkaar om het precies zo op vinyl te krijgen als hij het in zijn hoofd had. ‘Mijn vader was geen John Ewbank. Die gast kan alles: briljant componeren, briljant schrijven, instrumenten bespelen. Mijn vader kon muziek schrijven, ook wel wat teksten, maar hij componeerde niet. Daar had hij andere mensen voor: arrangeurs, mannen met wie hij kon lezen en schrijven, mannen die precies konden vertalen wat hij in zijn hoofd had. En hij was ontzettend goed in het vinden van buitenlandse liedjes om die vervolgens om te zetten naar het Nederlands. Eerst nog onder zijn pseudoniem Pim van Zijl: Pimmetje was zijn bijnaam op de dansschool en hij woonde op de Zijlweg in Haarlem. Later ook onder zijn eigen naam. Hij deed dat vaak samen met mijn moeder: zette zij elke keer de arm van de pick-up een stukje terug zodat mijn vader de tekst nog eens goed kon beluisteren. En nog een keer. En nog een keer. Totdat ie wat goeds had. Zo kwam hij bijvoorbeeld op Meisjes met rode haren van Arne Jansen. Maar zijn bekendste is toch She believes in me van Kenny Rogers, waar hij en André Hazes Zij gelooft in mij van maakten.’
Helemaal kut
Hazes kwam in het leven van Griek in 1979. De zanger zat nog bij Phonogram, maar bij EMI wisten ze dat dat contract bijna afliep en ze zagen wel iets in die Hazes. Dus werd Tim Griek om zijn mening gevraagd. Kon hij daar niet wat mee? ‘Mijn vader vond hem helemaal kut,’ lacht Tim junior, ‘maar ze drongen aan en dus had mijn vader een gesprek met André. Een goed gesprek. Aan het eind zei mijn vader tegen hem dat hij wel potentie zag, maar dat het wel op zijn manier moest. In z’n achterhoofd dacht hij stiekem al aan wat mooie liedjes uit het buitenland waar hij nog een zanger voor zocht. Dat zou zomaar eens deze Hazes kunnen zijn, want hij kon wel zingen. Maar nogmaals: op mijn vaders manier. Want wat André tot dan toe had gemaakt, vond hij niks. Dat gold dus ook voor De vlieger. Dat nummer is al in 1977 geschreven door Nico Haak, maar kreeg pas een aantal jaren voor Hazes’ dood een eigen leven, waardoor hij het heel vaak moest zingen. Tegen zijn zin in, want Hazes bleek zelf net zo’n bloedhekel te hebben aan dat nummer als mijn vader.’
Dat wilde mijn vader: mooie buitenlandse liedjes, vertaald naar het Nederlands, gezongen door Hazes, maar dan met goede drums en gitaren eronder
Zo stroef als de samenwerking op gang kwam, zo snel groeide zij uit tot een uiterst succesvolle tweetrapsraket. Eentje die een nieuwe muziekstroming opleverde: de levenspop. ‘Het levenslied kenden we al. Johnny Jordaan, Manke Nelis: hartstikke leuk, maar het had geen kloten. Dat wilde mijn vader: mooie buitenlandse liedjes, vertaald naar het Nederlands, gezongen door Hazes, maar dan met goede drums en gitaren eronder. Dat werd levenspop. In een interview zei mijn vader ooit dat hij Hazes een jas had aangetrokken. Die stem was er al, maar het pakket eromheen heeft mijn vader compleet veranderd. De Jordaan, maar dan met een ritmesectie. Dat hij en Hazes dat op de kaart hebben gezet, maakt me ongelooflijk trots, want het is iets wat heel Nederland kent, waar artiesten als Tino Martin zelfs vandaag de dag nog hun brood mee verdienen. Dat hebben zij samen neergezet en dat is ook wat hen samenbracht, hen tot zulke goede vrienden maakte.’
In het begin van de jaren 80 hield Tim Griek zich ook nog bezig met andere artiesten, maar André Hazes begon een steeds groter deel van zijn tijd op te slokken. Vanwege het succes, maar ook vanwege de lol die ze samen in hun werk hadden. Tim junior herinnert zich met name de jaarlijkse tripjes van zijn pa en André naar Sauerland, Duitsland. Zijn vader was altijd op zoek naar buitenlandse pareltjes voor André en veel ervan vond hij op het Festival van San Remo in Italië. Zodra dat voorbij was, wachtten hij en André met spanning op de ‘doos met goud’ uit Italië: cassettebandjes met alle nummers die dat jaar hoge ogen hadden gegooid op het festival. Vervolgens stapten ze in de auto of trein naar Sauerland om een lang weekend al die bandjes te beluisteren. Als ze iets vonden, bedacht Tim hoe hij het wilde hebben en moest André er zijn magic op los laten met het beroemde rijmwoordenboek. Daarna werden arrangeurs Jacques Verburgt en John van de Ven opgetrommeld, die alles uitschreven wat Tim en André in hun hoofd hadden. ‘Dat waren de mannen die het deden: André, “Sjon en Sjaak” en mijn vader. Een soort heilige viereenheid, waarvan mijn vader min of meer de leiding had, het overzicht bewaarde. Daarom is er na zijn dood ook niemand anders bijgekomen: André trok dat niet. Mijn vader was voor hem onvervangbaar.’
Wat ook de reden was dat André Hazes midden jaren 80 op zijn strepen ging staan toen zijn contract verlengd moest worden. Hij zou dat contract alleen tekenen als het contract van Tim Griek ook zou worden aangepast. Want terwijl Hazes goud verdiende, had Griek nog altijd zijn vaste salaris. Niet echt eerlijk voor de man die medeverantwoordelijk was voor de hits van Hazes. Vond ook Hazes zelf, zegt Tim junior: ‘Mijn vader was nog altijd tevreden met zijn rol aan de zijlijn, maar dat geld was wel een pijnpuntje. Hazes stond vier keer per avond voor 5000 gulden de boel bij elkaar te brullen, maar mijn vader verdiende geen cent extra. Dat vond ook André niet netjes. Vandaar dat nieuwe contract, waarin werd bedongen dat mijn vader vanaf dat moment ook een percentage van de verkochte platen zou krijgen. Het wrange is alleen dat het net de periode was dat het wat minder ging met André’s carrière. Doe Maar was populair, net als punk. Hazes was even niet zo hip. Wat ik ook merkte op school: ik werd er vaak mee gepest als ik vertelde wat mijn vader deed. “Werkt je pa weer met die dikke pad?” Dat soort dingen. Rond 1987 ging de boel weer opwaarts, maar mijn vader overleed in 1988: hij heeft er helaas niet heel veel aan gehad. Maar het gaf aan hoe de band tussen die twee mannen was. Die twee hielden van elkaar.’
Hazes stond vier keer per avond voor 5000 gulden de boel bij elkaar te brullen, maar mijn vader verdiende geen cent extra. Dat vond ook André niet netjes
Toch begon Hazes Tim Griek ook steeds meer stress op te leveren. Hazes dronk, had aandacht nodig, altijd gedoe met vrouwen, hij kwam niet op tijd, had zijn teksten niet af. En Tim Griek kreeg het steeds moeilijker met die donkere kant van de volkszanger. Hij probeerde wel een beetje te sturen, er voor hem te zijn, maar dat kostte hem veel energie. Wat niet wil zeggen, zegt Tim junior, dat zijn pa een heilige was.
‘Mijn vader is in de loop der jaren een paar keer geportretteerd, onder anderen door Fedja van Huêt in de film Bloed, Zweet & Tranen. Mooie vertolking, maar hij lijkt wel een soort professor, iemand die ook vaker cola drinkt dan een biertje. Ik kan je verklappen dat mijn vader inderdaad weleens cola dronk, maar dan zat daar ook wat anders in. Mijn vader dronk. Punt. In de studio werd rond 15.00 uur de cola vervangen door het bier en dan werd er opgenomen. Zo ging dat. Hij is in de tijd met Hazes alleen wel meer gaan drinken. Niet alleen vanwege de gezelligheid, ook vanwege de stress. Stress die hem uiteindelijk op het idee bracht dat hij het misschien anders moest gaan aanpakken.’
En zo kwam Tim Griek terecht bij Kees Hermans, een rijke ondernemer uit Hoorn. Hermans was de oprichter van Disky, een platenmaatschappijtje dat weinig voorstelde, maar hij had geld en wilde dat Griek er de grote klapper van de Nederlandse muziekindustrie van ging maken. Griek zag dat helemaal zitten, ook omdat hij kon bogen op Ton op ’t Hof als vaste producent – een van de meeste gevraagde studiodrummers van dat moment – en op de fenomenale geluidsstudio van The Cats-bassist Arnold Mühren. In die studio stond een SSL-mengtafel, waarvan er wereldwijd maar enkele waren. Met dank aan Tim Griek, want die tafel was bij EMI overbodig geworden en Griek gebruikte al zijn overredingskracht om die tafel aan Mühren te verkopen. Een briljante zet, want het maakte Mührens studio in de jaren die volgden tot dé studio van Nederland, waar niet alleen de nieuwe platen van Hazes werden opgenomen, maar ook de eerste albums van onder meer Volumia! en Marco Borsato.
Een van de eerste – en wrang genoeg laatste – platen die Griek er zelf opnam was In verwondering, een gospelplaat met onder anderen Hans Vermeulen. ‘Mijn vader had een commerciële kant, maar kon ook genieten van de andere dingen die hij produceerde. Zoals deze plaat, maar ook de christelijke platen van Elly en Rikkert. Hoewel hij helemaal niks met het geloof had. Nul. Hij kon gewoon lezen en schrijven met Elly en Rikkert, omdat het ook hier ging om de muziek. Ze zijn altijd vrienden gebleven en zelfs na mijn vaders dood heeft mijn moeder tot een paar jaar geleden de boekingen van Elly en Rikkert gedaan. Het ging dus helemaal niet om dat geloof. Net als bij die gospelplaat. Hij nam het nummer Hoe groot zijt Gij op, met Hans Vermeulen. Mijn vader was helemaal wild van dat nummer, riep na de opnames tegen Hans dat dit de nieuwe klapper op begrafenissen zou worden. Niet wetende dat hij twee maanden later zelf de primeur zou hebben.’
13 februari 1988
Tim junior lacht weemoedig als hij vertelt over de dag dat zijn vader verdronk. Zijn vader had namelijk een pesthekel aan water. Zwemmen deed hij pertinent niet, ook niet tijdens vakanties met zijn gezin. Hij lag de hele dag te bakken in de zon, maar stak nog geen teen in het water. En dat dan juist hij moest verdrinken.
Tim weet alles nog van de dag die zou eindigen in een catastrofe. Het was vrijdag 12 februari, zijn zusje Carin zou de volgende dag twaalf worden. Tim zelf was veertien. Zijn vader was niet thuis. Die werkte in die maanden soms wel twintig uur per dag om zijn droom te verwezenlijken. Waar hij precies was die dag is lastig te achterhalen. Andere tijden, mobiele telefoons waren vrijwel non-existent. Hij was in ieder geval in de studio van Arnold Mühren, bij Disky in Hoorn en hij had die avond een diner met Ton op ’t Hof – zeer waarschijnlijk de persoon die hem het laatst levend heeft gezien. Er werd wat gedronken die avond, maar niet heel veel, zei Ton naderhand. Dronken was Tim Griek zeker niet. Moe was hij wel. Doodmoe.
Volgens de politie reed Tim Griek rond 01.30 uur met zijn fonkelnieuwe Audi 80 over de Huygendijk naar zijn huis in Oterleek. Hij was er bijna toen het misging – die dijk kon je zien vanuit de slaapkamer van Tim en zijn vrouw Leny. Griek viel in slaap achter het stuur op die bochtige, pikdonkere dijk en reed vol gas de Ringvaart in. ‘Als mijn vader eens wat te veel had gedronken, bleef hij ergens slapen. Of in de studio of bij iemand thuis. Dat was niet per se leuk, maar niet heel gek in die tijd. Dus toen hij die zaterdagochtend niet thuis bleek te zijn, was er niet direct paniek. Mijn moeder belde wat mensen, onder wie André, maar niemand wist waar hij was. Dat was dan wel weer raar.
Toen belde de politie. Of meneer Griek toevallig thuis was. Ze hadden die ochtend een auto in de Ringvaart gevonden, maar de bestuurder was spoorloos. Omdat die auto net nieuw was en door de garage nog niet was overgeschreven, had het even geduurd voor ze mijn vaders naam aan die Audi hadden gelinkt. En voor hetzelfde geld had die meneer Griek zijn natte kleren in de wasmand gegooid om vervolgens in bed te stappen. Dat bleek dus niet zo te zijn. We begrepen later van de brandweer dat hij wel uit zijn auto is gekomen, maar het was februari, tegen het vriespunt en aardedonker. Hij moet gedesoriënteerd zijn geraakt en is in plaats van naar de kant met de stroom mee gezwommen. Ze vonden hem dertig meter verderop, onder water, vastgeklampt aan een stuk riet.’
Het is goed zo, zegt Tim junior. Uiteindelijk heeft hij zich erbij neer kunnen leggen dat André Hazes hem niet meer wilde vertellen over zijn vader – hem niet meer kón vertellen. Hazes’ verdriet om Tim senior was te groot. Zoals Imca Marina – goede vriendin van Hazes – in de documentaire Kleine Jongen al vermoedde, is hij die klap zeer waarschijnlijk gewoon niet te boven gekomen. Dat, in combinatie met Hazes’ eigen sores, heeft ertoe geleid dat Tim junior de verhalen van en over zijn vader nooit zal horen. Maar, zegt hij, er is altijd nog de muziek. De muziek waarvoor zijn vader leefde. ‘Mijn vader is meer dan dertig jaar geleden overleden, maar als ik ’s avonds mijn hondje uitlaat hier in de Jordaan en langs de kroegen loop, hoor ik nog steeds Het laatste rondje, hoor ik nog steeds Ik meen ’t. Zijn muziek blijft. Altijd.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Privéarchief Tim Griek/Tim Griek Jr.