In mijn woonkamer hangen twee ingelijste foto’s, beide van de twee concerten die The Hold Steady uit Chicago in maart gaf in de Electric Ballroom in Londen. Op de ene foto staat de zanger, Craig Finn, die zijn handen spreidt van vreugde, alsof hij zijn publiek wil omarmen. Op de andere foto staat de band met hun rug naar het publiek, en achter hen steken tweeduizend fans hun armen omhoog. Een van die tweeduizend fans ben ik.
Een foto van een band op het podium, gezichten richting de fotograaf ter hoogte van het drumstel, met achter ze hun publiek, dat is inmiddels bijna een cliché geworden: vrijwel elke artiest gaat tegenwoordig na zijn laatste nummer zo op de foto, als een massale variant op een selfie.
Maar juist deze foto is me dierbaar, omdat ik toen, in die zaal, net als al die andere fans en net als de bandleden zelf, niet vermoedde dat dit de laatste keer in een onvoorstelbaar lange tijd was dat we een concert zouden meemaken. Op deze manier. De normale manier van voor het nieuwe normaal. Een concert zoals het hoort: met op elkaar gepakte mensen, met zweet dat langs de muren druipt, waarbij je opeens voelt dat die geijkte uitdrukkingen over ‘energie uitwisselen’ ook werkelijk een fysieke component hebben.
En terwijl ik dit tik, over dat zweet en dat op elkaar gepakt staan, en bijna als vanzelf het gepor in mijn zij voel, het over me heen gemors- te bier, de haren van mijn buurman die in mijn gezicht slaan, en ik de ademnood voel van een dampende zaal, komt er vooral één term op: superspread event!
Dat heeft dit krankzinnige jaar 2020 aangericht. Het beeld bij wat ooit ongecompliceerde euforie was, is nu de illustratie bij een risico.
Streamshows
The Hold Steady heeft geen enkel concert meer gegeven in 2020, na die twee shows in Londen. Of nou ja, dat is niet helemaal waar: ze hebben er drie gegeven in december, online. Ik moet ze nog terugkijken. Slechts een paar handelingen op mijn laptop ben ik verwijderd van een show van de band voor wie ik bereid was naar Londen te vliegen, en toch voel ik geen haast. Terwijl ik mezelf kan aanwijzen op die foto, en op die foto ook vanaf het podium kan zien dat mijn zicht die avond niet ideaal was, dus waarschijnlijk zie ik op die stream zelf meer dan destijds in de zaal. Maar ja. Ik ben inmiddels negen maanden vol streamshows verder, en hoe blij ik er ook mee was omdat iets altijd nog beter is dan níéts, er ontbrak altijd wel degelijk veel. Kennelijk zijn die mensen waar ik me zo vaak aan erger omdat ze 23 keer per show op en neer lopen voor bier, en die door mijn favoriete nummer heen lullen, toch nodig om een concert werkelijk te laten voelen als een concert.
Die eerste week van de lockdowns overal ter wereld kon ik mijn Instagram niet openen zonder dat er ergens een artiest live vanuit zijn woonkamer een optreden gaf. Het waren de weken waarin veel mensen elkaar en zichzelf nog vertelden dat het eigenlijk ergens ook wel weer lekker was, deze rust, die we onszelf nooit hadden kunnen geven, en die deze pandemie nu had afgedwongen. Opeens waren de straten leeg en was de lucht helder, en fantaseerden veel mensen over een nieuwe wereld in de wereld dadelijk, na corona, met minder haast en drukte. In die verbroederende, optimistische sfeer speelden ook al die gestreamde thuisconcerten zich af. Artiesten die hun tournee gecanceld hadden zien worden, een nieuw album uit hadden dat ze nu niet konden promoten, ook omdat talkshows even meer behoefte hadden aan een viroloog aan tafel dan een muzikant, gaven nu, in de hoop dat het festivalseizoen wel zou doorgaan, dan maar een kijkje in hun keuken. Bijna letterlijk: meestal was het hun woon- of slaapkamer.
Een tijd lang was het vaste prik: als ik wakker werd, keek ik wat Ryan Adams nu weer had gepost op zijn Instagram. Iedere dag speelde hij een nummer, akoestisch op een gitaar, van hemzelf of van een andere artiest. Het droeg bij aan het idee dat we hier allemaal samen, overal ter wereld, muzikanten én muziekliefhebbers, samen in zaten. Kijk: ook bij Ryan zijn de restaurants, cafés en de clubs kennelijk dicht. Zie hem zitten in zijn woonkamer, met zijn net wakker-hoofd.
Kijk: ook bij Ryan Adams zijn de restaurants, cafés en de clubs kennelijk dicht. Zie hem zitten in zijn woonkamer, met zijn net wakker-hoofd
Langzaam kwam er de klad in. Sloeg hij nu en dan een nummer over. Postte hij de opnamen niet alleen ook als zijn kat door het beeld liep, maar ook als ze niet zo goed waren. Ze werden ook steeds meliger: flauwe covers, Ryan die helemaal losging met de effecten op zijn telefoon. Het was duidelijk: ook voor een artiest als Ryan was het wel leuk geweest met die gecultiveerde knulligheid van de huis-tuin-en-keukenopnamen, de klappende handjes in beeld na een nummer.
Muzikale talkshow
Ik was zelf inmiddels begonnen met een muzikale talkshow vanuit poppodium de Muziekgieterij in Maastricht. Iedere zondag live een artiest die ik interviewde, en die daarna optrad, ergens tussen de vijf nummers en een half uur. De eerste artiesten die ik ontving in maart waren Tim Knol, Anneke van Giersbergen en Diggy Dex. Ze hadden alle drie al tijden niet meer gespeeld. Annekes buitenlandse tour was gecanceld, Diggy Dex’ grote show in de AFAS Live verkeerde in grote onzekerheid, en werd daarna inderdaad verschoven, van september 2020 naar 4 juni 2021.
Het was ronduit ontroerend om te zien hoeveel het ze deed, weer optreden, al was het dan voor een lege zaal en enkele duizenden kijkers thuis achter hun laptops. Anneke van Giersbergen kreeg het zelfs even te kwaad tijdens haar show, alsof ze zich opeens realiseerde dat dít is waartoe ze op aard is.
Die show van Diggy Dex in de AFAS maakt onderdeel uit van het grootste herschikprogramma uit de geschiedenis van de popmuziek: veel shows hebben inmiddels een derde datum, sommige een vierde. Ik heb nu twee kaartjes voor concerten die in maart 2020 zouden zijn, en via het najaar van 2020 en het voorjaar van 2021 zijn verschoven naar het voorjaar van 2022. De ironie is dat een van die twee concerten onderdeel uitmaakte van een jubileumtournee: het Ierse Therapy? viert nu in 2022 dat de band in 2020 dertig jaar bestond.
Een van mijn latere gasten in Quarantalks, Eefje de Visser, door lezers van muziekblad OOR uitgeroepen tot de artiest van 2020 en alom geprezen om haar laatste album (ik wilde schrijven: ‘nieuwe album’, maar dat klopt al niet meer: 2020 is het jaar van de slow motion en de rare vertraging geworden, waarin ‘nieuw’ achteloos ‘oud’ werd, maar ‘oud’ net zo stiekem ‘nieuw’, waarin ook oude films als nieuw in de bioscoop kwamen, en de nieuwe James Bond zo vaak is uitgesteld dat hij straks als een oude film uitkomt) stond met haar band in de startblokken voor een nieuwe tournee, met een tamelijk grootse show, inclusief choreografie. En toen gingen de clubs dicht. Ze vertelde me dat ze een plan had om toch wat geld te verdienen voor haar nu opeens werkloze crew en muzikanten: een concertfílm, opgenomen in de loft in Gent waar ze met haar partner en tevens producer ook het album had opgenomen. Ze was een actie begonnen waarbij mensen konden intekenen en alvast betalen voor het zien van die film, en daarvan konden dan hopelijk de opnamen worden gefinancierd. Dat lukte. Sterker nog, toen de film Bitterzoet uitkwam en in première ging in veel concertzalen in Nederland, waren die vrijwel allemaal uitverkocht.
Ik zag Rick de Leeuw en zijn band in een uitverkochte zaal met 68 bezoekers in een ruimte voor 1100
Los van het feit dat het bepaald niet iedere artiest is gegeven om 1,5 miljoen dollar bij elkaar te schrapen voor de productie van een livestream, is de muziek van Dua Lipa en ook Eefje de Visser waarschijnlijk ook geschikter om een bijzondere, artistieke concertfilm van te maken zonder de hele tijd een steek van gemis in je onderbuik te voelen, dan bij artiesten waarbij de kracht niet zit in choreografie, filmische sfeer en vormgeving, maar juist in een ongepolijst, rauw gevoel van fysieke opwinding.
Lowlands hield dit jaar een onlineversie van het festival. De recensie in de Volkskrant had als kop: ‘De rampeditie van Lowlands was mooi – voor één keer.’ Er kwam een vriendengroep aan het woord in het artikel, die alles uit de kast had getrokken om het festivalgevoel toch te benaderen: ze hadden een stuk camping in Zeewolde gehuurd, en daar Lowlands nagebouwd. Inclusief een bar, een podium, een silent disco en zelfs een blokkenschema. Het viel ze uiteindelijk vooral zwaar: ‘Je beseft ineens nog sterker wat je mist. Toen we op vrijdag begonnen met onze silent disco en een afspeellijst met typische Lowlands-muziek hadden we het echt even te kwaad.’
Als iets duidelijk is geworden in 2020, is het dat wel: ondanks alle substituten voor het livegevoel van shows en festivals, blijkt er geen substituut te bestaan voor het livegevoel van shows en festivals. Al die substituten wekken honger op, zonder die te stillen, als een crashdieet zonder supplementen.
Honger
Toen Bruce Springsteen dit jaar zijn album Letter To You uitbracht, werd dat bejubeld juist omdat het voelde als een livealbum. De documentaire bij het album versterkte dat beeld: je zag dat al die nummers ter plekke in de studio zijn gemaakt door Springsteen en zijn E Street Band, en vervolgens in een paar dagen zijn opgenomen. Het echte livegevoel. En wat riep dat gevoel op? Opnieuw: honger! Naar het zelf meemaken van die opwinding, door in een vol stadion met 60.000 mensen zo’n nummer als Ghosts, geschreven om mee te zingen, dan ook daadwerkelijk samen mee te zingen.
Afgelopen zomer was ik voor tv-opnamen op het veld dat Springsteen in het verleden twee keer precies dat bezorgde: Megaland in Landgraaf, het terrein waar Pinkpop ieder jaar wordt gehouden. Ik heb er vele kilometers gemaakt, van het hoofdpodium naar het noordpodium en weer terug, maar nooit in mijn auto. Nu reed ik voorbij wat hier normaal de controlepost is, richting het hoofdgebouw, normaal gesproken de vip-ruimte, en ik kwam langs allerlei iconische plekken die ineens denkbeeldige plekken waren. Het punt waar het hoofdpodium rond deze tijd al hoort te staan, het punt waar normaal de geluidstoren staat die op Pinkpop geldt als de grote graadmeter: wie applaus en beweging krijgt voorbij deze plek, heeft Pinkpop officieel platgespeeld. Wie dat niet krijgt, heeft alleen op Pinkpop gestáán.
Het was bloedheet de dag dat ik er was. Op de een of andere manier maakte de zon de aanblik van het terrein nog pijnlijker. Alsof de vervallen belofte extra nadrukkelijk in de spotlights werd gezet: kijk, zo lekker had het kunnen zijn. Het leek me bijzonder het terrein eens helemaal leeg te zien, maar de aanblik was alleen maar verdrietig. Er klopt niks van dat Megaland als er niet minstens de belofte van Pinkpop boven hangt. Dan is het niets dan 27 hectare teleurstelling, 54 voetbalvelden aan deceptie. Zoals ook al die lege theaters en zalen opeens veranderden in een kruising tussen een crematorium en een ruïne.
Er waren lichtpuntjes: soms mochten er op anderhalvemeterbasis toch een tijdlang mensen in een concertzaal, maar dan wel op een vaste plek, zittend aan een tafeltje. Ik zag Rick de Leeuw en zijn band op die manier, in een uitverkochte zaal met 68 bezoekers in een ruimte voor 1100. Het was aan prachtige avond, maar het was ook een prachtige avond omdat we allemaal, met z’n 68’en heel erg wilden dat het een prachtige avond was, en bereid waren te acteren dat er niets aan de hand was. We klapten mee, maar wel vanaf onze stoeltjes. We zongen mee zonder te zingen, want dat mag niet. We gaven een ovatie zonder het staande gedeelte, want zitten is verplicht. We hieven het plastic flesje water op de muziek, want de bar was dicht.
Voor Rick de Leeuw was het een experiment. Het beviel, dus hij zette een tour op deze manier op voor het najaar, bij wijze van bescheiden alternatief voor zijn clubshow van het voorjaar, waar corona een streep door had gezet. Dus dan maar zalen met stoeltjes en weinig publiek. Vervolgens mochten er nog maar dertig mensen in de zaal. En toen nul. Ook het alternatief voor de geschrapte tour werd geschrapt.
Inmiddels mogen er weer dertig mensen in een zaal, maar shows zijn er nauwelijks nog. Streamingconcerten ook niet. Ryan Adams post nooit meer een livenummer op Instagram. Sterker, een van zijn laatste posts komt uit mei. Het is een fragment uit de cultfilm The Beatmaster uit 1982. In het fragment probeert een man zichzelf aan een tak omhoog te trekken uit een moeras. Het livegevoel van 2020 samengevat in een scène van tien seconden.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Bruno Press, Getty