Overschatte mensen: Paulien Cornelisse

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans maakt korte metten met overschatte personen uit de wereldgeschied...

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans maakt korte metten met overschatte personen uit de wereldgeschiedenis.

Veronderstel dat je een regisseur bent en je zou graag eens een film maken getiteld De lelijke ouwelijke troela, dan zou je er niet omheen kunnen om Paulien Cornelisse voor de hoofdrol te vragen. Je moet haar gewoon even heel lichtjes schminken en haar d’r eigen kleren laten dragen, en hopla, de lelijke ouwelijke troela staat voor je neus.

Niet dat Paulien Cornelisse kan acteren. Er zullen mensen zijn die zeggen: ‘Ja, maar ze kan wel andere dingen.’ Wat dan wel? Cabaret? Nee, hoor. Dat kan ze niet. Ze is de beroerdste cabaretière sinds Toos den Poeperd, die in de schouwburg van Zaandam in 1943 voor de Nederlandse SS haar programma Scheissen im Judenmaule speelde en geen enkele lach van het publiek kreeg, al kan dat ook aan die SS’ers gelegen hebben.

Cornelisse maakte drie programma’s: Dagbraken, Hallo aarde en Maar ondertussen, waarbij ze vooral met Dagbraken al de neiging had om zich belachelijk te maken met taalspelletjes (nachtbraken/dagbraken) waar een vijfjarige zich zou voor schamen. Zij werd geboren in Amsterdam op 24 februari 1976 als dochter van een kwetselaar (een metselaar die een kwetsuur had opgelopen) en een hoetsvrouw (een poetsvrouw met een hoed op). Ze had een broer die studeerde voor kianist (een pianist die met een Kia rijdt) en een zus die leed aan manker (kankerpatiënt met een klompvoet, zodat ze mankte). Ze schreef stukjes voor de schoolkrant onder het pseudoniem ‘Pautien’ (in ieder stukje stonden tien woordspelingen).

Lees ook: Overschatte mensen: Herman Brusselmans

Haar studie psychologie sloot ze af met een scriptie over hoeveel grappige taalfouten er staan op verkeersborden, in reclames voor tandpasta en in de columns van Arnon Grunberg. Hier blijkt al de verkeerde kijk van Cornelisse op humor: om het even wat Arnon Grunberg doet, bijvoorbeeld taalfouten aan de lopende band afleveren: nooit, maar dan ook nóóit is het grappig. Niettemin ging Cornelisse door met het exploiteren van haar totaal onkomische kijk op het fenomeen taal, en dat leverde haar twee bestsellers op: Taal is zeg maar echt mijn ding en En dan nog iets. Hierin verzamelde ze warrige stukjes over pakweg de reden waarom het woord ‘reeds’ weleens verkeerd gebruikt wordt door melkboeren, hoe het komt dat vele dikke vrouwen ten onrechte het woord ‘retecool’ uitspreken op iedere derde donderdag van de maand en wat de motivatie is van een dakloze ex-parachutist om het woord ‘achterstevoren’ vanachter in een zin te zetten in plaats van van voren.

Cornelisse waagde zich ook aan tv-werk, en daardoor kon het grote publiek een gezicht op haar plakken, met name een gezicht met een rattenkapsel, uit de verwrongen bek groeiende voortanden en de neus van een prijsbokser. Tjonge, wat een lelijke ouwelijke troela.