Extreemrechts verloor op maandag nipt de Oostenrijkse presidentsverkiezingen. Hoewel het presidentschap van Oostenrijk voornamelijk uit ceremoniële taken bestaat, wordt het resultaat uitgelegd als een verschuiving naar rechts.
De vluchtelingencrisis, trage economische groei en dalend vertrouwen in de Europese Unie worden vaak gezien als oorzaken voor de groeiende populariteit van (extreem-)rechts. Maar bestaat die verrechtsing nou echt? The New York Times zocht het uit.
Het resultaat is een overzicht van de meeste Europese landen, naar meest recente verkiezingen. Op de website van The New York Times zijn de grafieken interactief. Hieronder toch een overzicht van de resultaten. De donkergrijze blokken zijn centrumlinkse en centrumrechtse partijen (in Nederland: VVD, CDA, D66 en PvdA). Rood zijn extreemrechtse partijen (in Nederland: PVV en LPF). Lichtgrijs en wit zijn andere partijen, waaronder (extreem-)links.
Extreemrechts vooral in Centraal-Europa in opkomst
Wat blijkt? Vooral in Centraal-Europa, waaronder Polen, Hongarije en Oostenrijk, zijn extreemrechtse partijen populair. In Hongarije hebben deze partijen zelfs een absolute meerderheid in het parlement.
In het zuiden van Europa, juist daar waar Syrische vluchtelingen Europa binnenkomen, lijkt de populariteit van extreemrechts af te nemen, of helemaal niet te bestaan. Italië en Griekenland zien een dalende populariteit van extreemrechtse partijen, en in Spanje en Portugal haalt extreemrechts helemaal geen stemmen.
In Nederland en omringende landen is (nog) geen noemenswaardige trend te ontdekken. Hier schommelt de populariteit van extreemrechts van verkiezing tot verkiezing.