U zit dit jaar zestig plus één jaar in het vak. Terugkijkend op die 61 jaar heeft de gigantische hit Kom van dat dak af voor groot succes gezorgd. Waar gaat het nummer eigenlijk over?
‘Eerlijk: geen idee. Maar omdat men er zo vaak naar vroeg, heb ik er eens een verhaal omheen verzonnen om van het gevraag af te zijn, haha. Ik heb verscheidene verslaggevers en journalisten voorgehouden dat de kreet van mijn broers kwam, die – om voorbijgangers voor het lapje te houden – plagend naar boven wezen en dan schreeuwden: “Kom van dat dak af!” De werkelijkheid is dat het zinnetje voor mij geen achtergrond of betekenis heeft. Liedjes ontstaan soms door iets wat je ervaart of beleeft, zoals het vaak gaat bij liefdesliedjes. Maar een melodie, refrein of pakkende tekstregel kan ook zonder aanleiding zomaar ontstaan.’
Wat heeft het nummer betekend voor uw loopbaan? Had u zonder het nummer gekund?
‘Dat weet je nooit, maar het heeft ons geweldig geholpen. Op vrijdag 13 november 1959 namen we het op, het werd in januari 1960 voor het eerst op de radio gedraaid. Daarmee is mijn professionele carrière begonnen. Ik ben dus al een paar jaartjes aan de gang.’
Wat weet u nog van die opnamedag?
‘Dat het een bijzondere dag was, want we waren bij elkaar gekomen om een demo op te nemen. Iemand had tegen platenmaatschappij EMI gezegd dat er een heel goed bandje was in Eindhoven, waarna we langs mochten komen. Maar van Eindhoven naar de studio in Heemstede, dat was nogal een eind. We gingen met onze versterkers, gitaren, saxofoon en drumstel de trein in, want een busje hadden we nog niet. We zouden twee liedjes opnemen: De hele stad is gek en dol en Jenny. Net een paar dagen daarvoor had ik Kom van dat dak af geschreven en dat vertelde ik onderweg aan de jongens. Ze wilden het horen, we hadden toch tijd genoeg onderweg in de trein. Iedereen pakte z’n instrument en zo hebben we het nummer in de trein ingestudeerd. Eenmaal in de studio zeiden we tegen de mensen van EMI dat we dat derde liedje net zo goed konden opnemen, want alles stond toch al klaar. Zo is Kom van dat dak af dus eigenlijk per ongeluk opgenomen.’
U heeft in die 61 jaar een enorm stempel gedrukt op de Nederlandse muziek. Wat blijft daarvan over als u komt te overlijden?
‘Geen idee. Een beetje recalcitrant heb ik weleens gezegd dat er niet op mijn graf moet komen te staan: “Hier rust Peter Koelewijn”, want over tien jaar is men waarschijnlijk toch al vergeten wie die Koelewijn ook alweer was. Beter kunnen ze erop zetten: “Hier rust Kom van dat dak af”, want ik ben ervan overtuigd dat men dat nummer over vijftig jaar nog steeds kent. Trouwens, even iets serieuzer: er komt geen grafsteen, want ik wil niet worden begraven. Ik wil worden gecremeerd.’
Er hoeft niet op mijn graf te staan: hier rust Peter Koelewijn. Over tien jaar zijn ze me vergeten. Beter is: hier rust Kom van dat dak af
Hoe kijkt iemand van tachtig vooruit op werkgebied? Maakt u nog grootse plannen?
‘Eerlijk is eerlijk: we leven van week tot week. Dat moet nu wel vanwege de coronabeperkingen, maar ook vanwege mijn situatie. Kijk, ik ben een realist. Als je tachtig bent, ga je geen planning voor een jaar of tien maken. Dat zou idioot zijn natuurlijk. Als we dit jaar niet meer zouden mogen spelen, dan kijken we naar volgend jaar. We wíllen nog zo graag. Ik maak muziek met mijn band, die nog steeds Peter Koelewijn en zijn Rockets heet. Als we weer op de bühne zouden mogen staan, vinden we dat een groot cadeau. De muzikanten met wie ik mag spelen, zijn allemaal wat ouder dan de meeste andere popmuzikanten. We hoeven het niet meer voor het geld te doen, het is puur plezier als we weer zouden mogen optreden.’
We hebben het nu over ‘mogen optreden’, daarmee doelt u op de vrijheden/beperkingen vanwege corona. Maar stel dat het aspect ‘kúnnen optreden’ gaat meespelen? Dat het 80-jarige lijf gaat protesteren?
‘Er zijn voor mij drie redenen om te besluiten niet meer op te treden. De eerste is als ik het zelf niet meer leuk vind. Wat mijn goede vriend en generatiegenoot Boudewijn de Groot heeft. Die treedt niet meer op, hij heeft het allemaal wel gezien, wat ik me best kan voorstellen. Een tweede reden kan zijn dat je het lichamelijk niet meer kan doen. Wat mijn kameraad George Kooymans van Golden Earring meemaakt. Een derde argument kan zijn dat het publiek het niet meer leuk vindt. Stel dat de eerste twee aspecten niet opgaan, maar de mensen vinden er niks meer aan, dan ben je uitgeluld, klaar. Als een van die drie dingen zich voordoet bij mij, kap ik ermee. Maar dat is nog steeds niet het geval gelukkig. Zowel onze Belgische boeker als de muzikanten van de band staan te popelen om weer aan de gang te gaan.’
U bent eind december vorig jaar tachtig geworden; hoe heeft u die mijlpaal gevierd? Met één toegestane gast?
‘Laat me vooropstellen dat het getal tachtig me niet zoveel zegt of doet. Ook toen ik vijftig, zestig of zeventig werd, had dat voor mij niks speciaals of extra’s. Met die cijfertjes in leeftijden heb ik niks, ik vind het belangrijker wat mijn lichaam me zegt. Dat vertelt me namelijk hoe het echt met me gaat.’
Als we nu eens naar dat lijf luisteren? Wat krijgen we dan te horen?
‘Dat het prima met me gaat, op wat kleine kwaaltjes na dan. Het zou ook raar zijn als ik die niet zou hebben. Maar verder is er niet zoveel aan de hand.’
Doelt u met ‘kleine kwaaltjes’ op typische oudemannenaandoeningen? Zoals prostaatproblemen?
‘Je slaat de spijker op z’n kop. Twee jaar geleden heb ik een prostaatbehandeling ondergaan. Net als veel mannen op leeftijd kreeg ik prostaatkanker. Dat hebben ze op een moderne manier behandeld met brachytherapie. Daarbij worden radioactieve naaldjes in de prostaat gebracht die direct de tumor aanvallen. Het woord “brachy” betekent dichtbij; de radioactieve naaldjes geven straling af direct in de prostaat. Het grote voordeel van deze behandeling is dat de tumor direct bestraald en vernietigd wordt. Nadeel is dat de prostaat zelf niet ongemoeid wordt gelaten, al is het altijd nog beter dan vroeger, toen ze gewoon de hele prostaat wegsneden. Dan moest je maar afwachten hoe het verder zou gaan.’
Hoe is de behandeling aangeslagen?
‘Goed. Een kleine twee maanden geleden heb ik weer een controle gehad. Je moet dan je bloed opsturen en de nabespreking met de arts is telefonisch, vanwege corona. De bloedwaardes waren nog weer beter dan de vorige keren en de arts zei dat ik mezelf als genezen mocht beschouwen. Ik moet ieder half jaar naar controle, maar ik vond het fantastisch nieuws.’
Hebt u veel pijn of klachten gehad?
‘Ik heb er behoorlijk last van gehad, ja. En ik ervaar nog steeds de naweeën van de ingreep. Ik moet bijvoorbeeld vaker naar het toilet. Dat levert soms komische toestanden op. Toen we nog mochten optreden, ging ik in ieder theater waar we aankwamen eerst uitzoeken waar de toiletten waren. Zo kon ik mijn sanitaire plan voorbereiden. Want als ik naar de wc moet, kan ik het niet gemakshalve even een half uurtje ophouden. Het moet binnen een paar minuten gebeuren als ik het voel opkomen, anders pies ik in mijn broek. Voorheen kon ik mijn plas moeiteloos een uurtje of zes, zeven ophouden, maar dat is er dus niet meer bij. Een beetje raar om te vertellen misschien, maar we zouden geen onderwerp mijden in dit gesprek. En je wilde mannenpraat. Dít is mannenpraat...’
Wel een beetje oudemannenpraat, hoor.
‘Je zit tegenover een oude man. Wat had je dan gedacht? Wat wil je horen?’
Stoere verhalen uit uw rock-’n-rolltijd, met wulpse vrouwen die zich voor uw voeten wierpen. Dat is óók mannenpraat.
‘Die verhalen zijn er. Ik ben er alleen niet zo trots op. In mijn biografie Peer uit 2018, heb ik eerlijk opgebiecht dat ik niet altijd de meest trouwe man ben geweest die een vrouw zich maar kan voorstellen. In mijn vak is omgaan met verleiding sowieso extra lastig, omdat je geregeld in het middelpunt van de belangstelling staat. Dat is overigens absoluut geen vrijbrief om zomaar wat in de rondte te rotzooien. Dat zou slap gelul zijn, je kunt jezelf nooit vrijpleiten van vreemdgaan. Maar er zijn dingen voorgevallen die je onder het kopje “scheve schaats” zou kunnen plaatsen. Ik ben niet altijd de brave huisvader geweest. Ik ben diverse malen zwak geweest in mijn leven.’
Die wilde tijd van ontrouw heeft u wel een lied opgeleverd: KL 204 (als ik God was) uit 1978 gaat toch over overspel?
‘Klopt. Het lied vertelt het verhaal over een dame die ik naar Schiphol bracht. Ik had een affaire met haar. Mijn toenmalige vrouw Mieke, die helaas in 2013 is overleden, heb ik op de hoogte gebracht van mijn praktijken in het verleden. Het grootste gedeelte althans. Zij had toen kunnen zeggen: daar is het gat van de deur, opgesodemieterd. Dat heeft ze niet gedaan. Op een gegeven moment heb ik het gerotzooi achter me gelaten, ik zag het nut er niet meer van in. Sinds jaren ben ik gewoon een aardige, rustige, bedaarde rock-’n-rollzanger. Mijn huidige vrouw Els weet wel alles van wat ik heb uitgespookt.’
U heeft nul geheimen voor haar?
‘Els en ik zijn altijd heel open naar elkaar geweest. Dat wil zeggen: Els is open naar mij omdat ze gewoon een open boek is. En ik was open naar haar omdat ze erachter kwam dat ik vreemdging.’
De gewillige vrouwen wierpen zich halfnaakt voor het podium, wat uw broekmicrofoon onhoudbaar deed steigeren? Werden er slipjes gegooid en briefjes met telefoonnummers?
‘Geen slipjes en briefjes, maar je voelde het wel als er buitengewone belangstelling was. Als een vrouw extra moeite voor me deed en ik kon de verleiding niet weerstaan, ging ik erop in. Dan was het wederzijds moeite doen. Ik deed er soms echt wel moeite voor als ik een mooie meid zag, daar zal ik niet over liegen.’
U was een charmeur.
‘Misschien was ik dat wel, ja.’
Hoe kijkt u erop terug?
‘Zoals gezegd, ik ben er niet trots op. Het is toch een soort verraad. Ik heb er nu geen moeite mee om erover te vertellen, maar hier stopt het wel. Ik ga geen namen of details noemen en ik vind het te makkelijk om te zeggen: het hoort een beetje bij rock-’n-roll. Ik wil er wel bij aantekenen dat ik het gevoel en gedrag van mannen beter begrijp dan van vrouwen. Van vrouwen begrijp ik niet zoveel, van mannen wel. Van veel mannen die ik ken, durf ik mijn hand niet in het vuur te steken dat ze van onbesproken gedrag zijn. En ik ken een hoop mannen, hoor. Ik weet zeker dat het gros zo’n beetje hetzelfde is als ik. Maar: dat geldt niet voor iedereen. Ik ken een paar gozers die absoluut en bewonderenswaardig trouw zijn. Zeldzame exemplaren, helemaal in de rock-’n-roll.’
Over rock-’n-roll gesproken: hebben drank en drugs in die wereld invloed gehad op uw leven?
‘Wat drugs betreft, ben ik nooit verder gegaan dan wat jointjes in de flowerpowertijd. Ik blowde toen af en toe, maar op een gegeven moment was ik er helemaal klaar mee. Dat had een directe aanleiding: ik was met mijn muziekvriend George Kooymans op een ochtend een kop koffie aan het drinken met een jointje erbij. We namen nóg een joint, waardoor het helemaal langs me heen ging dat ik om 11.00 uur in de studio moest zijn. Om 13.00 uur belde de secretaresse dat de studio vol zat met wachtende mensen. Ik ben er meteen naartoe gegaan en voelde me zó ongelooflijk klote dat ik zo had verzaakt! Die mensen kregen wel betaald voor hun extra uren, maar het was natuurlijk voor niemand leuk. Toen heb ik tegen mezelf gezegd dat het afgelopen
Dat was een nare laatste ervaring met softdrugs. Heeft het blowen u ook bijzondere teksten of mooie anekdotes opgeleverd?
‘Zeker, we hebben malle dingen meegemaakt. Toen ik in een drive-inhuis in Soest woonde, was ik net begonnen als producer. Een van de acts die ik vertegenwoordigde, was de Mr. Albert Show van onder anderen Bertus Borgers: keigoede zanger, fenomenale gitarist, heeft saxofoon gespeeld in Golden Earring, een waanzinnige gozer. Die band kwam eens op bezoek in Soest, mijn zoon Joep was nog een kleuter. Jaren 60. Ik had voor Joep twee treinstelletjes gekocht. In die flowerpowertijd had je niet veel meubels, je ging op de grond zitten als je bij elkaar kwam. Ik was eind twintig en de ene na de andere joint passeerde. De stemming steeg, het was hartstikke gezellig. Op een gegeven moment ontstond het plan om treintje te spelen; de hele rails werd uitgelegd over de woonkamervloer. Het geweldige idee werd bedacht dat het ene treintje linksom zou gaan, het andere rechtsom; zo zouden ze in het midden tegen elkaar botsen. De uitdaging was om vooraf te raden hoeveel wagonnetjes om zouden vallen bij de crash. Maar die botsing op dat ene punt, waar we allemaal naar zaten te turen, bleef uit. Er kwam maar één trein voorbij. Niemand begreep het. Het duurde tijden voordat we ontdekten dat een bandlid in slaap was gevallen met zijn been over het spoor; daar was trein twee blijven steken! We waren zo stoned als een garnaal en vonden het een geweldige ontdekking dat we het mysterie toch maar mooi samen hadden opgelost. Het is meer dan vijftig jaar geleden, maar zoiets vergeet je nooit meer.’
Doorgaand op die rock-’n-roll: hoe bent u met drank?
‘Och, er zijn momenten geweest dat ik ’m aardig heb geraakt. En ik mag nog steeds af en toe een flinke slok drinken. Maar één ding doe ik nooit meer en dat is rijden onder invloed. Een jaar of twintig geleden ben ik eens aangehouden met een borrel op, waarna ik mijn rijbewijs een poos kwijt ben geweest. Toen heb ik een heel duidelijke beslissing voor mezelf genomen: genieten van een drankje is oké, maar nóóit meer als ik nog moet rijden. Ik zou dat ook iedereen met klem willen aanraden: drink nooit als je nog achter het stuur moet. Het is levensgevaarlijk, zowel voor jezelf als voor anderen. Een cliché misschien, maar wel hartstikke waar.’
De muziekwereld staat al een tijdje stil, maar als ze u loslaten op de bühne gaat u nog steeds tekeer als een beest. Hoe blijft u zo fit?
‘Ik heb er werkelijk geen enkele moeite mee om met de Rockets twee keer een uur op de bühne te staan. En laten we wel zijn: bij een nummer als Je wordt ouder papa kun je als artiest simpelweg niet op 10 vierkante centimeter blijven staan. Ik móét dat hele podium over, of de zaal in. Als ik optreed, is er niks aan de hand. Dat komt waarschijnlijk omdat het zo fantastisch leuk werk is. Tuurlijk, ik ben wat eerder moe dan voorheen en als ik in de tuin onkruid aan het wieden ben, kan ik na twintig minuten moeilijk overeind komen omdat ikhetinmijnrugheb.Maaralshetdaarbijblijft, dan haal ik de 105 jaar wel.’
Doet u aan sport om in conditie te blijven?
‘Nog niet, maar Els heeft wel gezegd dat we iets moeten gaan doen. Ik heb namelijk een beetje een buikje gekregen. Els zegt dat het gezond is om daar iets aan te doen en ik denk dat ze gelijk heeft. We gaan echt niet elke dag overdreven in zo’n sportschool hangen, maar we gaan er wel mee aan de slag. Veel wandelen, soms fietsen. Bewegen. Als het lekker weer is, ga ik zwemmen, hier in ons zwembad bij het chalet. Al zwemt Els meer dan ik. Ik heb een opblaasbare hangstoel waar ik mezelf lekker in hijs na vijf minuten zwemmen, haha. Lekker ronddobberen. Maar ik beweeg mijn benen daar wel bij, hoor.’
Bij Je wordt ouder papa kun je niet op 10 vierkante centimeter blijven staan. Ik móét dat hele podium over, of de zaal in
Vroeg of laat zal het levenseinde zich aandienen. Denkt u na over de dood?
‘Ik denk er wel aan, maar niet te veel. Waar ik weleens dieper over nadenk, is het fenomeen dat ongeneeslijk zieke mensen zo sterk en dapper over hun ziekte en het naderende einde praten. En de dingen nog doen die ze willen doen. Krachtige mensen, die er normaal over praten terwijl ze weten dat ze binnen afzienbare tijd doodgaan. Ik denk er dan over na hoe ík zou zijn als mij dat overkwam. Zou ik thuis gaan zitten, een onmogelijk persoon worden, iedereen afsnauwen en een beetje zielig gaan zitten doen? Trouwens volledig met recht, want als je weet dat je doodgaat, mag je best zielig zijn. Ik weet niet hoe ik zou zijn; je wilt natuurlijk net zo krachtig zijn. Maar de meest ideale manier om te sterven is natuurlijk dat het in één keer zo gebeurd is. Zo is mijn vrouw Mieke overleden. Ze kreeg een hersenbloeding, viel neer, raakte in coma en na vijf dagen was het voorbij. Ze heeft er niks meer van geweten; mooier kun je het eigenlijk niet hebben. Je zal maar een lijdensweg van weken of maanden moeten meemaken. Dat kun je maar beter in één klap vertrokken zijn. Boem. Weg. Over en sluiten.’
NIEUWE REVU ONTMOET PETER KOELEWIJN
Waar?
In de serre van zijn prachtige chalet in het midden van Nederland. Aan het water, aan de rand van een bos, veel privacy. Wel koud in de serre. Gelukkig waren we door Koelewijns vrouw Els gewaarschuwd: dikke jas meenemen.
Wanneer?
In de periode dat de winter het voorjaar kust; nog net geen knoppen aan de takken.
Nog wat genuttigd?
Koffie met wat lekkers. Bij het tweede bakkie verwisselt Koelewijn per ongeluk de kopjes, waarna hij de koffie weggooit en nieuwe maakt. Koelewijn is dan nog niet gevaccineerd tegen corona en neemt geen enkel risico.
Verder nog iets?
Koelewijn heeft altijd een emmertje met watervogelvoer klaarstaan om aan de wilde eenden te geven die langs zijn chalet komen zwemmen. Hij blijkt geweldig een eend te kunnen imiteren; Koelewijn kwaakt erop los en de eenden schieten tevoorschijn uit het riet.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Andries Jelle de Jong