De foto van Papa Renty is fascinerend. We zien een zwarte man met ingevallen wangen, die met een harde blik recht in de camera kijkt, het bovenlichaam ontbloot. De afbeelding is zwart-wit en opmerkelijk scherp – vooral als je bedenkt dat hij is genomen halverwege de 19de eeuw, met de vroege fototechniek die daguerreotypie heet. Daarbij werd het beeld via een chemisch proces ingebrand op een koperen plaat. Je ziet de aderen van Renty over zijn armen lopen, je ziet de haren van zijn stoppelbaard, de schaduw van de wallen onder zijn ogen.
Wat deze afbeelding ook bijzonder maakt, is dat het een van de eerste foto’s is die is genomen van een Afrikaanse slaaf in de Verenigde Staten. De man werd vanuit het Afrikaanse Congo naar de Nieuwe Wereld verscheept en aan het werk gesteld op een katoenplantage in South Carolina.
De daguerreotypies, die meer dan honderdvijftig jaar bewaard zijn gebleven in een archief van de beroemde universiteit Harvard, werden gemaakt in opdracht van wetenschapper Louis Agassiz. Deze van origine Zwitserse bioloog hing de intussen achterhaalde evolutietheorie van de polygenese aan: dat de herkomst van de mens bestaat uit verschillende rassen die geen gemeenschappelijke voorouders hadden.
Omdat de evolutietheorieën van Darwin niet meer te rijmen waren met de Bijbel, werd polygenese een uitvlucht voor de meer bijbelvaste machthebbers in de Verenigde Staten. In hun verhaal stamde de witte mens af van Adam en Eva, terwijl de zwarte mens volgens de polygenese biologisch gezien niets met de witte mens gemeen had. De andere rassen waren door God geschapen om te voldoen aan de voorwaarden van een specifieke natuurlijke omgeving. Voor zwarte mensen gold dat die meer noodzaak hadden aan fysieke kracht dan aan denkkracht. Polygenese was een welkome theorie voor slavenhouders, die daarmee konden volhouden dat zwarte mensen inferieur waren aan witte. Om zijn theorie kracht bij te zetten, gaf Agassiz opdracht tot het maken van daguerreotypies van een groep van zeven slaven, onder wie Renty en zijn dochter Delia.
De slaven werden vanaf de plantage naar een studio gebracht, waar zij naakt moesten poseren voor de fotoshoot. Tussendoor werden ze door onderzoekers betast om hun lichaamsverhoudingen op te meten. Het resultaat werd terug naar Harvard gebracht, waar Agassiz op dat moment een hoogleraarschap in de zoölogie vervulde – de leer van de dieren. Voor hem waren de beelden van de slaven materiaal dat hij kon gebruiken bij presentaties over zijn polygenesetheorie. Sindsdien worden de daguerreotypies in een archief van de universiteit bewaard, buiten het zicht van de wereld in een klimatologisch stabiele ruimte, waar ze slechts af en toe worden uitgehaald voor onderzoek of voor het onderwijs aan studenten. Totdat een vrouw opstond die stelt een afstammeling van Renty te zijn. Deze vrouw, Tamara Lanier uit Connecticut, die toen ze nog werkte het hoofd van de reclassering was in die staat, zegt in hem de Renty uit haar familieverhalen te herkennen. Nu wil ze dat Harvard de foto’s aan haar familie teruggeeft, om daarmee het onrecht dat de slaven is aangedaan recht te zetten.
Lopend naar het werk
Het eerste wat Tamara Lanier zegt wanneer ze de telefoon opneemt, is dat ze is opgehouden tv te kijken door al het nieuws over de George Floyd-rechtszaak. ‘Ik kan het allemaal niet meer aanzien. Dit is nou precies waar mijn rechtszaak over gaat: het verschil tussen zwarte en witte bewoners van de Verenigde Staten. Het is allemaal met elkaar verbonden. We moeten in dit land nog in het reine komen met ons verleden.’
Terwijl voor veel mensen de slavernij en de segregatie misschien iets uit de geschiedenisboeken lijken, hoeft Lanier maar in haar familiegeschiedenis te kijken om in de verhalen hierover terecht te komen. Haar moeder groeide op in Montgomery, Alabama, in het diepe zuiden van de VS, in de tijd van de Jim Crow-wetten, waarin de rassenscheiding tussen zwarte en witte Amerikanen juridisch was vastgelegd. Laniers opa ging in het diepe zuiden nog lopend naar het werk omdat hij niet in de bus voor witte Amerikanen mocht. Haar overgrootvader groeide op als kind van slaven. In Amerika is de segregatie nooit ver weg, nog in de Tweede Wereldoorlog werden zwarte Amerikaanse legertroepen die in Europa vochten, gescheiden gehouden van de rest van de militairen, tot ver daarna konden zwarte Amerikanen voor bepaalde wijken geen hypotheek krijgen. Lanier hoorde in haar familie altijd verhalen over ene Papa Renty, een Congolese slaaf die zichzelf en andere slaven op de plantage had leren lezen. Dat deed hij ondanks een wet in South Carolina die dat verbood, er werd gevreesd dat geletterde slaven voor zichzelf een reispas konden vervalsen, waarmee zij makkelijker konden wegvluchten.
Zoals zoveel mensen doen wanneer ze ouder worden, begon Lanier ruim tien jaar geleden haar familiegeschiedenis uit te pluizen. Ze trok haar stamboom na, sprak familieleden en zocht op internet. In die zoektocht kwam ze de daguerreotypie van de halfnaakte Renty tegen, waarin ze familietrekken dacht te herkennen. ‘Iedere generatie in mijn familie kent een Renty, ik heb een oom die zo heet en een opa. Dus voor mij was het gelijk duidelijk dat dit de Papa Renty kon zijn uit onze familieverhalen.’
Over Edward Taylor, nakomeling van slavenhouders, zegt Tamara: ‘Hij kon me amper in mijn ogen kijken, zoveel schaamte voelde hij’
Lanier zocht contact met Harvard. Ze was enthousiast dat ze hen kon vertellen wie de anonieme slaaf mogelijk was over wie zij in hun lesmateriaal doceerden en verwachtte dat de grote universiteit graag haar verhaal zou willen horen. De universiteit deelde echter helemaal niet in haar enthousiasme. Op haar brieven kreeg Lanier een korte standaardreactie dat de universiteit er nog op terug zou komen. ‘Maar dat deden ze niet. Ik hoorde helemaal niets meer van ze. Mijn vervolgverzoek om langs te komen voor een gesprek werd geweigerd. En dat voelde als een klap in mijn gezicht.’ Harvard ging niet in op herhaaldelijke verzoeken tot een interview voor dit artikel. Op hun site staat de zaak van Lanier wel vermeld, zonder inhoudelijke reactie. Wel stelt Harvard in een kort statement op de website dat het ‘werkt aan het herzien van de manier waarop Agassiz’ nalatenschap wordt geportretteerd, om daarin meer accuraat te erkennen wat zijn bijdrage is geweest aan het racistisch denken’.
Intussen zocht Lanier verder in de geschiedenis en wist ze de lijntjes in haar familiestamboom te verbinden door informatie die ze tegenkwam bij de mormonen in Utah. De leden van die kerkgemeenschap bidden voor de overledenen overal ter wereld, om postuum alsnog hun ziel te ‘redden’. Als gevolg daarvan hebben zij een gigantisch archief van familiestambomen wereldwijd, dat in sommige gevallen honderden jaren in de tijd teruggaat. En aangezien ook de mormonen met hun tijd zijn meegegaan, staat dat archief voor iedereen toegankelijk online.
Met een verzameling van documenten als geboorte- en trouwaktes stelt Lanier bewijs in handen te hebben dat de slaaf op de foto haar voorouder is. Via een collega van haar dochter kwam Lanier in contact met stamboomonderzoeker Chris Childs uit Boston, die voor Barack Obama onderzoek naar zijn afstamming heeft gedaan. Childs hielp haar met het nalopen van haar beweringen en het zoeken naar de missende puzzelstukjes in de stamboom.
Lanier onderzocht ook wie de nakomelingen van de slavenhouders waren bij wie Renty en Delia op de plantage aan het werk waren gesteld. In 2015 kwam zij zo in contact met Edward Taylor, afstammeling van die familie: een op dat moment 98-jarige man die nog steeds in South Carolina woonde. Ze reisde naar hem af en verbleef een weekend op zijn landgoed. ‘Taylor had dezelfde verhalen die ik kende van mijn moeder,’ zegt Lanier. ‘Hij vertelde hoe een slaaf op de plantage de andere slaven leerde lezen uit een boekje dat de Blue-Backed Speller heette. Het maakte me alleen maar meer duidelijk dat het klopte wat ik had gevonden. Het was ook aandoenlijk. Taylor probeerde me ervan te overtuigen dat zijn familie hun slaven altijd met respect had behandeld. Ik voelde hoe moeilijk hij het in eerste instantie vond om mij te ontmoeten. Hij kon me amper in mijn ogen kijken, zoveel schaamte voelde hij.’
Advocaten als reuzendoders
Zo’n tien jaar nadat Lanier met haar zoektocht was begonnen, kwam ze in contact met Ben Crump, de advocaat die ook de familie van George Floyd bijstond en voor hen een civiele rechtszaak tegen de stad Minneapolis won. Het leverde de familie van Floyd 27 miljoen dollar aan schadevergoeding op. Tot Laniers verbazing zag Crump in haar verhaal aanleiding tot een rechtszaak en bood hij haar aan met hulp van een andere advocaat de universiteit aan te klagen. Lachend stelt Lanier: ‘Mijn advocaten zijn als reuzendoders dat zij het tegen zo’n prestigieus instituut durven opnemen.’
Na jarenlang in stilte haar familiestamboom uitgezocht te hebben, stond Lanier na een artikel over de rechtszaak in The New York Times opeens volop in de nationale belangstelling. In het kielzog van de wereldwijde protesten na de dood van George Floyd kreeg haar rechtszaak alleen maar meer aandacht. Dat het hier ook nog eens ging om een vrouw die een hooggeplaatste functie had vervuld als hoofd reclassering, zorgde ervoor dat haar bewering makkelijk serieus werd genomen. Het gaat Lanier er vooral om dat Harvard de rol erkent die zij hebben gespeeld door mee te werken aan een ‘wetenschappelijk’ fundament voor racisme. Het was immers Agassiz die als hoogleraar van Harvard onderzoek deed naar de polygenese en daarmee een wetenschappelijk sausje gaf aan de rassenleer die in het zuiden werd gebruikt om mensen tot slaaf te maken. Daarnaast staat de foto van Renty op de kaft van een boek dat Harvard via het eigen Peabody Museum verkoopt voor 40 dollar, waardoor Lanier en haar advocaten stellen dat de universiteit de foto’s van slaven nog steeds commercieel uitbaat. ‘Dit is geen geval van cancelcultuur, zoals sommige mensen zeggen,’ zegt Lanier. ‘Ik zie dit als correctiecultuur, waarbij we rechtzetten wat in de geschiedenis mis is gegaan. Dit dient een hoger doel.’
Afgelopen maart bepaalde de rechter in eerste aanleg van de zaak dat de rechten van een foto altijd bij de fotograaf liggen. En dat betekent dat Harvard de daguerreotypies zou mogen houden, aangezien de fotograaf ze in opdracht van een hoogleraar heeft gemaakt. Dat is niet onlogisch. Want als de rechten van een beeld niet bij de fotograaf liggen, wordt daarmee een gevaarlijk precedent gezet: denk aan foto’s waarmee grote prijzen als de Pulitzer worden gewonnen, of elke foto die in het kader van wetenschappelijk of journalistiek onderzoek is of nog wordt gemaakt. Daarnaast gaf de rechter Lanier geen gelijk in haar argumentatie dat Harvard het recht niet heeft om de foto’s te exploiteren. Aangezien zij de rechtmatige eigenaar zijn, mogen ze met de beelden doen wat ze willen. Maar daarmee is de zaak zeker nog niet voorbij. Advocaat Crump is in hoger beroep gegaan, waarbij veel breder naar de argumentatie gekeken kan worden dan naar de eerste vraag over eigendomsrecht. Lanier zegt fel: ‘Wat zij toen deden, was simpelweg in strijd met de wet, aangezien het noorden van de VS slavernij al had verboden. Het gaat er dus niet om of de rechten van een foto bij de fotograaf liggen, maar dat Harvard toen een misdaad heeft gefaciliteerd en die moeten zij herstellen door de daguerreotypes terug te geven aan de familie. Ik twijfel dan ook geen moment dat wij uiteindelijk zullen winnen.’
Recht verspeeld
‘Een zaak als deze kan op verschillende manieren ingestoken worden,’ zegt hoogleraar Malik Edwards van de Central University in North Carolina. Hij legt uit dat in het Amerikaanse rechtssysteem gekeken kan worden naar het eigendomsrecht (ownership) of via iets wat in het Nederlands de rechtbank van billijkheid heet (courts of equity). Dit onderscheid is een overblijfsel van het Britse rechtssysteem, waarop het Amerikaanse is gebaseerd. De advocaat van Lanier beargumenteert dat het afstaan van het recht op de foto’s het juiste is om te doen, dus zet hij in op de vraag van billijkheid. Crump stelt dat Harvard een lange geschiedenis heeft van het bijdragen aan een wetenschappelijk fundament om slavernij mee goed te praten, waarvan het onderzoek van Agassiz deel uitmaakt.
In eerste aanleg is de rechter voornamelijk uitgegaan van het eigendomsrecht en is hij daarnaast ingegaan op de vraag in hoeverre Lanier het recht heeft om Harvard te verbieden de foto’s zomaar te gebruiken. In hoger beroep zou juist naar de billijkheid gekeken kunnen worden: weliswaar is Harvard officieel eigenaar van de foto’s, maar door de gruwelijke geschiedenis van de slavernij en door de heftige omstandigheden waaronder de foto’s zijn gemaakt, is het misschien niet helemaal redelijk dat de universiteit vast zou blijven houden aan de platen. ‘Waar ook naar gekeken zou kunnen worden, zijn de digitale rechten,’ zegt Edwards. ‘Nu is het moment daarvoor, nu zijn daar mogelijkheden voor ontstaan. Denk bijvoorbeeld aan Disaster Girl.’ Waar de hoogleraar op doelt, zijn nonfungible tokens (NFT), waarmee de maker van bijvoorbeeld een meme, een tweet of een foto het origineel kan verkopen via een digitale handtekening die is vastgelegd op blockchain-technologie, de software die voornamelijk bekend is van bitcoins. Als bepaald kan worden dat Lanier het recht heeft op een dergelijke NFT, zou zij de digitale versie van de foto’s kunnen veilen. Hetzelfde deed de vrouw wier foto als grijnzende 4-jarige bij een brandend huis van bijna twintig jaar geleden een beroemde meme werd als Disaster Girl. Haar familie verdiende een half miljoen dollar met de verkoop van de NFT van haar foto, plus 10 procent van toekomstige doorverkopen.
Delia was een tiener, je ziet haar huilen op de foto. Ik kan me de hulpeloosheid voor stellen, met al die mannen om haar heen. Dat is dezelfde hulpeloosheid die ik in de ogen van George Floyd zag
Daarmee zou de familie van Lanier financieel iets uit de daguerreotypies van hun voorouders kunnen halen, maar is het probleem van het bewaren ook opgelost. Daguerreotypies kan je namelijk niet zomaar op een zolder zetten. Aangezien het gaat om gevoelige chemisch ingebrande beelden op een koperen plaat, moeten deze zorgvuldig bewaard worden onder de juiste klimatologische omstandigheden. Daartoe heeft de universiteit de juiste middelen, maar de gepensioneerde Lanier niet.
Overigens stelt Lanier zelf voor dat de beelden naar een museum voor Afrikaans-Amerikaanse geschiedenis gaan. Daar zouden ze dan wel onder de juiste omstandigheden bewaard kunnen worden. Lanier: ‘Dat is de plek waar wat mij betreft het echte verhaal van Renty verteld zou worden. Vanwege de manier waarop Harvard de foto’s heeft verkregen, hebben zij het recht verspeeld ze nu nog in handen te houden.’
Schedels uit ‘paupergraven’
De rechtszaak van Lanier staat in een veel bredere maatschappelijke discussie die momenteel in de Verenigde Staten (en de rest van de wereld) speelt. Wat moeten instellingen met kunst of wetenschappelijk materiaal dat is verkregen onder discutabele omstandigheden? In april gaf het Museum voor Archeologie en Antropologie van de Universiteit van Pennsylvania aan dat het de eigen verzameling mensenschedels zou herzien. Ook hierbij gaat het om een verzameling uit de tijd dat de universiteiten zich bezighielden met rassenleer, in dit geval een 19de-eeuwse antropoloog die Samuel George Morton heette. Hij probeerde de theorie van polygenese te bewijzen door schedels op te meten om aan te tonen dat de Kaukasische schedels de grootste herseninhoud hadden, en dat daardoor de blanke mens het meest intellectueel vaardig was. Een aantal schedels komt uit zogeheten paupergraven, waar Afrikaans-Amerikaanse inwoners van Philadelphia massaal en anoniem in werden gedumpt. Activistische studenten organiseerden protesten, omdat ze vonden dat het niet ethisch was om de menselijke restanten zonder enige goedkeuring van familieleden zo tentoon te stellen. Dit zijn immers de overgrootouders van huidige bewoners van Philadelphia. Door de anonimiteit waarin Afrikaans-Amerikaanse inwoners stierven, vallen de familiebanden niet meer na te gaan. Maar net zoals Tamara Lanier die ziet in Papa Renty, zien nazaten van deze anonieme doden die in de schedels van hun eigen voorouders. Het museum had de schedels vorig jaar al weggeborgen in archieven, in plaats van ze tentoon te stellen. Afgelopen april maakte het museum bekend een comité te starten dat zich zal bezighouden met de repatriëring van de schedels, naar begraafplaatsen in Philadelphia en waar mogelijk naar Afrika of Cuba, waar ze vandaan komen.
Ook de discussie over Agassiz’ positie als wetenschapper speelt breder, onder meer in diens geboorteland Zwitserland. Een straat in de plaats Neuchâtel werd hernoemd van Espace Louis-Agassiz naar Espace Tilo Frey, naar een Zwitserse politica die in Kameroen was geboren. Intussen proberen groepen Zwitserse activisten al langere tijd de berg Agassizhorn van naam veranderd te krijgen, waarbij een voorstel bestaat om deze Rentyhorn te noemen, naar de slaaf op de daguerreotypie. Autoriteiten in de dorpjes rondom de berg zien geen heil in de naamsverandering. ‘Je kan niet zomaar de geschiedenis uitwissen,’ zei een van de burgemeesters tegen een lokale krant.
Wat Tamara Lanier betreft is het goed dat haar rechtszaak op veel plekken een discussie losmaakt. Natuurlijk zou ze het bijzonder vinden als een berg in Zwitserland naar een van haar voorouders wordt vernoemd, maar het belangrijkste is wat haar betreft dat Harvard niet meer de enige instantie is die bepaalt wat er met de foto’s van de slaven gebeurt. ‘Wat mij nog het meest stoort is de manier waarop de foto’s door hen getoond worden, telkens weer in alle naaktheid, zonder daarbij te vertellen wie deze mensen werkelijk waren. Zo blijven dit slachtoffers. Delia was een tiener, je ziet haar huilen op de foto. Ik kan me de hulpeloosheid voorstellen, met al die mannen om haar heen. Dat is dezelfde hulpeloosheid die ik in de ogen van George Floyd zag, in de beelden waarop hij werd vastgehouden door die agent. Daarom zeg ik ook: er is nog maar weinig veranderd hier.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct