‘Weet je nog toen je om populisten nog vooral moest lachen?’
Open Brief van Leon Verdonschot aan Rita Verdonk. 'Ik zal niet beweren dat ik u helemaal was vergeten: uw naam valt nog weleens. Meestal in zinnen die beginnen met ‘Weet je nog’.
Beste Rita Verdonk,
Ik zal niet beweren dat ik u helemaal was vergeten: uw naam valt nog weleens. Meestal in zinnen die beginnen met ‘Weet je nog’. Bijvoorbeeld: weet je nog dat er iemand bestond die Mark Rutte wél kon verslaan bij verkiezingen, en dan ook nog op de lijst van zijn eigen partij?
Weet je nog toen Ayaan Hirsi Ali nog in Nederland woonde, voordat Rita Verdonk haar wegpestte met een poging haar het Nederlanderschap te ontnemen?
Weet je nog toen Rita Verdonk een moment lang in peilingen met Trots Op Nederland op 29 zetels stond, en uiteindelijk 13.198 stemmen haalde, nog geen een vijfde van één zetel?
Weet je nog toen Nina Brink vertelde dat ze Rita Verdonk financieel steunde, het zoveelste bewijs dat vuil vuil aantrekt?
Weet je nog toen Rita Verdonk in 2007 werd uitgeroepen tot Politicus van het Jaar?
Weet je nog toen je om populisten nog vooral moest lachen?
Want, laten we dat vooral niet vergeten: wat hébben we gelachen.
Om het meest onvergetelijke verkiezingsfilmpje aller tijden, waarin bejaarden werden bedreigd, vrouwen uitgescholden op straat en hardwerkende Nederlanders werden overvallen, terwijl u daar pratend doorheen liep zonder in te grijpen, om te eindigen bij een zwembad van watertrappelende landgenoten, die het water immers aan de lippen stond.
Om uw leven ná de politiek, omdat het zo leek op uw leven ín de politiek. U begon een bedrijf. Daar hing een spreuk aan de wand, las ik ooit in een profiel ervan. ‘Carpe diem’. Er is geen tatoeëerder in de wereld die niet stiekem in een emmer braakt wanneer iemand met die tekst zijn shop binnen loopt, maar de vrouw die Nederland ooit geschikt achtte voor het Torentje, hing het op in haar bedrijf. Uiteraard ging dat bedrijf failliet, en vanzelfsprekend leek het drama op de AliExpress-versie van Succession: geldschieters die naar hun geld konden fluiten, een bedrijfsvoering die gebaseerd leek op kosten voor het management (uzelf) en het inhuren van familieleden, onder wie uw zoon, dochter en zus.
En over uw dochter gesproken, wat héb ik gelachen om uw autobiografie, waarvan zij het voorwoord schreef. Heel erg ‘auto’ was de biografie overigens niet, want die bleek geschreven door iemand anders, een schrijver met een indrukwekkend cv: ‘Hij schreef honderden software- en hardwarerecensies.’
Het boek blonk uit in scherpe analyses, van onze geheime dienst bijvoorbeeld: volgens u ‘qua cultuur een hele aparte, gesloten organisatie’. En van uzelf: ‘Ik weet van mezelf dat ik een felle debater ben en dat ik snel zaken kan analyseren.’ En natuurlijk, van uw partij: ‘Er kwam een interactieve website. Dat leverde Trots veel hoon op, maar nu is deze manier van data mining gemeengoed geworden.’
En nu bent u dus terug: u staat op de tweede plaats van de lijst van de grootste partij van Den Haag, en het woord ‘wethouder’ is al gevallen.
Iedereen, op u en kennelijk Richard de Mos na, weet natuurlijk al hoe dit afloopt. De vraag is alleen: hoe hard gaan we lachen op de weg ernaartoe?