Grunbergs literaire werk is doordrenkt van wreedheid, moord en gore seks. Zijn deprimerende karakters zijn ontluisterend. In zijn roman Tirza snoeit de hoofdpersoon met de motorzaag, armen, benen en hoofd van de romp van het vriendje van zijn dochter. De dochter had hij al met een pook doodgeslagen. En in Dood in Taormina stikt de hoofdpersoon tijdens een triootje omdat een van de bedpartners haar mond en neus zolang dichthoudt dat ze het leven uit haar lijf voelt vloeien. Zo gaat het in veel van zijn tientallen boeken. Ook uit Tirza: ‘Zo fanatiek als hij haar spijkerbroek naar beneden trok, zo neukt hij ook. Snuivend en happend naar adem. En overal ruikt hij haar,’ het klasgenootje van zijn dochter. Hij ruikt ‘de geur van verse ontlasting’.
‘Je kunt telkens weer vragen waarom altijd alles kapot moet en ondergekotst, maar je zult geen antwoord krijgen,’ schreef Grunberg in zijn eerste roman Blauwe maandagen in 1994. Heeft hij inmiddels het antwoord? ‘Er zit iets heerlijks in kapotmaken,’ verklaart hij. Het is dezelfde roes als die van creativiteit, maar dan intenser. Verrukkelijk.’
Volgens recensent Tom van Deel is het hoogtepunt van Grunbergs ‘banalisering van het kwaad’ zijn roman Gstaad 95-98. ‘Niet omdat wreedheden en perversiteiten er tot in details zijn beschreven, integendeel. Incest, verkrachting en lichamelijke pijniging worden er alleen maar in aangekondigd. Zodra de suggesties feiten worden, zwijgt de verteller. Hij fluit er hooguit een vrolijk deuntje bij en geeft daarmee aan iets onverdraaglijks een draai die aankomt als een tik in je gezicht. Dat gaat in deze trant: “Billen stellen weleens teleur, maar dat mag geen reden zijn het verder te zoeken, of dieper te graven dan de endeldarm verdraagt.” Of zo: “De restanten van mensen bestaan altijd uit kleren en schoenen. In een volgend leven ga ik in de mode.’’’ Wat Van Deel onmogelijk los kan zien van het beeld van Auschwitz, met een grote berg schoenen van de omgebrachte slachtoffers.
Afkomst
Grunbergs aandacht voor geweld wordt vaak in verband gebracht met zijn afkomst. Hij is opgevoed door twee door de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog getraumatiseerde Joden. Grunbergs moeder, die Auschwitz overleefde, smeet met enige regelmaat het servies door de kamer, vertelt hij in veel interviews. Dan beet ze haar kinderen toe dat die nog erger waren dan nazi’s. ‘Bij sommige gezinnen in Nederland ruikt het naar spruitjes. Bij ons thuis rook het naar Zyklon B.’
Grunberg is een graag geziene gast op tv, en typt maar liefst 60.000 woorden per maand, niet alleen romans, maar ook als ‘publieksintellectueel’ essays voor NRC Handelsblad, de Volkskrant en waarvoor eigenlijk niet. Als embedded journalist ging hij naar oorlogen, en werkte hij in slachthuizen en in een psychiatrische inrichting.
Maar zijn literaire werk houdt ons het meest bezig, vanwege de luchtig gebrachte wrede perversiteit. Op universiteiten worstelen hoogleraren literatuur met de vraag of we van Grunbergs romans meer dan alleen ontmaskering en onttakeling mogen verwachten. Of er ook nog zoiets als hoop is, of dat het allemaal alleen maar nihilistische narigheid is. Daarbij uitspraken van Grunberg citerend waarin hij weinig heel laat van de menselijke soort. Zoals: ‘Mens-zijn betekent erkennen dat het vertrouwen in de wereld onherstelbaar gebroken is’. Of zoals in De mensheid zij geprezen: ‘Hij is bedrogen met de sprookjes van rechtvaardigheid, mededogen, liefde, werkelijkheid. Dat experiment is nu ten einde. Zijn hoofdstuk wordt afgesloten. Andere dieren mogen zijn rol overnemen.’
Als beginnend schrijver riep hij al dat de PC Hooftprijs eraan kwam. En nu dus een oeuvreprijs voor al die opgepende narigheid. Hij woont in New York dus we bellen. Terwijl op de achtergrond een baby kraait, relativeert hij zijn negatieve visie op de mensheid. Van kwaadaardigheid wil hij eigenlijk niet spreken, zegt hij. ‘De kans dat mensen ontsporen in tijden van crisis is een kwestie van toeval en pech. Ik wil niet moraliseren.’ Ook wil hij niet meer spreken van het einde van de mens. ‘Dat komt ooit, natuurlijk, maar dat gaan onze kindskinderen niet meemaken.’
Dat hij in crisissituaties zelf een grote klootzak zou kunnen worden, vindt hij onwaarschijnlijk. ‘Ik denk toch dat bij mij dan de schaamte uiteindelijk groter zal zijn dan de pure overlevingsdrift. Soms is het beter om te sterven dan om door te leven en je verder ontzettend te moeten schamen.’
‘Bij sommige gezinnen in Nederland ruikt het naar spruitjes. Bij ons thuis rook het naar Zyklon B’
Eigen religie
En nu wil Grunberg dus een eigen religie beginnen. Om te weten hoe je dat doet, ging hij op werkreis in Amerika. Hij deed mee met verschillende reli-happenings, ging mee langs de deuren met bekerende christenen, ging op ufo-jacht, tripte in een mescaline-kerk (lukte hem niet), bekeek een antiabortusdemonstratie en bezocht zowel black als white suprimacy-gelovigen. In Vrij Nederland deed hij verslag. Hij beschrijft een kerkdienst waarin de dominee bijvoorbeeld roept: ‘“Als een homo mijn kerk binnenkomt, gooi ik hem zo naar buiten, of de deur gesloten is of niet.” De gemeente lacht uitbundig.’
Nergens blijkt hoe hij inspiratie voor zijn nieuw op te richten religie kon halen uit deze verzameling fundamentalistische gelovigen en zotten. Hij constateert: ‘Men creëert zijn eigen absolute waarheden en zoekt vervolgens handlangers om minder alleen te zijn met die absolute waarheid. En om andermans zonde te bestrijden, uiteraard; weinig doet mensen een groter plezier dan dat. Dat alles wordt dan Ontwaken genoemd.’
Zijn observaties heeft hij gelardeerd met zogenaamde brieven aan de gelovigen. ‘U wenst de regels van het succes te kennen, u verlangt ernaar de hopeloosheid altijd een stap voor te zijn, u bestrijdt het verval met alcohol en vitaminetabletten, met hoestbonbons en verzorgende crème, u draaft door straten en parken. En nu hoopt u dat de goeroe zegt: “Doe het niet.” Of: “Doe het niet zo, maar doe het zo.” Ik zeg alleen: “Prima. Ga zo door.” Wie kan er iets op tegen hebben als mensen als tweebenige paarden door straten en parken draven?’
Afgelopen november deed hij zijn eerste reli-experiment, 48 uur met twaalf proefpersonen op een eilandje in de Vinkeveense plassen. De twaalf stonden uren in de kou, Grunberg nam ze in een hottub de biecht af en ze hadden goede gesprekken, stelt hij. ‘In no time kroonden ze mij tot sekteleider. Maar volgzame mensen zijn gevaarlijk.’ Grunberg heeft aangekondigd in 2024 in Oklahoma met een paar honderd man drie maanden lang een geloofscommune te gaan vormen.
Moet hij om een religie te kunnen beginnen niet eerst zelf een allerindividueelste weg volgen, zoals dat in religies altijd gebruikelijk was? Door bijvoorbeeld vijfmaal per dag op zijn islamitisch te gaan bidden? Grunberg: ‘Dat is misschien wel een goed idee. Ik zou best een maand moslim kunnen worden. Ik wil dan heel graag imam worden.’
De duivelse Wallen
Begin 1975 blaast Lamers de Kerk van Satan met sardonisch genoeg opnieuw satanisch leven in, in het gehucht Etersheim, tegenwoordig onderdeel van Oosthuizen. De reden voor de opleving is, dat Lamers het plaatselijke Nederlands Hervormde buurtkerkje voor een prikkie kan huren. Hij verft het zoveel als mogelijk helemaal zwart. De dorpsgemeenschap is er niet bepaald blij mee: ‘Voor de kleine gemeenschap waar het Woord Gods zeer hoog stond aangeschreven, was de komst van de satanisten een klap in het gezicht.’
Gelukkig voor het godvrezende volk van Etersheim – nog geen tweehonderd zielen – opent het huis van Satan al snel, want ook in 1975, een grote dependance op de Amsterdamse Wallen. Daar begint Lamers op de Achterburgwal 37 de duivelse uitspanning Le Boudoir. Vanwaar die stap? Nieuwe Revu heeft wel een idee. Misschien is het aan de Amsterdamse Wallen wat makkelijker en sneller cashen met Satan dan in het gehucht Etersheim.
Le Boudoir is een bijzondere dependance van de Kerk van Satan. Deze donkere plek is vrij te bezoeken, maar de toegang is niet gratis. Het verdienmodel is duivels inventief, Omdat Le Boudoir aan het ‘altaar’ – de bar – drank schenkt, maar aan het altaar geen last wil hebben van het aardse slijk, verhuurt het glazen. ‘Een schoon glas naar keuze’ kost aanvankelijk 50 cent per minuut. Gratis te laten vullen aan het altaar. Minimale verhuurduur: 30 minuten.
In Le Boudoir vinden – natuurlijk – ook rituelen plaats. Deze zijn voornamelijk van de licht en minder licht erotische soort en vinden met name plaats op het altaar. Op de bar dus. Er is een ritueel met een banaan. Er is een ritueel met colaflesjes. Er is een ritueel met 5-guldenbiljetten. Er is een ritueel met sigaren.
Zoals altijd, het wordt een grijze langspeelplaat, is niet iedereen even blij met de komst van Satan. Dit keer vindt ‘Zwarte’ Joop de Vries, uitbater van livesekstheater Casa Rosso, koning van de Wallen, de komst van de ‘kerk’ niet zo gewenst. Hij ziet er een (grote) concurrent in. Ook de gemeente is niet zo blij met de duivel, vanwege de heidense rituelen.
De geschiedenis herhaalt zich daarom. De drankvergunning wordt ingetrokken en Le Boudoir moet dicht ‘wegens overtreding van de openbare eerbaarheid’. En dat op de Wallen, dan moet je het toch wel erg bont maken... Of zou het er toch mee te maken hebben, dat de Kerk van Satan geen belasting betaalt? Immers, kerkgenootschappen zijn vrijgesteld van heel veel soorten van fiscale aanslagen.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest het op Blendle.
In het artikel lees je meer over Arnon Grunberg. ‘Twee deelnemers moesten voor Godspelen. Een van hen bekende achteraf dat hij tijdens het experiment bang was dat ze hem op een gegevenmoment werkelijk ten offer zouden brengen.’
- ANP