De schijnwerpers springen aan. Elvis Presley wendt zich tot de kijker. Met een dreigende blik zet hij de microfoon aan zijn lippen: ‘If you’re looking for trouble, you came to the right place! If you’re looking for trouble, just look right in my face!’ Zo opende de Amerikaanse NBC-televisieshow van 3 december 1968. Na acht lange jaren als filmacteur, maakte Elvis nu zijn ‘comeback’. Met zijn leren jack, hoog opgestoken kraag en vette kuif zag Elvis er scherp uit. Het bleek het best bekeken Amerikaanse tv-programma van dat jaar te zijn. De helft van alle Amerikanen hadden aan de buis gekluisterd gezeten. ‘The king was back’, en hoe! Vanaf dat moment zou Elvis zich toeleggen op live-performances in Las Vegas.
De Amerikaanse countryzanger Johnny Cash beleefde eveneens zijn ‘comeback’. Cash nam voor een publiek van gevangenen zijn nummer Folsom Prison Blues op. Uitgelaten, ritmisch klappend en stampvoetend werd Cash verwelkomd in de Folsom-gevangenis. Vol overtuiging zong Cash: ‘I shot a man in Reno just to watch him die.’ Een daverende weerklank volgde. Ook buiten de muren van Folsom werd zijn nummer een megasucces. Cash werd een van de best verkopende artiesten ter wereld. Na jaren van heftig drugsgebruik, arrestaties en een zelfmoordpoging, had hij dit patroon in 1968 doorbroken. Dat jaar betekende ook voor Cash een keerpunt.
In 2005 kwam de verfilming van Cash’ leven uit, Walk the Line. Nu, precies 45 jaar na Elvis’ dood, wordt ook diens leven in film vastgelegd. Als parallelle levens zijn zij nooit opgeschreven. Juist dan zie je opmerkelijke overeenkomsten. De tijdgeest balde zich als het ware samen in deze twee zangers. Daarom is het interessant om de levens van deze koningen van de country & rock-’n-roll naast elkaar te leggen. Zij vertegenwoordigden de twee kanten van de Amerikaanse droom.
Zowel de familie Cash als de Presleys kwamen uit de arme witte onderklasse en moesten zien te overleven in de schrale depressiejaren
Arme onderklasse
Beide zangers groeiden op aan de weerszijden van de Amerikaanse bluesstad Memphis. Die zuidelijke stad in Tennessee zou hun lot bepalen. Johnny Cash (1932) groeide op in Dyess, een kleine plattelandsstad ten noorden van Memphis. Elvis (1935) zag het licht in Tupelo, een dorp ten zuidoosten van Memphis. Zowel de familie Cash als de Presleys kwamen uit de arme witte onderklasse en moesten zien te overleven in de schrale depressiejaren. Geholpen door de New Deal, een steunpakket van de overheid, kreeg de Cash-familie een boerderij in Dyess. Daar werkte Johnny samen met zijn broers en zussen op de katoenplantages. Ook de ouders van Elvis kregen staatssteun. Als gezin waren zij begonnen in een schuur zonder stromend water en elektriciteit. In 1948 konden zij een sociale huurwoning krijgen in Memphis.
Na de Tweede Wereldoorlog onderging Memphis een enorme verandering. Door de mechanisering van de zuidelijke katoenplantages, vertrokken veel Afro-Amerikanen naar Memphis op zoek naar een baan. Daar namen zij hun muziektraditie mee. Aan Beale Street, een drie kilometer lange straat, herrezen steeds meer zompige bluesclubs en rokerige jazzcafés. Op de jazz, blues en rhythm and blues werd door de zwarte bevolking extatisch gedanst, de muziek doorleefd en seksueel contact niet geschuwd. Iets dat voor de gemiddelde ‘brave’ witte burger taboe was. Maar daar vond wel een opmerkelijke beïnvloeding plaats tussen de Afro-Amerikaanse muziekcultuur en de zoektocht van de Amerikaanse jeugd naar seksuele vrijheid en muzikale expressie.
Degene die dat goed doorhad was Sam Phillips. In 1949 opende hij in Memphis een kleine opnamestudio Sun Records. Daar wilde hij zwarte muzikanten blootstellen aan een groter publiek. Maar door de nog strikt gescheiden levenssferen waren witte radiostations niet geïnteresseerd. Dat zou veranderen toen Elvis in 1953 kwam binnenlopen. Phillips raakte onder de indruk hoe Elvis het nummer That’s All Right Mama op zijn eigen manier vertolkte. Het was een rhythm-and-blues-nummer van de zwarte zanger Arthur ‘Big Boy’ Crudup. Phillips zag zijn aanstekelijke energie. Met Elvis kon Philips de zwarte muziek lanceren bij een wit publiek. Na Elvis’ opname gaf Phillips het nummer aan DJ Dewey, een lokale radiopresentator. Vanaf dat moment nam Elvis’ carrière een hoge vlucht. Met zijn nummer begon hij op te treden in lokale uitspanningen en werd al snel een publiekstrekker.
Toen Cash in 1954 als deur-tot-deur-verkoper werkte in Memphis, merkte hij de opschudding die Elvis had veroorzaakt. In zijn autobiografie schreef hij: ‘De eerste keer dat ik Elvis zag, speelde hij vanaf een oplegger van een truck. Zo’n driehonderd, veelal tienermeisjes waren gekomen om hem te zien. Met slechts één single, zong hij dat nummer over en over (...) Daar zag ik hoe zijn charisma iedereen in zijn greep hield.’
Geïnspireerd door Elvis liep ook Cash Sun Records binnen. Zijn zelfgeschreven nummer Hey Porter was goed. Maar Phillips wilde een ‘weeper’ (tranentrekker). Daarop schreef Cash het nummer Cry, Cry, Cry! Het werd een hit en belandde in de top 20 van de nationale country-chart. Het was Johnny’s derde nummer die hem nationale bekendheid verschafte. In 1956 kwam I Walk the line uit. Cash werd Amerika’s topverkopende country-artiest.
Vervolgens werd hun muziek al snel door beeld ondersteund. Elvis kreeg zijn eerste televisieoptredens in 1956. De drie optredens bij The Ed Sullivan Show van CBS tussen september 1956 en januari 1957 gaven hem landelijke bekendheid. Cash kwam vanaf 1958 op de landelijke tv. Daarmee waren hun namen in Amerika gevestigd.
De timing van beide zangers kon niet beter. Amerika bevond zich na de Tweede Wereldoorlog in grote sociaal-economische veranderingen. Door de naoorlogse babyboom was midden jaren 50 een derde van de Amerikaanse bevolking 15 jaar of jonger. Bovendien werd Amerika rijk doordat de oorlogseconomie werd omgezet naar een burgereconomie. Miljoenen Amerikanen schoven door naar de middenklasse. Doordat hun kinderen nu konden studeren, werd de adolescentiefase verlengd. Dat leidde tot de vorming van een eigen jeugdcultuur. Deze ‘tieners’ gingen op zoek naar hun eigen iconen en kwamen uit bij Elvis en Cash.
Hun verhalen weerspiegelden de Amerikaanse Dream, die voor tieners ook toegankelijk werd. Elvis en Cash waren zelf bijna leeftijdgenoten. Door hun succes lieten zij zien dat je niet rijk geboren hoefde te worden en het ook al jong ‘kon maken’. Deze unieke prestatie dreef een hele generatie jeugdigen op hol. De ‘teenage fifties’ hadden hun eigen sterren gevonden met hun eigen naam.
Massale geestdrift
In mei 1955 zei Elvis tegen het einde van zijn show: ‘Dames, ik zie jullie graag backstage.’ Het publiek nam hem op zijn woord. De vele tienermeisjes drongen door de politiehordes en Elvis nam de benen. Eenzelfde ervaring had een reporter van het Algemeen Handelsblad in 1956: ‘Snel verdwijnt Presley door de toneeluitgang, achtervolgd door tientallen meisjes (...) slechts de politie kan nog uitkomst brengen.’
Zo’n massale geestdrift kon Elvis alleen ontketenen door de gevoelens, verlangens en instincten aan te spreken die al klaarlagen om aangesproken te worden. Wie de door Elvis veroorzaakte vulkaanuitbarsting wil begrijpen, moet het onderbewuste van de naoorlogse jeugd onderzoeken.
Een groot deel van die verklaring lag in het generatieconflict tussen de vooroorlogse en naoorlogse generatie. Een goede illustratie daarvan waren de reacties op Elvis’ eerste tv-show bij Ed Sullivan in 1956. Nadien stroomden bij die zender duizenden klaagbrieven binnen. Vele Amerikanen vonden Elvis’ optreden een ‘striptease-act met kleren aan’, het zou ongepast zijn. Tegelijkertijd vielen duizenden smeekbedes op de mat, met de vraag of Elvis nogmaals kon optreden. Het leidde tot een compromis. Elvis zou alleen ‘from the waist up’ gefilmd worden. Daarmee kwamen zijn ‘obscene’ heupbewegingen niet in beeld en konden de tieners ook tevreden zijn. Die Ed Sullivan Show bereikte een recordaantal van 54 miljoen kijkers.
Dit laat goed de botsing tussen de twee generaties zien. Door de beproevingen van de depressiejaren en de oorlog voelde de vooroorlogse generatie zich verplicht leiding te geven aan de jeugd. Het zou gaan om veiligheid, houvast, materiële welvaart, orde en overzicht. Maar als kinderen van het economische succes hing de schaduw van de oorlog niet meer over hen. Daardoor kwamen andere behoeften opzetten, zoals een vrijere muziekexpressie, genieten van het leven en de bevrediging van hun erotische verlangens.
Doordat Elvis een lichamelijk-seksuele relatie aanging met zijn muziek, speelde hij daarop in. Op het ritme van de muziek maakte hij suggestieve bewegingen met een seksuele ondertoon. Onbewust triggerde hij die seksuele onderlaag. Bij elke heupbeweging gaf het publiek meer uitzinnige reacties.
Bang dat hun dochters door de Eros bedorven werden, keerde de vooroorlogse generatie zich aanvankelijk tegen Elvis. Ook in Nederland schreef het Algemeen Dagblad in 1956: ‘Hij zingt met de overtuiging van de negerprediker (...) in alles is de ondertoon van een seksuele geladenheid te horen (...) Het is primitief en bezeten.’ De Telegraaf schreef over de ‘ketelmuziek’ van een ‘muzikale charlatan’. Maar deze reacties bereikten juist het tegenovergestelde. De wrijving tussen de generaties leidde tot een extra geladenheid waardoor Elvis een hele generatie elektrificeerde.
Zijn charisma kwam voort uit een verlangen naar bevrijding. Elvis presenteerde een cultureel totaalpakket. Zijn stijl, looks en gedrag leidden tot navolging die de tieners een nieuwe wereld voorspiegelde. Met nummers als I Don’t Wanna Be Tied en I Want To Be Free verwoordde Elvis dit gevoel. De zanger Bob Dylan zei hierover: ‘De eerste keer dat ik Elvis hoorde, was alsof ik uit de gevangenis werd bevrijd.’ Via de omweg van de representatie van Elvis, werden de geblokkeerde onderliggende structuren van de tieners bevrijd door de nieuwe betekenis van de jeugdcultuur. Elvis mixte seks, rassen, muziek en jeugd door elkaar.
Vanaf 1968 ging Elvis zich toeleggen op live-performances in Las Vegas. Daar perfectioneerde hij zijn shows. In zijn witte jumpsuits trad hij avond aan avond op. De drummers verhoogden de spanning. Zijn bewegingen en de rijkdom aan kleuren zorgden voor een sensorisch theaterspektakel. Op het hoogtepunt van de vervoering klonk plots zijn exit-statement ‘Elvis has left the building’. Daarmee liet hij zijn publiek betoverd achter, hunkerend naar meer. Hij was een massakunstenaar par excellence.
Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest het op Blendle.
In het artikel lees je meer over Johnny Cash en Elvis. ‘Achteraf gezien speelden beide heren in op twee aparte kunstdriften. Elvis op de verlangens van de tienergeneratie, Cash op de schaduwkant van de samenleving.’