‘Als mannen gefrustreerd raken, gaan ze dingen slopen’
‘Ik greep het onschuldige instrumentje bij het magere nekkie en sloeg het bam! klap! krak! drie keer tegen de muur, volledig naar z’n grootje’
Frustratie. Een heel vervelend gevoel is dat. Die woede, dat verdriet. Omdat je niet gezien wordt, niet gehoord. En dat kropt zich maar op, tot de stoom je uit de oren slaat. Ja, echt heel naar. En als mensen – correctie: mannen – gefrustreerd raken, gaan ze dingen slopen.
Heb ik ook weleens gedaan, uit frustratie iets slopen. Al een tijd terug, hoor. Een jaar of elf, twaalf geleden. Ik weet niet eens meer precies waarom. Iets met een meisje, gok ik. Mee afgesproken in een café, zij komt niet opdagen, ik met m’n goede gedrag en m’n blauwe ballen naar huis, zoiets. Maar het kan net zo goed geweest zijn dat bij de supermarkt m’n favoriete chips uitverkocht waren. Echt, ik kan het me niet herinneren. Totaal onbelangrijk dus, achteraf gezien, maar dat heb je vaker met frustraties.
Ik weet nog wel dat ik thuiskwam, in mezelf vloekend, waarschijnlijk zo van kuthoer dit, tyfuswijf dat, of, als het de chips waren, tering-Albert Heijn zus, graf-Jumbo zo. Gebalde vuisten, maar niemand om een stomp te verkopen, al zou ik dat toch niet durven. En wat zag ik toen op de bank liggen? M’n ukelele. Een goedkoop dingetje was het. 30 euro, 40 maximaal. Gekocht in een opwelling. Leuk voor erbij als je al gitaar kan spelen, want zo’n ukelele werkt op twee snaren na om en nabij hetzelfde.
Och, de ukelele. Zo’n klein, vrolijk instrumentje. Natuurlijk, de serieuze muziekliefhebber schijt erop, maar ploinkie-ploink een paar vrolijke akkoordjes op de ukelele en voor mijn geestesoog verschijnt direct een hele schare ongerept wonderschone Hawaïaanse dames met grasrokjes, bloemenkransen en kokosnoten-bh’s aan. Och ukelele, muzikale hangmat voor de ziel...
Op dat moment echter was ik niet in de stemming voor exotistisch getokkel. Nee, ik was gefrustreerd en wilde iets slopen. Zodoende greep ik het onschuldige instrumentje bij het magere nekkie en sloeg het bam! klap! krak! drie keer tegen de muur, volledig naar z’n grootje, helemaal aan barrels.
Ik voelde me meteen heel lullig. Want daar stond ik dan, met dat trosje aan vier snaren bungelende spaanders. Och, arme ukelele. En zag ik dat nou goed? (Toevallig weet ik iets van houtsoorten). Die goedkope ukelele van mij, was die nou niet van spaanplaat of multiplex, maar van heus knotwilgenhout gebouwd? Ja, ongetwijfeld. Och, edel, edel knotwilgenhout! Zo zonde! Tranen van berouw biggelden oven m’n wangen. Urenlang heb ik schaamtevol zitten snikken, om dat instrumentje, om dat bijzondere hout, maar troostte mezelf uiteindelijk met het idee dat het altijd erger kon. Dat ik ook – ik hield mezelf maar iets totaal gestoords voor – uit frustratie honderd eeuwenoude knotwilgen had kunnen kapotzagen. Dat zou pas zonde zijn. Daar zou ik me pas echt heel, héél erg voor schamen.
Ben jij ook zo iemand die graag haantje de voorste is? Mooi. Volg Nieuwe Revu dan op Facebook, dan krijg je de columns altijd als eerste te zien. Of abonneer op onze nieuwsbrief. Sturen we onze beste artikelen gewoon naar je toe.
- ANP