‘Eén moment van waanzin en nu is ze de Dolfijnbeklimster’
‘Waarschijnlijk had ze al de hele dag liggen bakken op dat strand en schurkte ze tegen een zonnesteek aan. Lichtelijk trippend van de bloedverziekende hitte’
Ik heb hoogtevrees. Niet dat ik bang ben om te vallen, nee, ik ben bang dat ik spring. Dat ik bovenop een flatgebouw sta en een fractie van een seconde m’n gezonde verstand verlies. A small step for man, a giant bloedvlek op het trottoir.
Op de begane grond kan eenzelfde soort vrees mij overvallen. In een uitverkocht theater, bijvoorbeeld. Een verstilde scène. Halina Reijn stiefelt in haar naakte niksie over het podium. Ik zou nu, zo flitst het door mijn hoofd, op kunnen staan en heel hard door die zaal schreeuwen: ‘HÉ HALINA, IK RUIK JE KUT!!!’ De angst slaat me om het hart. Wat als ik het er daadwerkelijk uitfloep? Wat als het over me komt als een eenmalige, kortstondige, niet binnen te houden aanval van Gilles de la Tourette?
Je kent die mop over Jan de schapenneuker wel. ‘Zie je die brug daar? Die heb ik gebouwd. Maar noemen ze mij “Jan de bruggenbouwer”? Nee. En zie je die toren daar? Heb ik ook gebouwd. Maar noemen ze mij “Jan de torenbouwer”? Nee. Neuk ik godverdomme één keer een schaap...’
Je knippert een keer met je ogen en voor de rest van je leven ben je de Damschreeuwer. Of die vrouw die met haar Allez Opi-Omi!-bord ruim vijftig Tour de France-renners tegen het asfalt dominode. Of de ‘Hé Halina, ik ruik je kut!’-roeper, dus. Waanzin, roekeloosheid, een onverklaarbare aandrang. Schreden waarop je niet terug kunt keren.
Afgelopen week dreigde er bij Zandvoort een spitssnuitdolfijn aan te spoelen en een blonde vrouw van middelbare leeftijd in een zwart bikinibroekje veranderde van het ene op het andere moment voor altijd in de Dolfijnbeklimster.
Waarschijnlijk had ze al de hele dag liggen bakken op dat strand en schurkte ze tegen een zonnesteek aan. Lichtelijk trippend van de bloedverziekende hitte en een koelbox rosé – drank is nooit een excuus, maar vaak wel een reden – hoort ze iets roepen over een dolfijn. Dolfijnen, dat vindt ze toch zulke prachtige, wijze, spirituele, ja, erotiserende dieren. Ze heeft er altijd al eens met een willen zwemmen.
Voor ze het weet staat ze in de branding. Daar! Daar zwemt het zeezoogdier van haar dromen! Euforisch stort ze zich op het vier meter lange, dodelijk verzwakte beest dat zojuist door een mannetje of acht terug de zee in is geduwd. Ze omhelst de dolfijn met beide armen, dronken van geluk. ‘Ik laat me door je meevoeren,’ brengt ze telepatisch over, ‘desnoods naar de diepste wateren, trek me onder, trek me onder...’ Ze slaat een been over het dier, probeert het te berijden als een paard.
‘Hé, doe ’s effe normaal!’ roept iemand. ‘Kankermongool!’ scheldt een ander. Met een telefoon wordt een filmpje gemaakt. Het filmpje komt op internet. De blote borsten van de vrouw zijn geblurd. Haar gezicht niet. Herkenbaar is ze, voor haar familie, vrienden, collega’s, buren, kennissen. Eén moment van waanzin, roekeloosheid, onverklaarbare aandrang en nu is ze de Dolfijnbeklimster. Onomkeerbaar, voor altijd.
Ben jij ook zo iemand die graag haantje de voorste is? Mooi. Volg Nieuwe Revu dan op Facebook, dan krijg je de columns altijd als eerste te zien. Of abonneer op onze nieuwsbrief. Sturen we onze beste artikelen gewoon naar je toe.