‘Kaartjes voor de dierentuin zijn niet goedkoop en je wil toch waar voor je geld’
‘Het kind wierp een blik op het in de tijd gestolde oermonster. Peuterde met een vinger in haar oor. En verder niks. Geen kik’
We waren met ons dochtertje van nog-net-geen-twee naar Artis. Voor het eerst naar een dierentuin. De meeste beesten kende ze enkel nog maar van kleurige illustraties in boekjes die we haar ’s avonds voor het slapengaan voorlezen. ‘Aap! Aap! Aap!’ roept ze en ze prikt met haar vingertje in de dikke kartonnen bladzijde. Of: ‘Fant! Fant! Fant!’ En als ze een leeuw of een tijger ziet: ‘RAUWRRR!!!’
Maar nu ze de dieren zo in levenden lijve pal voor zich had, waren haar reacties ingetogener. Bij de olifanten knipperde ze eerst amper met haar ogen. Totaal verbijsterd. Zoiets reusachtigs. Toen er ook een kleiner exemplaar bij bleek, wist ze de giganten terug te brengen tot een formaat dat binnen haar eigen belevingswereld paste. ‘Papa, mama,’ zei ze zachtjes en ze wees naar twee volwassen olifanten. En het kalf was natuurlijk de ‘bébé’. ‘Ja,’ zei ik, ‘precies zoals wij.’
De gorilla’s werden een kwartier lang zwijgend aangegaapt. Bij de snurkende leeuw dachten we haar ‘rauwrrr’ te horen fluisteren. Bij het aquarium met de zeeleeuwen huiverde ze even van schrik toen er een rob pijlsnel voorbij het onderwaterraam schoot. Maar het was een schrik die niet beklijfde, want ze bleef stilletjes met haar neusje tegen het glas geplakt staan kijken.
Schattig, maar we hadden het allemaal wat uitbundiger verwacht. Dus probeerden we grotere reacties aan het kind te ontlokken. Dat staat immers wel zo leuk op foto’s. Dat je later in het plakboek kijkt en kunt zeggen: ‘Kijk eens wat een topdag ze hier had!’ Kaartjes voor de dierentuin zijn niet goedkoop en je wil toch waar voor je geld. Dus gaven we het goede voorbeeld en slaakten kreten van opwinding en verbazing: ‘Oe, wat heeft die een rode billen!’ en ‘O, wat heeft die een lange nek!’ Het mocht allemaal niet baten.
Een verzorger kwam langs met een kruiwagen vol olifantenpoep. ‘Kijk eens, wat een enorme drollen!’ zei ik. Poep, drollen, kak, schijt, het zijn normaal gesproken haar favoriete onderwerpen. Maar ze keek van de hoop stront naar ons en weer naar de hoop stront zonder een woord te zeggen.
Onze laatste stop en hoop: het reptielenhuis. We hebben thuis een boekje met een krokodil. Als we het voorlezen, wrijft ze met een vinger over de tanden van het beest en gilt: ‘Au! Au! Au!’ Het vijf meter lange exemplaar dat zich hier in de klamme hitte ophoudt moet angstaanjagend genoeg zijn om het onze dochter te doen uitgillen. Doodstil drijft het in het water. De neusgaten net boven het oppervlak. Leer, tanden, schubben als brokken speculaas. Camera in de aanslag. Het kind wierp een blik op het in de tijd gestolde oermonster. Peuterde met een vinger in haar oor. En verder niks. Geen kik.
Als we tegenover Artis op een terras een kop koffie drinken, komt er een duif naast ons tafeltje een patatje van straat pikken. Onze dochter veert op, smijt haar stuk koek opzij, strekt beide handen uit naar het alledaagse dier en schreeuwt: ‘Fogol! Fogol! FOGOL!!!’
Ben jij ook zo iemand die graag haantje de voorste is? Mooi. Volg Nieuwe Revu dan op Facebook, dan krijg je de columns altijd als eerste te zien. Of abonneer op onze nieuwsbrief. Sturen we onze beste artikelen gewoon naar je toe.