Je bent vrij jong om al met een tweede biografie te komen. Vind je het prettig om over jezelf te praten?
‘Toen ik in 2011 voor twee jaar geschorst was wegens dopinggebruik, heb ik ook al een boek uitgebracht: Schoon Genoeg. Het is dus al de derde biografie, maar die eerste kwam uit in een periode dat ik helemaal niets kon zeggen. Mijn tweede boek, Het Gevecht uit 2015, was wel een interessant verhaal, omdat het gaat over wat ik in de sportwereld allemaal heb meegemaakt: de bloedzakken, de doping, de waanzin. Als je het als buitenstaander leest, dan denk je waarschijnlijk: oef, dat is veel. In Het Gevecht wilde ik die periode duiden en de absurditeit ervan vangen, als onderdeel van een verwerkingsproces. Hoewel er veel te doen is geweest (wielrenner Michael Boogerd noemde het een afrekening, volgens Frits Barend schond Thomas de zogenaamde kleedkamer-erecode, zijn oud-manager Jacques Hanegraaf wilde een verbod op een nieuwe druk van de bestseller, red.), was het uitbrengen van Mijn Gevecht het beste wat ik voor mezelf heb gedaan. Mijn nieuwe boek Koersen op geluk is veel meer een zoektocht: waarom ben je die persoon, hoe komt het dat al die dingen – doping, verkeerde vrouwen – gebeuren in mijn leven?’
Heb je het antwoord op je vragen gevonden?
‘Ik denk dat het komt omdat ik Rupsje Nooit genoeg ben. Als je topsporter bent, dan moet de focus echt alleen maar op je prestaties liggen. Maar ik ben heel snel afgeleid: hé, dit is ook leuk, dat is tof. Het was een soort gebied waar ik me langzaam in ging bewegen, wat in het begin niet zo opviel. Maar na verloop van tijd gingen de randzaken een steeds grotere rol innemen. Achteraf gezien denk ik dat ik niet heel geschikt ben voor topsport. Ik wil altijd meer, terwijl je als sporter heel gericht naar één doel moet toewerken. Dat gaat niet samen.’
Was je als kind al zo’n ongeleid projectiel?
‘Ik was het eerste kind van mijn ouders en mijn geboorte was heel moeilijk. Mijn moeder was pas zes maanden zwanger toen de vliezen braken en moest vanaf dat moment in het ziekenhuis blijven. Ik werd uiteindelijk vijf weken te vroeg geboren, helemaal blauw van kleur. Om in sporttermen te blijven: ik had een valse start. In de jaren daarna kwam ik traag op gang, over de kleuterklas deed ik drie jaar, wat misschien mijn drang verklaart om ergens heel goed in te worden. We woonden in het dorpje Dirkshorn vlakbij Schagen, waar ik een heel liefdevolle en beschermde jeugd had waarin sport best belangrijk was. Ik bleek al jong goed te zijn in wielrennen en wilde maar één ding: prof worden. Daar moest alles voor wijken, ik was echt geobsedeerd.’
Heb je nooit aan jezelf getwijfeld?
‘Ik weet nog dat ik op mijn dertiende al voor me zag hoe ik later de Tour de France zou gaan winnen. Dat was naïef, want ik wist helemaal niet wat daar allemaal bij kwam kijken. Maar ik denk wel dat die droom eraan heeft bijgedragen dat ik op mijn zestiende al een van de beste wielrenners ter wereld was. Als je op jonge leeftijd al weet wat je wilt gaan bereiken, dan ben ik ervan overtuigd dat het ook gaat gebeuren.’
Welk gevoel overheerste in je hoogtijdagen als wielrenner?
‘De beginperiode was heel mooi, omdat ik toen nog zoveel dromen had. Ik ging in een hotel in Italië wonen, trainde elke dag zo hard als ik kon en boekte het ene na het andere succes. Het ging allemaal redelijk vanzelf, maar tegelijkertijd zat ik in m’n eentje middenin een soort storm. Ik was ver weg van mijn familie, het geld stroomde binnen, vaak vlogen er journalisten in om mij te interviewen. Dat was hoe mijn leven er op dat moment uitzag, dus ik dacht dat het allemaal normaal was. Maar als er zoveel op je afkomt, dan kan er een soort verwarring ontstaan. Dat was het gevoel dat overheerste: ik was in de war.’
Je zegt in je nieuwe boek dat weinig wielrenners na het ontdekken van hun dopinggebruik zo hard werden aangepakt als jij. Waarom was dat, denk je?
‘Hoge bomen vangen veel wind. Ik was een jongen met een snelle auto en een grote mond, dus dan ben je een makkelijke prooi. Ik kon ook niet echt eerlijk zijn, want ik moest van hogerhand een soort bullshitverhaaltje houden. In mijn vorige boek heb ik dat rechtgezet, want anders blijft dat je toch je hele leven achtervolgen. Ik kan nu alles doen in de wielrennerij, wat niet mogelijk is als je nog leeft in een soort leugen.’
Koersen op geluk begint waar je vorige boek eindigde: wielrencarrière afgesloten, al je zondes opgebiecht, schone lei. Hoe was dat voor jou?
‘Het professionele wielrennen was voorbij, maar de extremiteit en de mateloosheid gingen gewoon door. De hogesnelheidstrein waar ik op zat, verminderde op geen enkele manier vaart. Het aanvallen van het wereldduurrecord, verhuizen naar Beverly Hills; er is geen moment adempauze geweest. Ik trok in Los Angeles in bij mijn veel oudere vriendin Nathalie. Zij is heel groot in de kunstwereld en heeft in het verleden films geproduceerd, maar ze heeft ook veel banden in de fashion. We vlogen de hele wereld af naar kunstbeurzen en filmevenementen en noem het allemaal maar op. Het was een baan op zich om dat allemaal mee te maken, want dat was allemaal een ver-van-mijn-bedshow. Ik ging eigenlijk compleet iemand anders z’n leven leiden.’
Een leven waarin het de normaalste zaak van de wereld was om te dineren met Ricky Martin of op skivakantie te gaan met Leonardo DiCaprio. Hoe was dat?
‘Leonardo heeft vijf jaar lang een relatie gehad met een vriendin van de dochter van Nathalie, dus die zagen we vrij regelmatig. We gingen ook vaak eten met andere Hollywood-sterren en eigenlijk waren dat allemaal hartstikke aardige mensen, maar ze leven wel in een heel kleine wereld. Ze zijn wereldberoemd, maar hun auto voltanken is een ander verhaal. De basale dingen uit het leven slaan ze over, want overal waar ze gaan is er publiek en worden er foto’s gemaakt. Daarom zijn ze eigenlijk vooral heel veel thuis. Hun bestaan is voor de buitenwereld heel groots, maar in werkelijkheid is het best intiem.’
Je beschrijft in je boek een gemiddelde dag in Beverly Hills: ‘Wakker worden in een prachtig hotel in South Beach, ons klaarmaken voor de lunch, eten, drinken, vrijen, douchen, even een hazenslaapje en hup, ons klaarmaken voor het diner.’ Dat klinkt zalig, maar ook erg leeg.
‘Het was perfect voor die tijd, want ik was verliefd op Nathalie en zij op mij. Maar uiteindelijk trok ik het niet meer. Je zit in een soort bubbel, met de hele tijd van alles ondernemen, elke avond drinken. Het ging maar door, ook omdat er altijd geld was.’
Betaalde Nathalie alles?
‘In het begin niet, je bent toch een man. Maar hoe langer ik in haar wereld zat, hoe meer ik me een jongetje begon te voelen. Het was zo groot dat ik daar financieel niet aan mee kon doen. Alleen al aan vliegtickets was ik 2,5 ton per jaar kwijt. Zo’n bedrag kon ik niet gewoon voor de lol ophoesten, want dan bleef er niet veel meer over. Zo kwamen er langzaam steeds meer kosten bij die Nathalie voor haar rekening nam. Uiteindelijk betaalde zij alle grote dingen, wat tamelijk ongemakkelijk is als je eraan gewend bent je eigen broek op te houden. Ik teerde op haar zak, maar het knappe van Nathalie was dat zij er goed in was om mij dat niet op die manier te laten voelen. Ik leefde haar leven, maar wel met mijn eigen identiteit en de ruimte om mezelf te kunnen zijn.’
Zagen de mensen in haar omgeving jou als een golddigger?
‘Als oudere mannen iets krijgen met een veel jongere vrouw, dan is dat vooroordeel negen van de tien keer waar. Dat zullen mensen bij ons ook vast hebben gedacht, want het leeftijdsverschil was echt groot. Nathalie is achttien jaar ouder dan ik, maar voor mij voelde ze als een klein meisje. Ze was machtig en rijk, maar ze had ook heel veel problemen en die wilde ik voor haar oplossen. We waren echt verliefd en vielen elke avond in elkaars armen in slaap. Haar geld speelde daarbij voor mij geen enkele rol.’
Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't via Blendle of in de nieuwste Revu.
- Frank Ruiter, ANP